Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. P. Korteweg promoveert tot doctor in de theologie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. P. Korteweg promoveert tot doctor in de theologie

12 minuten leestijd

MELISSANT ­ Ds. P. Korteweg (37), predikant van de Hersteld Hervormde Gemeente van Melissant is afgelopen woensdag aan de Universiteit van Leiden gepromoveerd tot doctor in de theologie. In een jarenlange studie heeft hij onderzoek gedaan naar de betekenis van het werk van Johannes Drusius voor het beter verstaan van Bijbelteksten. Dat leidde tot het proefschrift 'De nieuwtestamentische commentaren van Johannes Drusius', waarop de Melissantse predikant deze week de doctorsgraad behaalde. In dit artikel gaat ds. Korteweg nader in op zijn dissertatie.

Johannes Drusius (1550­1616) is een groot deel van zijn leven professor in de Oosterse talen geweest aan de universiteit te Franeker (1585­1616). Hij was een voornaam geleerde, een filoloog (taalkundige), wiens werk tot ver in de zeventiende eeuw en zelfs nog aan het begin van de achttiende eeuw werd herdrukt. Drusius heeft een sterke impuls gegeven aan het onderzoek van joodse geschriften door christelijke wetenschappers in de noordelijke Nederlanden. Zijn bestudering van het Hebreeuws en de joodse geschriften heeft een belangrijke rol gespeeld in het filologisch gestempelde, pedagogisch ideaal van de humanistische vorming. Van zijn hand verschenen filologische, dus taalkundige, studies over de bijbel en publiceerde hij een Hebreeuwse grammatica. Het belangrijkste accent in Drusius' onderwijs lag op het verzamelen en doorgeven van gegevens uit builenbijbelse joodse geschriften, die licht werpen op de tekst van de Bijbel. In de opkomende twist tussen de remonstranten en de contraremonstranten heeft Drusius een neutrale positie willen innemen. Dat is niet helemaal gelukt, omdat zijn collega Sibrandus Lubbertus hem beschuldigde van ketterij. Er was bovendien een vriendschappelijke relatie tussen Drusius en Arminius. "Ondanks het belang van Drusius' arbeid,

"Ondanks het belang van Drusius' arbeid, is er betrekkelijk weinig wetenschappelijk onderzoek naar zijn werk verricht", zegt ds. Korteweg. "In het onderzoek dat inmiddels naar Drusius is verricht, wordt hij vooral getekend als een late humanist die de studie van de filologie, de taalkunde, hoger achtte dan de dogma's van de kerk. In de inleiding van mijn onderzoek beschrijf ik dit algemene beeld van Drusius: een late humanist, die uit liefde voor de schone letteren de bronnen gaat onderzoeken. Ook wordt in mijn studie het onderzoek van een viertal geleerden besproken die over Drusius hebben gepubliceerd. Drusius' letterlijk­historische exegese wordt vooral gewaardeerd als een methode waarin theologische intenties geen rol speelden. De vraag is echter of Drusius hiermee volledig recht is gedaan, en hoe Drusius zelf de verhouding tussen zijn bijbelse filologie en de theologie zag. In mijn onderzoek wilde ik Drusius' methode van bijbeluitleg beschrijven. Ook wilde ik aandacht geven aan Drusius' visie op de verhouding tussen filologie en theologie."

Hebreeuws

De studie van ds. Korteweg is een onderzoek van Drusius' nieuwtestamentische commentaren, gebaseerd op een viertal werken van Drusius. Hoofdstuk één van de studie biedt een historische beschrijving van de christelijke hebraïstiek en geeft daarmee de context aan van Drusius' arbeid. "Een prominente trek in Drusius' werk is zijn bestudering van Hebreeuwse en joodse bronnen ten dienste van de verklaring van passages in Bijbelboeken", geeft Korteweg aan. "Hierdoor is hij ook zelf een belangrijk vertegenwoordiger van de christelijke hebraïstiek geworden. Om zijn rol en betekenis als zodanig in historisch perspectief te plaatsen, beschrijf ik beknopt de ontwikkeling van de bestudering van joodse bronnen door christenen voor christelijke doeleinden, tot op Drusius en zijn tijdgenoten."

Hoofdstuk twee vormt een biografie van Drusius. "Het was niet in de eerste plaats mijn bedoeling een uitgebreide nieuwe biografie van Drusius te schrijven. Zeker zijn nagelaten correspondentie en handschriften, die slechts voor een gering deel zijn gepubliceerd, zouden nog aanvullingen kunnen geven op de tot op heden bekende biografische feiten."

