Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Christelijk burgerschap is veeleer een vrucht van het geloof’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Christelijk burgerschap is veeleer een vrucht van het geloof’

In gesprek met emeritus-predikant dr. H. Klink over kerk en burgerschap

16 minuten leestijd

Als het onderwerp burgerschap in politieke debatten aan de orde komt, hebben politici de onweerstaanbare neiging om eerst en vooral naar het onderwijs te kijken. Daarna komen de ouders in beeld. En dan stopt het vaak. Onterecht. Om het blikveld te verbreden, komt in deze bijdrage de betekenis die de kerk voor goed burgerschap kan vervullen aan de orde.

Klopt de observatie dat kerken ofwel te zeer geïnteresseerd zijn in politiekmaatschappelijke thema’s (en vervallen in ‘politieke prediking’) of zich er helemaal niet mee inlaten (en vervallen in ‘dopers piëtisme’)?

‘In deze observatie kan ik me helemaal vinden. Mijn ervaring in het kerkelijke leven is dezelfde. Het lijkt alsof er maar twee smaken zijn: óf je bent te gast bij diensten waar de maatschappelijke betekenis van het christelijk geloof voorop staat: goed zijn voor de ander, vooral ook inclusief zijn, opkomen voor vreemdelingen, protesteren tegen oorlog en onderdrukking; óf je maakt diensten mee waarin het subjectieve element van het geloof overheerst: de ervaring (met God) van de enkeling (in deze wereld). De geestelijke ervaringen van de gelovige domineren de prediking.’

Vanwaar deze eenzijdigheden?

‘Mijn indruk is dat men in de protestantse wereld met drie fundamentele zaken heel weinig raad weet: de schepping (met een theologische term: kosmologie), de mens en de zin van zijn bestaan (ofwel: antropologie) en het einddoel van de geschiedenis, de Wederkomst van Christus waarop alles uitloopt (ofwel: eschatologie). Niet dat aspecten hiervan ontbreken in de prediking van degenen die vooral maatschappelijk geëngageerd zijn. Men komt bijvoorbeeld op voor het milieu. En dit gebeurt ook wel in gemeenten die meer gericht zijn op de prediking van zonde en genade. Maar wat vaak node wordt gemist, is het zich verwonderen over de schepping en haar glorie, die je aanzetten tot het zoeken van God, de Schepper. Dit komt weinig aan de orde. En wat de antropologie betreft: het wonder van het menszijn, het fijnzinnige en fijnmazige van de ziel en het hart, in haar schepselmatige relatie tot God, waar een verkeerde prediking zoveel afbreuk aan kan doen. En tenslotte de eschatologie: het aspect dat in Christus het Koninkrijk der hemelen is aangebroken op de aarde en de betekenis ervan voor ons leven. Dus het geloofsbesef van het Koninkrijk der hemelen waar men nu al toegang toe krijgt, door doop, prediking, Avondmaal, door de aanbidding van Christus als Degene die opgestaan is uit de doden en alle macht heeft gekregen. En tot Wie wij kunnen komen met de dingen die in de geschiedenis plaatsvinden. Aan dat besef ontbreekt het zeer. Hoe dit komt? De kerken zijn niet meer verworteld in de historie.’

Klaas van der Zwaag neemt een herleving waar van doperse denkbeelden in politiek en samenleving (bijv. Stanley Hauerwas, Bram van de Beek). Ook is er de teloorgang van het christelijk karakter van de samenleving die veel kerkmensen parten speelt.

