Pastor van Barneveld, herder van de Veluwe
Ds. J. Fraanje (20 oktober 1878 – 3 september 1949)
Als ds. J. Fraanje op 6 oktober 1943 een gedachtenisrede houdt vanwege zijn 25-jarig jubileum als predikant van Barneveld, zegt hij: ‘In deze classis heb ik nu vijfentwintig jaren gepreekt en de jeugd onderwezen, huisbezoek gedaan en Gods Woord gebracht aan ziekbedden en in sterfhuizen. (…) Toen ik hier kwam waren er in de classis acht gemeenten; nu zijn er tweeëntwintig gemeenten en twee nog niet zelfstandige gemeenten. Ik heb alleen als leraar in deze classis gestaan; nu zijn er vier predikanten.’ Daarmee stipt hij op bescheiden wijze de grote plaats aan die hij innam in de classis Barneveld, en het vele werk dat hij daar deed. Ds. Fraanje is niet alleen de pastor van de gemeente Barneveld geweest, maar ook de herder van de Veluwe.
Van de menselijke kant bezien is het voor ds. Fraanje weinig aantrekkelijk om naar Barneveld te gaan. Als geboren en getogen Zeeuw voelt hij zich thuis op de eilanden. Daar heeft hij ook zijn geestelijke vrienden. Hij weet zich hartelijk verbonden aan het eenvoudige volk van de Zeeuwse gemeenten. Wat moet een mens dan nog meer?
Het antwoord op die vraag weet ds. Fraanje heel goed. Dat klinkt ook door in de bedankbrieven die hij tot driemaal toe naar gemeente Barneveld stuurt. Daarin schrijft hij: ‘Wijs ben ik niet, zonder de Heere kan ik niet en zo kom ik niet.’ De wil, de hulp en de nabijheid van de Heere zijn voor ds. Fraanje allesbepalend. Zonder Hem kan hij niets doen, dat weet hij.
In augustus 1918 geeft ds. Fraanje wel gehoor aan de roepstem uit Barneveld. Het is het vierde beroep. In de herdenkingsrede van oktober 1943 zegt hij: ‘Na vele worstelingen ben ik tenslotte gewillig gemaakt tot u over te komen met woorden uit Handelingen 27. Wat er in mijn ziel is omgegaan, houd ik liever voor mezelf. Maar ik kan u zeggen: Ik ben door de Heere overwonnen.’ Op 6 oktober 1918 bevestigt ds. H. Kieviet van Veenendaal hem als nieuwe predikant van Barneveld.
Werkveld
Het nieuwe arbeidsterrein van ds. Fraanje is groot. Alleen al de gemeente Barneveld zelf heeft dan naar schatting ongeveer tweeduizend (doop)leden. Daarmee is het een van de grootste binnen het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten. Het werkveld van de predikant is ook in geografisch opzicht groot. Het omvat zo ongeveer de gehele West-Veluwe – van Putten in het noorden van de Veluwe tot Veenendaal en Ede in het zuiden; van Kootwijkerbroek in het oosten tot Hoevelaken in het westen. Bij zijn komst naar Barneveld is dat de enige gemeente in dat gebied.
Er zijn mensen die er op zondag anderhalf tot twee uur lopen voor overhebben om zich onder de prediking van ds. Fraanje te zetten. Tussen de diensten door eten deze mensen dan hun meegebrachte brood bij de kerk. De koster zorgt voor koffie en thee.
Voor oudere mensen is de afstand echter te groot – zeker in het natte najaar en de koude winter. Zij komen dan doordeweeks bijeen op verschillende boerderijen in de omgeving, zoals ‘De Pijnenburg’ in Harskamp, of ‘De Ganzenkamp’ in De Valk. Daar preekt ds. Fraanje voor deze groepjes. Meestal maakt hij aan het eind van de zondagse dienst in zijn thuisgemeente bekend op welke boerderij hij die week zal voorgaan.
Voor de boer en zijn gezin betekent die mededeling dat ze de deel of een ander gedeelte van de boerderij grondig moeten reinigen. De zitplaatsen creëren ze door op melkbussen stevige planken te leggen. Soms komen er wel tweehonderd mensen naar zo’n kerkdienst in een boerenschuur.
Geen allures
Het is opvallend dat ds. Fraanje als Zeeuw zo snel ingang krijgt bij de van nature gesloten Veluwse bevolking. Ongetwijfeld zal meespelen dat de predikant zelf geen allures heeft. Hij is van een eenvoudige komaf en eenvoud heeft zijn gehele leven gestempeld. Bovendien kent hij het agrarisch bedrijf, zodat hij ook de zorgen begrijpt van de vele boeren die tot de gemeente van Barneveld behoren. Een boerenknecht schrijft: ‘De dominee vroeg niet of het vee en het gewas er goed bij stond. Nee, hij keurde het zelf en naar zijn oordeel luisterden we. Dat was het grote verschil met de stadse dominee die we ook wel eens hebben ontmoet.’
