De ramp van 1953
Battenoord
Reeds in 1455 werd de polder Battennoord ingedijkt. De naam werd al gauw met slechts één letter N geschreven, op oude kaarten nog met twee. De gemiddelde Nederlander zal wel nooit van deze naam hebben gehoord ook al ligt het aan de zeer wel bekende Grevelingen. Het haventje van Battenoord was voor het dorp Nieuwe Tonge van grote betekenis. Tot 1966 behoorde Battenoord tot de zelfstandige gemeente Nieuwe Tonge. Na die tijd was het Middelharnis wat de klok sloeg.
Afgezien van de economische betekenis zou het vroegere Battenoord waar heel veel landbouwprodukten werden verladen, bezat de omgeving een grote aantrekkingskracht bij zwemliefhebbers uit Nieuwe Tonge, Dirksland en zelfs uit Middelhamis en Sommelsdijk. Vooral de getijdewerking speelde daarbij een rol, maar na de afsluiting van de Grevelingen in 1971 verviel dat altijd weer boeiende verschijnsel van eb en vloed. Men ging daar vóór de afsluiting ook wel een maaltje krukels (alikruiken) zoeken. Tegenwoordig ondergaat Battenoord een recreatieve ontwikkeling echter op een verantwoorde schaal naar verhouding tot de plaats.
BEKENDHEID Battenoord kreeg ineens een veel grotere
Battenoord kreeg ineens een veel grotere bekendheid toen ook het plaatsje geteisterd werd door de grote Ramp van 1 februari 1953. Dat zo'n klein plaatsje zoveel slachtoffers aan de wilde zee moest afstaan was een droef en vreselijk lot. Onder de bewoners van de Battenoordsedijk waren 27 slachtoffers te betreuren en op Battenoord zelve 8. In deze omgeving kwamen echter nog meer mensen om het leven die er niet woonachtig waren.
Omstreeks half vijf moet de buitendijk van de polder Battenoord op vele plaatsen tegelijk doorgebroken zijn. Er vormde zich een enorme vloedgolf die met grote kracht over en door de Battenoordsedijk sloeg, daarbij ook de Hanendijk praktisch vernielde en het Noordland en Klinkerland geheel overstroomde.
Op de boerderij van Izaak Vreeswijk, gehuwd met Klaasje van der Linde, staande aan de Battenoordsedijk werd op 31 januari 1953 de verjaardag gevierd van de man des huizes. Zij hadden drie kinderen: Francina (Sina genoemd), Jacob en Jacomijntje (Mies genoemd). Het hele gezin zat die avond thuis. De vriendin van Mies, Lenie van Prooijen, eveneens woonachtig te Nieuwe Tonge was ook aanwezig. Mies en Lenie gingen beiden op school in Dordrecht. Buiten raasde de storm waar bijna niet
est Buiten raasde de storm waar bijna niet tegenop getornd kon worden. Maar binnenskamers bij de brandende kachel had men daar geen last van. Vreeswijk zal die avond de paarden nog hebben gevoerd ad zoals te doen gebruikelijk was, waarna hij e weer gezellig bij de familie ging zitten. Toen de avond om was gingen ze allen naar bed. Ook Lenie van Prooijen. Zij was te gast en met dat akelige noodweer eg kon ze maar beter op stee van Vreeswijk ig Sina had om bepaalde redenen de wekker blijven dan naar Nieuwe Tonge gaan. g op vier uur gezet maar voor vier uur werden ze reeds gewekt omdat er acuut ugevaar n een mum van tijd was iedereen opgestaan bestond voor overstromingen. In n en had iedereen zich vlug aangekleed. De het moeder, de twee dochters en de logé jk haastten zich de Batten-oordsedijk op en liepen in de richting van Battenoord. De vader en de zoon gingen eerst nog andere bewoners, onder wie de fainiüe Buijs, waarschuwen voor het grote gevaar dat hun te wachten stond. Erg ver zijn ze niet gekomen want ze werden door het water genoodzaakt terug te keren naar hun eigen boerderij. Wadend vonden zij de weg terug door de Havenweg en gebruikten de daar staande telefoonpalen als baken. Deze palen konden Vreeswijk en zijn zoon Jacob in de donkere en spookachtige nacht amper ontwaren. Zij keerden terug naar hun boerderij en begaven zich naar boven. De hond was al door Sina naar boven gestuurd.