‘De kerk lijkt inderdaad steeds minder relevant te worden. In de samenleving nemen christenen een marginale plaats in, wat onder meer zichtbaar wordt in het aantal mensen dat op een christelijke politieke partij stemt. Hoe is het CDA gedecimeerd in slechts twintig jaar… De christelijke gemeente stelt maatschappelijk gezien weinig voor. Dit heeft zijn weerslag op de predikant die voorgaat. Welke relevantie heeft zijn prediking nog voor het geheel van de samenleving? Stanley Hauerwas keert zich, als ik het goed heb, tegen het gearriveerde Amerikaanse christendom alsook tegen de liberale stroming in de kerk in Amerika. Terecht. Hij stelt daartegenover de gemeente van Christus die leeft uit de vrede en naar de geboden van Christus en niet meedoet aan polarisatie. Zo probeert hij de kerk toch maatschappelijk relevant te laten zijn. Van de Beek heeft met zulke pogingen weinig op. De aarde is afgeschreven, we leven uit de opstanding. Zijn scheppingsleer geeft alle aanleiding om dit als bevrijdend te ervaren: in de schepping waarvan de Schepper aan het begin staat, is het kwaad aanwezig. Waarom zou je je om iets wat afgedaan heeft bekreunen?’

Welke accenten zijn volgens u nodig?

‘Wat ik in voorgaande benaderingen mis is een gezond zicht op de schepping. De elementen daarvoor zijn te vinden het Oude Testament (Genesis), in de Psalmen en in de Wijsheidsliteratuur van Israël. In deze wijsheidsliteratuur komt naar voren dat men in Israël ging inzien dat de Wijsheid in de schepping en in de Wet van God in het verlengde van elkaar liggen. De Wet is de uitdrukking van de orde die ten grondslag ligt aan de schepping en brengt die onder woorden. Om die reden komt de Wet overeen met het recht dat in de schepping gegeven is en met wat in ons geweten resoneert. Het belang daarvan wordt in de theologie vaak over het hoofd gezien, terwijl dit element èn in de katholieke traditie èn bij Luther èn bij Calvijn van fundamentele betekenis is. Juist het ontdekken van dit aspect van de Wijsheid maakte dat veel Joden openstonden voor elementen uit de Grieks-Romeinse traditie. Zij vonden bij Socrates en Plato, bij Cicero en Seneca gedachten die zij zonder meer konden beamen en overnemen. Zij herkenden in hen een zintuig voor wat mr. G. Groen van Prinsterer ‘le droit divin’ (het van God gegeven recht) noemde. C.S. Lewis heeft daarop gewezen in het boekje De afschaffing van de mens 1 : alle religies kenden het ‘natuurrecht’: de ma’at in Egypte, de tao in China. Als christen kun je daar gerust waardering voor hebben. Maar deze waardering voor wat men ‘natuurrecht’ zou kunnen noemen (het droit divin dus) is in de theologie aan protestantse zijde nauwelijks meer te vinden. De theologie van Karl Barth is daar voor een belangrijk deel debet aan, maar ook de versmalling in delen van de gereformeerde traditie, waar de prediking van de Wet los is komen te staan van het grootse, het alomvattende van Gods orde.’

Waartoe leidt deze onderwaardering van het ‘natuurrecht’?

‘Het akelige is dat in een tijd waarin door wat Groen van Prinsterer ‘ongeloof’ noemde 2 , het zintuig voor een scheppingsorde volledig is weggevallen. Dat ook de kerk van deze ‘grootheden’ niet of nauwelijks meer weet, heeft tot gevolg dat zij zich òf relevant denkt te moeten maken door maatschappelijke prediking (los van de Wet van God en de scheppingsorde) òf dat zij haar kracht zoekt in een individualistische boodschap.’

Het essentiële politiek-historische conflict waarin de christelijke gemeente staat, draait om de vraag: is Christus Kurios? Belijden wij Hem als de Pantocrator? 3

Er is inderdaad sprake van een essentieel politiek-historisch conflict waarin de gemeente zich bevindt. De wereld bevindt zich meer en meer in een spiraal van revolutie en polarisatie. Wijsheid gaat meer en meer teloor. Het gevolg zijn enorme spanningen. In deze spanningen, waarin de vraag naar de zin en het doel van de geschiedenis zich aan de mensheid opdringt, heeft de christen de Bijbel. De Bijbel (met de apocriefe boeken – opgenomen in de Septuaginta-vertaling uit de tweede eeuw) kent de apocalyptische vragen die zich nu voordoen en geeft daar een antwoord op. De christen en de christelijke gemeente gaan door de geschiedenis heen terwijl ze in rapport staat met Christus die is opgestaan, die is opgevaren en die alle macht heeft (Matth. 28:20), en die Zijn gemeente leidt en uitzicht geeft, tot Zijn wederkomst. Daardoor is de kerk de plaats die maakt dat de christen zich niet mee laat slepen in een psychotische geschiedenisangst met polarisatie, enzovoorts.’