Annotatie

In hoofdstuk drie beschrijft ds. Korteweg de zgn. annotatie­commentaar. Dit genre commentaar bestaat uit korte, losse opmerkingen en citaten van hoofdzakelijk filologische aard. Het doel hiervan is het behandelde tekstgedeelte te vergelijken met vertalingen, analoge passages in andere geschriften en interpretaties van vroegere uitleggers. Het Grieks van het Nieuwe Testament wordt ook vergeleken met het Hebreeuwse taaieigen, aan de hand waarvan nieuwtestamentische geschriften kunnen worden verhelderd en aangetoond. De eenheid van de annotaties is gelegen in de tekst die becommentarieerd wordt. De annotatie­commentaar werd in het bijzonder gebruikt ten dienste van het vertalen van de bijbel uit de grondtalen. Een belangrijk kenmerk van het annotatie­genre is dat de annotator de tekst van het begin tot het einde volgde, maar de vrijheid nam om zelf te bepalen welke tekst hij becommentarieerde en welke niet. Een ander kenmerk is dat de oorspronkelijke grondtaal vergeleken wordt met oude en recente vertalingen. Een derde kenmerk is dat de gevonden resultaten door elkaar werden genoteerd. De visie van de uitlegger was impliciet aanwezig in de presentatie van het materiaal dat hij uit allerlei bronnen aanvoerde. De uitlegger die zich bediende van het annotaüe­genre, wilde primair de tekst in zijn historische context begrijpen. Dit neemt niet weg dat de annotatie­commentaar ook dogmatische implicaties had en soms ook dogmatische opmerkingen bevatte. Hoewel veel annotatie­commentaren werden geschreven door geleerden buiten de theologische faculteiten, was desondanks de annotatie­commentaar van de zestiende en vroege zeventiende eeuw geen puur historisch en filologisch genre. Ook deze commentaarvorm had in zekere zin een theologische intentie: ze kon met filologische middelen theologische opvattingen steunen en diende als hulpmiddel bij de vertaling van de bijbel, zo legt ds. Korteweg uit.

Soms dogmatisch

"De inhoud van Drusius' commentaren", zo vervolgt hij, "bestaat hoofdzakelijk uit filologische aantekeningen. Soms evenwel permitteert hij zich opmerkingen van dogmatische strekking. Dat blijkt uit hoofdstuk vier. In dit hoofdstuk beschrijf ik Dresius' nieuwtestamentische commentaren. Ik beschrijf eerst zijn visie op de talen in het algemeen en op de Semitische talen in het bijzonder. Drusius gebruikt ter illustratie van de tekst parallelle passages in de grondtaal van de Bijbel. Hij gebruikt ook joods exegetische materiaal, oude vertalingen, geschriften van niet­christelijke auteurs, oude christelijke auteurs en kerkvaders, humanisten en tijdgenoten. Tevens maakte hij intensief gebruik van geleerde auteurs uit de zestiende en zeventiende eeuw, vooral Erasmus en Beza. Drusius beschouwt zijn commentaren als aanvulling op die van deze twee autoriteiten. Verder ga ik in dit hoofdstuk in op aanteke

Verder ga ik in dit hoofdstuk in op aantekeningen van theologische aard die Drusius soms maakte. Dit doet hij vooral om zich met exegetische argumenten te uiten over bepaalde finesses van de christologie en de verkiezingsleer. In het bijzonder wijs ik op Drusius' opmerkingen die onderdelen van de christologie betreffen. Tegen Drusius' rechtzinnigheid op het gebied van de christologie is door tijdgenoten verdenking geuit. Ik ontdekte dat Drusius waarschijnlijk een aanhanger was van het hypothetisch universalisme. In het algemeen blijven Drusius' commentaren binnen de grenzen van taalkundige verheldering van de Griekse tekst."

Verhouding filologie­theologie

Hoofdstuk 5 is gewijd aan de verhouding tussen filologie en theologie zoals Drusius die zag. Drusius' opvatting over de verhouding tussen de filologische studie van de Bijbel en de systematische theologie kan als volgt worden beschreven, zo schetst Korteweg. "Drusius is overtuigd van het nut van zijn filologische werk aan de bijbel voor theologie en kerk. Zijn werk dient een beter begrip van de heilige Schrift. Het helpt bijbelvertalers betere keuzen te maken. Het draagt, door de verheldering van de Hebreeuwse en Griekse tekst, bij tot de rechte prediking van de waarheid in de kerk. De taalkundige studie van de bijbel legt volgens Drusius een hecht fundament voor de systematische theologie en helpt ketterse opvattingen te voorkomen." "In de praktijk blijkt Drusius soms ook zelf zijn filologische observaties te gebruiken om er systematisch­theologische consequenties aan te verbinden, Drusius meent bij voorbeeld dat het gezag van de heilige Schrift door de taalkundige bestudering van passages die het Nieuwe en Oude Testament gemeen hebben, kan worden vergroot, doordat tegenstrijdigheden hierdoor kunnen worden opgeheven."