De vier vrouwen waren terecht gekomen bij het spulletje van Henk Jan Vreeswijk. Zij waren in de verte familie van elkaar. Henk Jan Vreeswijk was gehuwd met Anna Nooteboom. Zij hadden vier kinderen: Krijna, Piet, Paulus Johannes en Arend. Zij woonden daar in vrede en in üefde met elkaar.
Hun rust werd echter door die Rampnacht volledig verstoord en hun vertrouwde stek moest plotseling worden gedeeld met vele mensen die hun toevlucht zochten bij Vreeswijk. Er kwamen steeds meer mensen aangelopen en werden zonder enige gereserveerdheid binnengelaten. Twee jongens van de familie Buijs uit de Havenweg voegden zich bij hen. Ook bakker Breen, installateur Arie Th. Schippers, Jan Koppenaal, Leen Bruggeman en een zoon van de familie Dorst klopten allemaal aan bij Henk Jan Vreeswijk. Voorts was ook Cor Vreeswijk met zijn vrouw Manna Osseweijer met hun twee jongens Henk en Kees binnen gekomen! Daar stonden zij.
Niet lang daarna kwam er water binnenshuis wat de reden vormde om met zijn allen naar boven te gaan. Voor zoon Piet was dat niet zo gemakkelijk daar hij aan een been derdegraads brandwonden had opgelopen. Maar ook deze vijftienjarige knaap wist boven te komen. Men stond op een gegeven moment allen
Men stond op een gegeven moment allen rondom het trapgat. Toen begon het door de storm opgejaagde water met een verwoestende kracht te beuken tegen de boerenwoning en schuur waarin zich 21 mensen in grote nood bevonden. Een groot gedeelte van het woonhuis en de schuur stortte in. Op eens stonden zij op een open gekraakte zolder. Men kan slechts gissen hoe groot de angst was van al die mensen die daar verbleven. Toch brak er geen paniek uit, verklaarde Piet Vreeswijk, die tegenwoordig lid van de gemeenteraad van Middelhamis is voor de SGP.
Na enige tijd begon het restant van het eens zo waardevolle boerderijtje min of meer te wiebelen. Door onderling overleg werd het besluit genomen om op het dak te klimmen. Dat kon alleen via het dakraam. Enige marmen van de groep gingen eerst om een funk gedeelte van de pannen van het dak te gooien. In rap tempo werden de dakpannen naar beneden gegooid. Maar voordat zij hun toevlucht op het dak zouden nemen dreef een stuk van een zoldering voorbij waarop Jan van Zielst met een kind zat die luid om hulp riep. Hoe moesten zij toch helpen als ze zelf zo dringend hulp nodig hadden? Leen Bruggeman scheen met zijn zaklantaarn (het enige licht dat ze nog hadden) in de richting van het vreemdsoortige vlot dat voorbij dreef. Gelukkig kwam het later terecht op de boerderij van Cor Vreeswijk alwaar zij zich in veiligheid wisten te brengen.
Het moment was aangebroken dat men van de zolder naar het dak ging. Iedereen wurmde zich door het dakraam naar buiten al of niet geholpen door de jongere mannen die de groep rijk was. Toen ieder een plaatsje had ingenomen bleek echter dat het ook daar niet veilig genoeg was. Het water stroomde om het huis en de schuur, de stormwind gierde vanaf de achterkant en beide natuurelementen brachten steeds meer schade toe aan het wankele restant van het boerderijtje. Mede door deze barre omstandigheden had Willem de Gast zijn vrachtauto op de Battenoordsedijk niet verder kunnen krijgen dan tot de plaats waar het huis en de schuur van Henk Jan Vreeswijk stonden. Juist waar de gelukkig onbeladen auto was gestrand werd het toestromende water over de dijk enigszins naar twee kanten geleid en werd het middengedeelte van huis en schum^ ietwat beschermd tegen de ondermijnende krachten van het natuurgeweld. Het geheel begon te wiebelen en deze bewegingen brachten de mannen op het idee om van het dak af te gaan en plaats te nemen op de laadbak van de vrachtauto die schuin onder hen stond.