Maar meer nog dan ‘dat gewone’ is de ernst in de prediking en in de levenswandel van ds. Fraanje, die hem een goede opgang onder de bevolking van de gemeente Barneveld geeft. Zijn preken zijn niet bestudeerd zoals die van zijn ambtsbroeder ds. G. H. Kersten. Zelf zegt hij: ‘Ik ben voor alle examens ongeschikt.’ Exegetische uiteenzettingen biedt hij niet. Maar zijn preken zijn doorleefd; ze spreken van een innige, persoonlijke omgang met de Heere. Ds. J. Schipper schrijft: ‘Hij kon de diepste zielenroerselen van Gods kinderen blootleggen en kon de verborgen omgang met de Heere tekenen als weinig anderen. Ds. Fraanje bracht een prediking waarbij de mens op het diepst wordt vernederd en verootmoedigd en God op het hoogste wordt verheerlijkt.’ En dat blijft niet ongezegend. Er worden nieuwelingen in Sion geboren en er is bij de kinderen van God ook opwas in de genade en kennis des Heeren, zegt ds. A. van Stuijvenberg in 1949 bij de begrafenis van ds. Fraanje.
Geen hand
Overigens heeft ds. Fraanje niet alleen aandacht voor de geestelijke noden van zijn gemeenteleden. Ook de maatschappelijke ontwikkelingen en de stoffelijke zorgen van de gemeente houden hem bezig. Het treft hem als in de jaren dertig mensen zwaar getroffen worden door armoede en werkloosheid. Waar mogelijk helpt hij hen zelf met wat geld, zelfs zo dat zijn vrouw af en toe hoofdschuddend vaststelt dat de vergoeding voor een gehouden preek in een vacante gemeente al is weggegeven voordat haar man weer thuiskomt. Ook in de prediking laat hij meer dan eens merken bewogen te zijn met mensen die niet weten rond te komen. Soms bestraft hij in zijn preken rijke boeren en vermogende ondernemers. Naar aanleiding van een preek over Jakobus 5 vers 4 wijst hij de boeren erop dat zij hun personeel een behoorlijk loon moeten geven. De zoon van ds. Fraanje, Joost, herinnert zich vele jaren later dat dit bij een ouderling niet goed is gevallen. Na de preek zegt hij tegen ds. Fraanje: ‘Op deze preek geef ik u geen hand.’ Waarop ds. Fraanje zegt: ‘En van deze preek neem ik geen woord terug.’ Behalve in zijn eigen, uitgestrekte gemeente doet ds. Fraanje ook veel werk in de classis Barneveld. Die strekt zich voor de oorlog uit van de gemeente Lemmer en (later) Akkrum in Friesland tot Veenen-daal en Wageningen in het zuiden en van Rijssen tot Hoevelaken. Het is opvallend dat in de ruim dertig jaar dat ds. Fraanje in deze classis staat, het aantal gemeenten meer dan verdubbelt; van acht bij zijn komst naar tweeëntwintig bij zijn jubileum in 1943. De beschrijver van de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeente te Nunspeet stelt dat die groei mede te danken was aan ‘de aantrekkingskracht en de niet aflatende ijver van ds. Fraanje.’
Nieuwe preekplaatsen
Deels heeft de groei van de classis te maken met de nieuwe preekplaatsen die vanuit de gemeente Barnveld worden gestart, zoals Hoevelaken en Nijkerk. In 1924 kopen enkele leden van de gemeente Barneveld in Nijkerk een stuk grond waarop ze een kerkje bouwen. Dit gebouw is vooralsnog particulier eigendom, maar de eigenaren schenken die aan de moedergemeente Barneveld. Afspraak is wel dat dit gebouw aan de nieuwe gemeente geschonken wordt wanneer er in Nijkerk een zelfstandige gemeente komt. Een jaar later, in 1925, wordt in Hoevelaken een ook kerkje in gebruik genomen. Daarvoor gelden dezelfde condities als voor het kerkgebouw in Nijkerk.
Zowel in Hoevelaken als in Nijkerk lijkt er sprake te zijn van groei. In 1925 besluit de kerkenraad van Barneveld dat in beide afdelingen ook de sacramenten zullen worden bediend. Voor ds. Fraanje betekent de zorg voor deze afdelingen het nodige extra werk. En dat duurt jaren. Nijkerk wordt pas in 1936 als zelfstandige gemeente geïnstitueerd. In Hoevelaken komt het nooit zo ver. Dat blijft een afdeling van Barneveld totdat ze in 1960 wordt opgeheven.
