Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tabernakeldienst (286)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tabernakeldienst (286)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vergun ons als we u iets uit ons eigen leven meedelen, hoe het gescheurde voorhangsel voor ons persoonlijk bijzondere waarde heeft gekregen. Hoewel we aanvankelijk om verschillende oorzaken aarzelden hierover te schrijven, gaven de woorden uit de berijmde 103 e psalm: ‘Vergeet nooit één van Zijn weldadigheden, Vergeet ze niet; ’t is God Die z’u bewees’, ons vrijmoedigheid om dit niet voor onszelf te houden.

Een bijzonder getuigenis dat we niet mogen verzwijgen

Ruim een jaar geleden maakten we een onverwachtse val, met als gevolg een nare breuk in onze bovenarm, hetwelk gepaard ging met pijnlijke complicaties, verergering van hart falen en zenuwpijnen. Allereerst willen we opmerken dat onze diepe val in Adam een vreselijke, ellendige, dodelijke en een ongelukkige val is waardoor we vijanden van God zijn geworden, dood liggen door de misdaden en zonden en verdoemelijk voor God in Adam zijn. Maar we kunnen door genade ook zeggen dat we deze onverwachtse val op zaterdag voor Pinksteren 2021, waarvan we de gevolgen waarschijnlijk blijvend ondervinden, een zalige en gelukkige val noemen. Aanvankelijk voelden we ons erg verdrietig, omdat we niet wisten wat de Heere ons hiermee te zeggen had. We werden temeer door Gods wet overtuigd dat we een verloren en verdoemelijke zondaar waren en leefden in geen bestaansgrond voor de volmaakt heilige en rechtvaardige God te hebben. Alle gronden ontvielen ons en we lagen op bed als een gans schuldige zondaar omdat de Heere van Zijn heilig recht niet kon afstaan en smeekten Hem om vrije genade. Zo gingen we de Pinkstermorgen in met een aanhoudend smeken of de Heere de reden wilde meedelen of er behalve al mijn zonden ook een verborgen zonde oorzaak was van onze val, en of Hij ons vergeving wilde schenken in het bloed en de Geest van Christus.

Nooit zullen we vergeten hoe de Heere toen overkwam in Zijn Vader lijke liefde en ons vertroostte met de volgende woorden: ‘Uw krankheên kent en liefderijk geneest.’ Hoewel we niet weten of dit voor ons lichaam of voor onze ziel of op beide van toepassing is, laten we dit liever aan de Heere over. Dit weten we wel dat de Heere ons verzekerde dat het een Vaderlijke kastijding was. Wat een onbegrijpelijk wonder was het toen God de Vader ons leidde in het borgwerk van Christus, Die Zichzelf in de eeuwigheid had aangeboden om voor ons op aarde te komen om te lijden en Zijn bloed te storten als een Verzoening voor onze zonde (1 Joh. 4:10). God de Vader was als Rechter volkomen voldaan op grond van Christus’ borgwerk en paste Zijn gerechtigheid aan mijn ziel toe. Het is niet te zeggen wat een groot wonder dit voor ons werd en welk een zalige rust en vrede dit in ons veroorzaakte om door Christus’ Geest gereinigd te zijn in en door Christus’ bloed en bekleed te zijn met Zijn gerechtigheid.

Vrienden, we zijn ons bewust dat we de gevoelswaarde hiervan niet recht kunnen omschrijven, maar dit willen we er wel van meedelen dat Christus’ Middelaarswerk meer waarde voor ons kreeg dan ooit te voren. Het is dan ook niet te zeggen wat een onbegrijpelijk wonder er toen plaatsvond, omdat God de Vader ons in Christus wilde ontmoeten en ons verzekerde dat Hij in Zijn offer volkomen voldoening voor ons had gevonden. Het is een niet te bevatten wonder, temeer toen de volgende woorden persoonlijk voor ons waarde kregen: Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan, omdat we dit zelf uit Zijn mond hoorden! (Exod. 12:13; Ps. 56:10b,11). Vaders liefde was als een brandend vuur dat de liefdesvlam in ons deed ontvlammen, en de vuile, onreine dampen als opstand, moedeloosheid en onverenigdheid diep deed onder houden. Deze liefde maakte ons van een leeuw een lam, van een hellewicht een gespeend kind van de allerhoogste Heere en Vader (Ps. 110:3; 131:2). Door deze hartinnemende liefde wilden we niet weten waarom Vader zo met ons naar Zijn voorzienigheid wilde handelen, maar de onbegrijpelijke wegen deden ons wel uitroepen:

Diepe wijsheid zijn Uw paden; wijsheid zonder eind of paal

Zijn, o hoge God, Uw daden, zijn Uw wegen altemaal!