Iemand heeft zich laten zakken en wist uit de auto een stuk touw te vinden dat sterk en lang genoeg was om de als gevangenen uit hun verblijf te kunnen verlossen. Het touw werd stevig aan de panlatten vastgebonden en één voor één moest men met behulp van dat touw naar beneden zien te komen en op de vloer van de laadbak te gaan staan. Vrouwen en kinderen werden bijgestaan door Henk Jan Vreeswijk en zijn mannen. Vreeswijk zelf nam met de kleine Arend op zijn schoot plaats in de cabine. Piet ging op het rechterspatbord zitten en hield zich vast aan de achteruitkijkspiegel. Op zijn schoot hield hij zijn achtjarige broer Paulus beet. Na deze verplaatsing van het dak op de auto stond of zat ieder met zijn eigen gedachten. De kleine Paulus vroeg aan Piet, die vijftien was, "hoe zal het nu niet mijn konijntjes zijn?" Wat een voorbeeld van tere bezorgdheid van een kind dat zelf in feite de dood voor ogen had! Het ontbrekende daglicht verhoogde het algemene gevaar waarin al die mensen verkeerden. Een van de meisjes, de zestienjarige
Lenie van Prooijen verloor haar evenwicht en viel van de vol met mensen staande auto in het ijskoude water. Haar vriendin. Mies Vreeswijk, wilde haar te hulp schieten maar ook zij viel van de laadbak af het water in. Beide vriendinnen werden een prooi van het woest tekeer gaande water en zouden hun val niet overleven... Onder de auto stond ongeveer een meter water.
Wat een verslagenheid moet dat teweeg gebracht hebben bij een ieder die zich op de laadbak van de auto bevond, in het bijzonder voor de moeder en de zuster van éénn der slachtoffers. Allen stonden ontredderd op dat kleine stukje van de wereld dat slechts bestond uit een houten vloer van een vrachtauto. Gelukkig dat die er nog stond zou men achteraf kunnen concluderen maar de auto begon een beetje weg te zakken en vormde rüet langer het reddend vlot waarop al die mensen in een gierende storm met temperaturen die niet veel boven de nul graden Celsius lagen. Zij konden niets anders doen dan weer teruggaan naar het schuine dak waarvan nog meer dakpaimen moesten worden afgeworpen om iets meer ruimte te krijgen en ook om het gewicht van het dak wat te verminderen daar de last van de mensen zelf te samen al niet gering was.
Daar stonden zij, sommige biddend maar allen hopend op redding. Maar wie zou hen kunnen redden? Iedereen in de hele omgeving verkeerde in nood. Het gevaar dat het schamele restant van de kleine hoeve zou instorten was levensgroot maar daar mocht men lüet aan denken. Eindelijk werd het een beetje licht.
Een nieuwe dag brak aan gedateerd 1 februari 1953!
Het daglicht werd van lieverlee wat sterker. Dat gaf nieuwe hoop.
Vanaf Battenoord kwam een aantal mannen lopend in hun richting. Zij hadden een lang touw bij zich en eenmaal bij het spulletje van Henk Jan Vreeswijk te zijn aangekomen moest men één voor één van het gehavende dak afkomen en stevig aan het touw vastgrijpen en dat touw ook vast blijven houden! Achter elkaar al knijpend in het touw vertrok de lange stoet over een schraal stukje asfalt ter breedte van een tot anderhalve meter dat van het wegdek was overgebleven. Aan beide zijden zwiepte het water over hen heen en de tocht die 200 tot 250 meter lang was, leek wel uren te gaan duren. Sina Vreeswijk trok in haar gedachten een parallel met de tocht van het Joodse Volk door de Rode Zee om de ellende van hun bestaan in Egypte te kunnen ontlopen. Piet Vreeswijk werd door zijn vader
gedragen en zou het beeld van de ondergelopen polders nooit meer vergeten. De geredde mensen vonden allen een open deur in de woning van de Dijkbaas Kees Lugtenburg. Die woning kon worden beschouwd als een oase van rust te midden van het ruwste weer dat men maar bedenken kon. Daar kwam men wat op verhaal.
Na zich enigszins gerealiseerd te hebben welke verschrikkingen zij die nacht hadden doorstaan, deden zich weer andere problemen voor. Sina Vreeswijk leed aan suikerziekte maar zij had geen insuline bij haar en zij had bovendien nog niets gegeten. Wat nu?
Gelukkig had iemand gezien dat haar vader Izaak Vreeswijk en haar broer Jaap boven in hun woning waren gezien en dat bericht nam een deel van smart en onzekerheid weg.