Ook op andere plaatsen in de omtrek wijde omtrek brengt ds. Fraanje het Woord. Vaak preekt hij voor kleine groepen die begerig zijn om de boodschap van zondag en genade op eenvoudige wijze te horen. Als ds. Fraanje uitnodigingen om te komen preken ontvangt van gezelschappen, dan komt hij. Zo gaat hij naar groepen in Wageningen, Ederveen en Rhenen. Maar steeds weer probeert ds. Fraanje dan de groei richting een geordend kerkelijk leven te stimuleren. Zij advies is steeds weer: kom niet alleen samen op een doordeweekse avond als er een dominee komt, maar begin zo snel mogelijk met het beleggen van zondagse diensten ‘zodat er een geregelde gang’ komt. En zodra een station levensvatbaar is, wil ds. Fraanje overgaan tot institueren.
Kerkrover
Zo is ds. Fraanje betrokken bij de stichting van verschillende nieuwe gemeenten op de Veluwe. Elspeet is een van de eerste plaatsen waar dit gebeurt. Op 10 september 1919 wordt dat een zelfstandige gemeente. Ds. Fraanje leidt de dienst waarin de eerste kerkenraad wordt bevestigd.
Vanuit die gemeente ontstaat de gemeente van Nunspeet. Op verzoek van enkele mensen komt ds. Fraanje daar op vrijdag 19 september 1919 voor de eerste keer preken. Nadat hij er zowel ’s morgens als ’s middag het Woord heeft bediend, zegt hij: ‘Er komt hier in Nunspeet zeker een gemeente.’ Al spoedig krijgt Nunspeet een eigen ouderling, die dan nog wel lid is van de kerkenraad van Elspeet. Zo ontwikkelt zich in deze plaats een nieuwe gemeente. Niet iedereen is daar overigens gelukkig mee. De oud gereformeerde ds. C. de Jonge, die al verschillende keren voor een groep in Nunspeet heeft gepreekt, zegt later: ‘Ds. Fraanje is een kerkrover.’ Daarmee bedoelt hij: Er zou een Oud Gereformeerde Gemeente hebben kunnen ontstaan, maar nu komt er een Gereformeerde Gemeente.
Toch duurt het nog jaren voordat Nunspeet los komt van de moedergemeente Elspeet. Pas op 15 augustus 1933 wordt ze zelfstandig. Voor ds. Fraanje zou dat eerder hebben mogen gebeuren. Op de classis van 8 mei 1932 stelt hij in de rondvraag aan de orde of Nunspeet geen zelfstandige gemeente kan worden. Net zoals de mensen in Nunspeet en de kerkenraad van de moedergemeente Elspeet is hij daar voorstander van. Maar de classis heeft bezwaar. De groep in Nunspeet komt nog steeds bijeen in een gebouw dat particulier bezit is. Pas als Nunspeet een eigen kerkgebouw heeft, kan de gemeente op eigen benen staan, zegt de classis.
Dat pakt ds. Fraanje samen met ds. R. Kok voortvarend op. In juni 1932 wordt een vergadering gehouden van Nunspeters samen met de kerkenraad van Elspeet, waar het besluit valt een kerkje te bouwen. In een goed jaar is het plan gerealiseerd.
De band tussen ds. Fraanje en Nunspeet is hecht. In de jaren twintig en dertig komt hij eens per twee weken op vrijdag naar deze gemeente om overdag catechisatie te geven en ’s avonds Bijbellezing te houden. Eens in het jaar komt hij er een zondag om het Heilig Avondmaal te bedienen. In de jaren twintig houden de gemeenten van Ermelo en Nunspeet geregeld samen het Heilig Avondmaal; in beide plaatsen één keer per jaar. Nadat in Nunspeet een afdeling van Elspeet is gestart, komt na verloop van tijd Nunspeet er ook bij. Als ds. Fraanje daar dan het sacrament bedient, komen de leden van Elspeet en Ermelo ook.
Klaassenkerkje
Dat de classis er niet voor voelt om Nunspeet een zelfstandige status toe te kennen heeft te maken met de ervaringen die men rond 1930 opdoet met de gemeente Harderwijk. Daar is een groepje mensen dat op zondag bij elkaar komt, om samen luisteren naar een preek die wordt gelezen. Deze groep nodigt eind 1927 ds. Fraanje uit. Op vrijdag 6 januari 1928 gaat hij daar voor het eerst voor. Deze dienst wordt gehouden in een woonhuis. De groep wenst kort daarop zich aan te sluiten bij de Gereformeerde Gemeenten. Ze wordt op voorstel van ds. Fraanje een afdeling van de gemeente Elspeet. Eind 1928 wordt gestart in Harderwijk met de bouw van een kerkje aan de Korte Hogeweg. De bouw wordt gefinancierd door de gebroeders Klaassen. Vandaar dat in de volksmond wordt gesproken van het ‘Klaassenkerkje’. Op 11 juli 1929 preekt ds. Fraanje bij de ingebruikname van dit gebouw. Daarin noemt hij ook de bijzondere band die er al sinds het begin van de jaren twintig is gelegd met de gebroeders Klaassen. Die heeft hij bijna tien jaar geleden voor het eerst ontmoet tijdens de diensten in Nunspeet.