Zijn ze zuurheid, zijn ze zoetheid, wij aanbidden, zwijgen stil,

Want de wezenlijke goedheid, maakt het goed, met dat zij ’t wil.

Deze liefde veroorzaakte vrede en vergenoegdheid in het kruis wat door de Heere was opgelegd, omdat Hij ons verzekerde dat het een Vader lijke liefdeskastijding was. Onze kamer werd toen de binnenkamer van de Koning, een gewijde plaats, een huis Gods en het hemelse voorportaal (Hoogl. 1:14). De Heere bracht ons Zijn geschonken belofte toen we achttien jaar waren levendig in herinnering: In een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE, uw Ontfermer. Want dat zal Mij zijn als de wateren Noachs, toen Ik zwoer dat de wateren Noachs niet meer over de aarde zouden gaan, alzo heb Ik gezworen dat Ik niet meer op u toornen, noch schelden zal (Jes. 54:8,9). Destijds viel het licht op het woordje ‘Ik’ meer op Christus, Die Zich toen in Zijn oneindige liefde als de vernederde en verhoogde Middelaar aan ons openbaarde. Maar nu na 50 jaar viel het licht hoger en dieper op hetzelfde inhoudsvolle woordje ‘Ik’, namelijk op God de Vader. Onbegrijpelijk wonder van vrije genade! God de Vader openbaarde Zich als een eedzwerend Verbonds-God dat Hij nooit meer op ons zal toornen noch op ons zal schelden, en verzekerde ons van Zijn verzoenende en schuldvergevende liefde in Christus.

We hebben verschillende keren over het levende geloof geschreven, maar hoe dierbaar en zalig is dit levende geloof als Gods Geest het in beoefening brengt en we de dierbare inhoud gelovig mochten ervaren! Alleen het levende geloof in de onschuldige en toch veroordeelde Jezus maakte Hem voor ons zo dierbaar, heerlijk en beminnelijk. Wij werden toen niets en Jezus alles, en wilden Hem met ons hele hart en leven eren en prijzen tot in eeuwigheid. We riepen toen in stille verwondering en verzekering uit: Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt (Rom. 8:34). Daarom stemmen we met Paulus in dat niets en niemand ons kan en zal scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus, onze Heere! (Rom. 8: 38,39).

We kunnen van deze nooit in mensenwoorden te omschrijven Godsontmoeting in Christus meedelen dat dit gepaard ging met een vrede die alle verstand te boven gaat. Vrede met God –eeuwig wonder voor hellewichten– door onze Heere Jezus Christus (Rom. 5:1). Christus zweeg voor Zijn beschuldigers en aanklagers, onder wie ik er een van was, Die nu onze Voorspraak is bij de Vader. Christus spreekt altijd vóór en niet tégen ons; Hij leeft altíjd om voor óns te bidden; Hij is niet tégen maar vóór ons en wie zal dan tegen ons zijn? Christus roept met Zijn bloed en voorbede om Vaders barmhartigheid in al onze verdrukkingen. Hierdoor versterkte de Heere ons in alle pijnen en ongemakken, en vertroostte ons met een welkom groet, een vredegroet en een liefdesgroet. Daarop stemden we in met de woorden van Daniël: Mijn Heere spreke, want Gij hebt mij versterkt (Dan. 10:19). Tevens gaf Christus’ Geest verlangens om verlost te worden van ons boos bestaan wat we omdragen. We riepen uit: ‘Heilig mij, heilig mij, ik moet heilig zijn als Gij’. Maar o wonder, tot onze troost openbaarde God de Heilige Geest Zich ook als onze Trooster en Verzegelaar, Die ons gegeven is om ons in Christus te bewaren en ons te bedelen met een eenswillende ziel om ons aan Vaders wil onvoorwaardelijk over te geven met alle genegenheid en liefde, langs welke weg Hij ons ook leiden zal. We hebben wat uitgeroepen: ‘Drie-enig God, U zij al d’eer.’ Het bovenstaande werd ons nader verklaard tijdens een onvergetelijke doopsbediening.