Helaas raakte Siena de volgende morgen in coma en op die maandagochtend werd ze noodgedwongen per brancard te voet over het gors van Battenoord naar Herkingen gedragen. Wie waren die dragers? Dat werd voor hen een zware tocht maar de hulpverleners bereikten Herkingen van welke plaats de ernstig zieke dochter van Vreeswijk per auto naar het ziekenhuis te Dirksland werd vervoerd. Dat was daar over de dijken nog mogelijk. De polder het Oudeland van Dirksland was gelukkig niet onder water gelopen. Ware dit wel het geval geweest dan had er nog veel meer ellende over de Flakkeese bevolking gekomen. Dokter Jessurun, de internist van het ziekenhuis ontfermde zich over de patiënte. Hij zei: "dat krijgen we wel in orde!" Na een maand werd Siena Vreeswijk uit het ziekenhuis ontslagen en kon zij zich bij haar familie voegen die inmiddels in Dirksland was gaan wonen. Maar Mies Vreeswijk en haar vriendin
Maar Mies Vreeswijk en haar vriendin Lenie van Prooijen konden slechts voortleven in de wrange herinneringen aan die verschrikkelijke nacht op de Battenoordsedijk. Op de Battenoordsedijk no. 3 woonden toen een broer en zuster van Izaak Vreeswijk. Zij waren beiden ongehuwd. Paul heeft zich kunnen redden op de hooizolder van de schuur maar zijn zuster Jannetje Adriaantje is jammerlijk verdronken. Zij werd 57 jaar.
De meeste van de mensen die op Battenoord waren gestrand, volgden eveneens het smalle pad dat over het genoemde gorsgebied liep en vertrokken te voet naar Herkingen. Men kon op Battenoord niet blijven want de voedselsituatie en de watervoorziening liet dat in die eerste dagen niet langer toe. Piet Vreeswijk herinnerde zich nog dat hij op een handkar moest worden vervoerd waarop zijn broertje Arend en nog een oude vrouw geplaatst werden. Om de kar te duwen en te trekken was een zwaar karwei, immers de grond was totaal doorweekt! Het was en barre tocht.
NIEUW LEVEN
Te midden van de verschrikkingen en de onoverzichtelijke toestand aan de Battenoordsedijk werd op 2 februari een jongetje geboren. De geboorte vond plaats op 'Hoeve Katendrecht' van het echtpaar Marinus Groenendijk en Hendrica de Huichelare. Alle huisgenoten waren in de eerste Rampnacht naar boven gevlucht. Niet alleen de man en zijn hoog zwangere vrouw, maar ook hun kinderen Henk, Piet en Jan en vader Jan Baptist de Huichelare vluchtten naar boven. De Huichelare was tijdens de Eerste
De Huichelare was tijdens de Eerste Wereldoorlog uit België gevlucht maar dat gebeurde in totaal andere omstandigheden om te vluchten dan die in 1953 voor het vijandige water in het eigen huis.
Op de tweede dag, 's maandags dus, diende de kleine Marinus, zoals hij later gedoopt zou worden, zich aan in een kraambed tussen de zakken tarwe. Zonder vroedvrouw, zonder dokter zoals bij de natuurvolken in vroeger eeuwen. De aanstaande vader wist niet zo gauw hoe hij in deze omstandigheden diende te handelen. Maar goede raad kan soms erg goedkoop zijn. Naast de familie Groenendijk woonde de familie Kas. Beide families leefden op goede voet met elkaar. Door het dakraam liet Marien aan vrouw Kas weten wat er aan de hand was. Zijn geroep werd beantwoord: "zolang mogelijk de navelstreng afsnijden!!" riep vrouw Kas door de nog altijd stormachtige wind. Groenendijk zag kans om in een testje
Groenendijk zag kans om in een testje wat smeltwater van de neervallende hagel- en sneeuwbuien op te vangen. Ook stond er boven een gevuld petroleumstel. Zodoende kwam er een beetje warm water ter beschikking.
Naar beneden gaan was onmogelijk daar het water tot aan de zolderbalken stond te klotsen. Aan de wateroppervlakte dreef een schaaltje met een paar eieren erin. Die kreeg Groenendijk gelukkig te pakken.
Zo hebben zij zich weten te redden. De volgende dag werd de moeder en het kind op een groot vlot van de hoeve weggevaren naar de Battenoordsedijk en werd intussen het vervoer naar het ziekenhuis te Dirksland geregeld. Terwijl beneden in de stallen vier paarden en vier koeien waren verdronken was boven in de boerenwoning een gezonde jongen geboren. Het gezin werd naar Den Haag geëvacueerd. In de jaren na de Ramp kreeg het echtpaar Groenendijk-de Huichelare nog drie kinderen: Ad, Jannie en Leonie. (wordt vervolgd)
D. Hoogzand
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 2002
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's