Conclusie

Ds. Korteweg geeft aan dat zijn onderzoek de

volgende conclusies heeft opgeleverd: 1. Drusius was een geleerde van internationale allure, onder andere door zijn talrijke wetenschappelijke publicaties.

2. Drusius wilde taalkundige zijn en geen theoloog.

3. Drusius was ervan overtuigd dat hij door zijn filologische werk de gereformeerde theologie en de kerk in zijn geheel diende. 4. Drusius ging ontspannen om met histori

4. Drusius ging ontspannen om met historische moeilijkheden waarvoor de tekst van de Bijbel hem plaatste. 5. Drusius ging uit van de belijdenis van de

5. Drusius ging uit van de belijdenis van de eenheid van de Schiift, en had grote achting voor de overgeleverde tekst.

6. Drusius' originaliteit lag daarin dat hij voor de filologische uitleg van het Nieuwe Testament andere bronnen gebruikte dan zijn voorgangers en tijdgenoten, namelijk joodse bronnen.

7. Drusius is nooit bang geweest om te vervallen tot ketterij, omdat, naar zijn mening, de bijbeltekst tot het orthodoxe standpunt leidt.

Wat waren voor u de beweegredenen om tot een dissertatie te komen en de doctorsgraad te behalen ? "Het is goed als predikanten zich bekwamen door een wetenschappelijke studie. Naast het gemeentewerk kunnen zij op deze manier tot nut en zegen zijn voor de hele kerk. Calvijn noemde het doctoren­ambt het vierde ambt."

Het onderwerp van uw onderzoek ligt meer op taalkundig dan op theologisch vlak. Waarom niet gekozen voor een theologisch onderwerp?

"Johannes Drusius was een taalgeleerde. Hij was als professor verbonden aan de 'artes'­ faculteit. Die faculteit was voorbereidend voorde andere studies. Als de studenten deze 'artes'­faculteit hadden doorlopen, konden ze daarna theologie, rechten of geneeskunde gaan studeren. Alle studenten bekwaamden zich op deze 'artes'­faculteit onder meer in de oude talen Hebreeuws en het Grieks. Het Latijn kenden zij al als ze hier aankwamen. Drusius was aangesteld als hoogleraar Oosterse talen. Naast het Hebreeuws doceerde hij ook Aramees en Syrisch. Voordat hij in Franeker werd benoemd, was hij professor aan de universiteit te Leiden en te Oxford." "Drusius had van de Staten van Friesland een studieopdracht gekregen. Hij moest verklaringen van de Bijbel schrijven. Aan het einde van de zestiende eeuw en het begin van de zeventiende eeuw gevoelde men in de Nederlanden de behoefte aan een nieuwe vertaling van de Bijbel. Die zou later gemaakt worden en bekend worden als de Statenvertaling (1637). Maar aan het maken van deze vertaling ging een lange voorbereidingstijd vooraf. Er moesten bijvoorbeeld taalkundige verklaringen van de Bijbel geschreven worden. Deze soort verklaringen gaan meer in op de letterlijke betekenis van de tekst, dan op de inhoudelijke betekenis van de tekst voor de eigen tijd. hoewel dat niet altijd te scheiden is. Drusius heeft talloze verklaringen geschreven, zowel op het Oude als het Nieuwe Testament. Hij verhelderde in zijn commentaren de woorden die hij tegen kwam in de Bijbel op een taalkundige manier Het was zijn bedoeling om de bijbelvertalers zo van dienst te kunnen zijn bij het maken van hun vertaling. Want alleen als je nauwgezet weet wat een woord betekent, kun je het goed vertalen in het Nederlands." "De reformatoren hebben altijd gepleit voor