De hartelijke band met Harderwijk en de Klaassens wordt echter kort daarop verstoord. De eigenaren besluiten namelijk niet alleen predikanten van de Gereformeerde Gemeenten uit te nodigen, maar ook van andere kerken. Zo ook ds. D. Rustige, predikant van een vrije gemeente in Leerdam. Daarmee is voor ds. Fraanje een grens gepasseerd. Hij deelt de broeders in november 1930 mee dat hij geen vrijmoedigheid heeft om weer te komen preken omdat ds. Rustige ook welkom is. De Harderwijkers laten zich daar echter niet door weerhouden. Ze willen niet dat de kansel van hun kerkje voor ds. Rustige gesloten is. Daarmee breekt de afdeling Harderwijk feitelijk met de Gereformeerde Gemeente, oordeelt de kerkenraad van moedergemeente Elspeet na het raadplegen van ds. Fraanje. Op de eerstvolgende classis wordt geconstateerd dat de gemeente buiten het kerkverband is komen te staan. Bijna tien jaar later komt een deel van de vertrokken leden terug en worden er weer kerkdiensten in Harderwijk belegd. Daar gaat ds. Fraanje met genoegen voor.
De mensen in Harderwijk die ds. Fraanje toch willen horen, kunnen naar de buurtschap Telgt, waar in een oud schoolgebouw vanaf 1923 diensten worden gehouden. Later ontstaat hieruit de Gereformeerde Gemeente van Ermelo. In deze voormalige school worden doordeweeks kerkdiensten belegd en met grote regelmaat gaat ds. Fraanje er voor.
Schaapskooi
Dat doet hij ook in de schaapskooi van W. Davelaar waaruit later de gemeente De Beek/Uddel is ontstaan. De schuur is heel eenvoudig. Het is er halfdonker. Daardoor zien de kerkgangers, die op houten schragen zitten, niet wanneer teken of andere insecten zich meester proberen te maken van de hoorders. Het hindert niet. ‘Daar in die schuur gebeuren wonderen’, zegt ds. Fraanje vaak.
Met een zeker recht kan ds. Fraanje de pastor van deze Veluwse gemeenten worden genoemd. In de verschillende gemeenten preekt hij met grote regelmaat, soms één keer per maand, soms zelfs één keer per veertien dagen. Dat kost hem overigens ook de nodige reistijd. In de eerste jaren maakt hij de reis vaak met een koets. Dat verandert als op een keer het paard dat hem moet thuisbrengen tijdens het wachten gedurende de kerkdienst ziek is geworden. Een dame brengt hem dan met de auto thuis. Vóór de oorlog is dat overigens wel bijzonder: een vrouw die een dominee chauffeert. Voor ds. Fraanje is dat echter geen probleem. Sterker, na die ene keer verkiest hij het vervoer per auto boven het gehobbel in een paardenkoets.
Door de oorlogsomstandigheden komt daar verandering in. Het reizen met de auto kan dan niet meer. En met een paard is het vaak ook lastig. Ds. Fraanje gaat dan, samen met zijn vriend Joh. van Roekel, per tandem naar de verschillende Veluwse gemeenten. Dat wil zeggen: ds. Fraanje zit meestal achterop te preken; Van Roekel stuurt en trapt, waardoor vooral hij bij aankomst doodmoe is.
Herdersstaf
Vriend en vijand weet het dat ds. Fraanje onvermoeibaar werkt als dienaar van zijn Koning. Maar ook aan dit arbeidzaam leven komt een eind. Ds. Fraanje wordt in voorjaar 1949 opgenomen in ziekenhuis Salem in Ermelo. Na vijf weken mag hij weer naar huis. Maar de beproevingen zijn er ook nadien. Als op 27 juli 1949 ds. H. Ligtenberg een weekbeurt in Elspeet verzorgt, wil ds. Fraanje daar naar toe. Aan het eind van de dienst komt ds. Fraanje naar voren en vanaf de voorlezerskatheder zegt hij: ‘Gemeente van E lspeet, ik ben zo vaak in uw midden geweest en ik heb zoveel gebeden mogen opzenden, en als er nu onder jullie zijn die verstand van kermen hebben, heb ik een vriendelijk verzoek of ze mij in hun gebeden willen gedenken.’ Zo neemt hij in Elspeet afscheid van zijn kudde op de Veluwe. Vijf weken later op 3 september 1949 legt hij de herdersstaf neer om in te gaan in de rust die overblijft voor het volk van God.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2024
Oude Paden | 64 Pagina's