Een terugblik op onze doopsbediening

We willen u meedelen hoe we bepaald werden bij onze doopsbediening toen we ruim twee jaar oud waren. Ook al hebben we vanzelf niet in ons geheugen hoe dit is gegaan, maar de Heere gaf na 65 jaar de troost ervan te ervaren van het toen opgelegde zegel aan onze doop. Nooit eerder hadden we dit zo bewust ontdekt gekregen als nu in een tijd van allerlei beproevingen.

De ruimte laat het niet toe om dit uitgebreid te vermelden, maar we willen volstaan met de troostvolle verzegeling van onze doop in de Naam van God de Vader. Dikwijls hebben we het formulier voorgelezen om de Heilige Doop aan de kinderen van de gemeenten te bedienen, maar nu was het dat Christus met de stralen van de Zon der gerechtigheid daarop scheen, zodat de zwarte letters in het formulier van de Heilige Doop als gouden letters werden, en de inhoud als zoete honingdruppels die tot vertroosting dropen op en in onze ziel:

‘Want als wij gedoopt worden in den Naam des Vaders, zo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van alle goed ons verzorgen, en alle kwaad van ons weren, of ten onze beste keren wil.

Wat een Goddelijke verzekering kwam hierin mee, om gelovig te weten dat God de Vader onze Vader om Christus wil zijn en ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt! Wat een gouden, heilige, troostvolle woorden: ‘Ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt!’

Onze doop in de Naam van de Drie-enige God kreeg toen op bijzondere wijze waarde zoals nooit tevoren. We verstaan nu nog méér wat dr. H.F. Kohlbrugge schreef in ‘De Taal Kanaäns’, ofwel: ‘Een gesprek tussen twee reizigers naar de eeuwigheid’ over zijn doop. Op de vraag wat voor drie stippen hij op zijn voorhoofd had, gaf hij als antwoord: ‘O, deze zijn ook nog uit mijn jeugd. Toen ontving ik drie waterstralen als een merkteken en een zegel, dat mijn Koning mij toen reeds gegeven heeft als een bewijs dat Hij mij onder Zijn schapen telt. Daar heb ik pas later veel troost van gehad, en heb die tussenbeide nog. Ik denk er echter niet altijd aan.’ Tot zover dr. Kohlbrugge. Ontroerend, om een geheiligd verbondsrecht te verkrijgen dat door God de Vader is uitgedacht, door Christus’ bloed is gekocht, door Gods Geest is verzegeld en door vrije ontferming aan ons hart werd geheiligd. Ons hart is er vol van nu we hierover schrijven, omdat de liefde van een Drie-enig God zo onverdiend groot is dat we wel wensen om Hem eeuwig de eer te kunnen geven. Wat zal de eeuwigheid zijn om de Drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest te prijzen, en te zwemmen in de eindeloze oceaan van Zijn liefde zonder bodem en zonder strand! We willen deze vreugde van Christus in onze pijn, hulpeloosheid en ongemakken niet ruilen voor alle wereldse vreugde, omdat we gewaar worden dat onze dierbare Heere Jezus dit zoete kruis niet verkeerd op ons heeft gelegd. Het is daarom niet óns maar Zíjn kruis (Matth. 11: 29,30). Zouden we dan zwijgen over de liefde van God de Vader, over de liefde van God de Zoon en over de liefde van God de Heilige Geest? Nee, dat duldt de Heere niet, en daarom wij ook niet! Zouden we dit niet geschreven hebben, we zouden de duivel en zijn handlangers een vriendendienst hebben bewezen. We zouden een valse getuige zijn als we zouden ontkennen dat Christus eigenhandig ons eigendomsbewijs met Zijn bloed had ondertekend. De vijanden van onze ziel hebben buiten hun bedoeling om ons meer gezegend gemaakt en ons in een zoetere bezitting van Christus gesteld dan ooit te voren. Hierdoor zijn we tevreden met wat Hij ons aan kruizen oplegt. Onze lezers begrijpen nu wellicht beter waarom we schreven over een gelukkige, zalige val. We willen ook niet ontkennen dat we begeerten hebben om ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste. Ja, amen! Wanneer, Heere? Leer ons Uw raad uitdienen. God zegene het aan het hart van onze lezers: Want deze God is onze God eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot den dood toe (Ps. 48:15). God gedenkt aan Zijn verbond ook in deze tijd. Smeek dan: ‘Zo doe Hij ook aan mij!’

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De tabernakeldienst (286)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's