een gedegen kennis van de talen. De Bijbel is immers oorspronkelijk geschreven in het Hebreeuws, Aramees en het Grieks. Hoewel Drusius een taalgeleerde was, kon hij daarom soms niet om theologische vraagstukken heen. Zo verklaart hij ergens in zijn boeken het verschil tussen de uitwendige en inwendige roeping. Maar hij doet dat op een taalkundige manier. Voor Drusius gold het dat de oorspronkelijke tekst van de Bijbel de leer moet bepalen. De Bijbel is het uitgangspunt en de norm voor alle theologie. Wat taalkundig onmogelijk is. is ook dogmatisch onmogelijk. Als bijvoorbeeld uit de letteriijke tekst van de Bijbel de dubbele predestinatie blijkt, de verkiezing tot zaligheid en de verwerping van ongelovigen, mag je, volgens Drusius, hier dogmatisch ook niet anders dan zo over spreken, anders raakt de theologie los van de Bijbel, Op deze manier is de taalkundige studie van Drusius toch verbonden met theologische kwesties."

Waarom heeft u als predikant in de reformatorische lijn gekozen voor een dissertatie over Drtisius, die eigenlijk meer humanistisch aangelegd was ?

"Het woord humanistisch betekent in onze tijd 'humaan zijn, menslievend, de mens in het middelpunt zetten, beginnen bij de mens in zijn gevoelens en meningen, zonder erkenning van God als de Allerhoogste Die ons leven leidt'. Deze betekenis heeft dit woord niet in de zestiende en zeventiende eeuw. Toen betekende het woord 'humanisme' dat men terug greep op de bronnen uit de Oudheid, In de Middeleeuwen hadden de theologen genoeg aan de Latijnse vertaling van de Bijbel, de Vulgaat, Maar in het humanisme gingen de geleerden de oorspronkelijke Hebreeuwse en Griekse tekst weer lezen. Dat deden zij uit hoge achting voor de geïnspireerde tekst. De Heilige Geest heeft immers de bijbelschrijvers geïn'spireerd toen zij Gods Woord schreven in de talen Hebreeuws, Aramees en Grieks, De Bijbelse humanisten wilden Gods Woord in de oorspronkelijke talen bestuderen, niet in een vertaling, Drusius staat in de traditie van het Bijbels humanisme, overigens net zoals Calvijn en zijn opvolger Theodorus Beza, met wie Drusius nauw bevriend was. Met Beza is een uitgebreide briefwisseling bekend. Over het algemeen kan men zeggen dat alle protestantse bijbelgeleerden in de zestiende en zeventiende eeuw op deze manier de Bijbel onderzochten."

"Toen ik aan het einde van mijn studie theologie kwam, in 1995, wilde ik me graag verder bekwamen in een onderwerp, ïk had als hoofdvakkerkgeschiedenis gekozen. Voordat vak ben ik ook drie jaar assistent geweest bij een docent aan de universiteit te Utrecht. Als bijvak had ik Nieuwe Testament en Judaica. Dat gaat vooral over de onderlinge samenhang tussen de tekst van het Nieuwe Testament en de geschiedenis van het jodendom. Ik zocht voor verdere studie een combinatie van deze twee vakken, In diezelfde tijd las ik een artikel over de toenmalige universiteit te Franeker, Deze universiteit werd in 1585 opgericht en is gesloten in de tijd van Napoleon (1811). In de zestiende en zeventiende eeuw had deze universiteit een grote bekendheid in West­Europa vanwege het goede taalkundige en theologische onderwijs dat er gegeven werd. In het artikel werd geschreven over de studie van het Hebreeuws aan de Universiteit van Franeker. Ook Drusius werd daarin genoemd. Hij was erg invloedrijk omdat hij vooral joodse geschriften had gebruikt voor de uitleg van het Nieuwe Testament. Dat was uniek voor die tijd. Aangezien ik in Friesland ben opgegroeid, leek dit onderwerp mij zeer interessant om verder te onderzoeken. Toen bleek dat er nog nauwelijks wetenschappelijke studie naar Drusius verricht was, ben ik aan dit onderzoek begonnen. Ik werd daann sterk gestimuleerd door één van mijn Utrechtse docenten. Toen ik na mijn studie ongeveer twee jaar in het middelbaar onderwijs gewerkt heb, kon ik niets aan mijn onderzoek doen. Kort na mijn bevestiging in 1997 in IJzendoom, mijn eerste gemeente die ik als predikant diende, ben ik weer begonnen met de studie. In IJzendoom was ik aanvankelijk bevestigd voor 75% van de werktijd, zodat ik in de praktijk één dag in de week aan mijn studie kon besteden, zonder de gemeente tekort te doen. Dat heeft nu mogen resulteren in deze promotie,"

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 2006

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's

Ds. P. Korteweg promoveert tot doctor in de theologie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 2006

Eilanden-Nieuws | 14 Pagina's