Wat betekent dit voor de visie op christelijk burgerschap?

‘De christen die zich door Christus laat gezeggen is in de goede zin van het woord nuchter, vervalt niet in ideologieën en in polarisatie. Hij leeft uit de werkelijkheid van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Hij kent twee rijken. Als het ene rijk, het aardse, uit zijn voegen wordt getild, weet hij zich burger van het andere, hemelse rijk. Als zodanig dient hij, waar dat kan, in nuchterheid het ‘aardse rijk’ – door op te komen voor wat recht en billijk is. Zo draagt hij er aan bij dat de wereld niet ‘opgesloten’ raakt in een verstikkende binnenwereldse focus. En juist op die manier kan hij eraan bijdragen dat de wereld ‘leefbaar’ blijft. Daar ligt niet zijn eerste focus - die ligt bij het Koninkrijk der hemelen - maar wel een belangrijke focus, want de christen waardeert de wet en de staatkundige orde, omdat alleen in die orde een ‘normaal’ leven mogelijk is en kinderen kunnen opgroeien in betrekkelijke rust en vrede, hetgeen voor iedereen een weldaad is. De tweerijkenleer (opgevat in de lijn van Augustinus, Luther en Calvijn) zorgt dus voor een juiste betrekking tot de hemel en de wereld. Soren Kierkegaard zei: ‘De kunst van het leven is je relatief verhouden tot wat relatief belangrijk is en absoluut tot wat absoluut belangrijk is.’ De wereld is belangrijk, maar in het licht van het Koninkrijk der hemelen relatief belangrijk – maar dus wel belangrijk! En met ‘wereld’ bedoel ik dan het doorwerken van de orde die God ten grondslag aan de schepping heeft gelegd.’

De Woordverkondiging en het pastoraat zijn de primaire taken van de kerk. De aandacht voor goed burgerschap zou deze kerntaak niet mogen verdringen. Wat is een goede balans?

‘De Woordverkondiging en het pastoraat hebben vooral betrekking op de diepste bestaansvragen die met de schepping gegeven zijn en die hun uiteindelijke antwoord vinden in het Evangelie. Het zijn de vragen rond de betrekking tot God. Het Evangelie, de Kerk biedt toegang tot het kennen van God (door Christus). Diezelfde God, die je in Christus in zijn vergevende liefde leert kennen, is in eerste instantie de Schepper. Tot God heb je de verhouding als Schepper en Koning en de verhouding als vergevende Vader. Luther sprak van de tweerijkenleer die voor hem bijzonder belangrijk was. De schepping is relatief belangrijk. Christus en het kennen van God door Hem, de vernieuwing, het eeuwige leven is absoluut belangrijk. Zie de uitspraak van Kierkegaard hierboven. Blaise Pascal zei: een christen is actief, doet mee, maar hij heeft een pensée de derrière (een achterliggende gedachte, een verderweg liggend doel). Hij doet zijn best en draagt zorg voor wat God in de schepping gaf, midden in de geschiedenis, maar hij weet: mijn eigenlijke bestemming is het Koninkrijk van God. Je bent een gast op aarde, zei Luther tegen z’n hoorders. Maar een gast draagt zorg voor zijn kamer, zeker als de eigenaar het goed met hem meent, gastvrij is en gul. Wil je ergens komen dan heb je zulke gastverblijven nodig. Een christen weet hoe nodig het is voor de wereld, dat de mensen een zeker besef van God en van recht houden, wil de maatschappij leefbaar blijven en willen de pelgrims in de hemel aankomen. Hij kent bovendien de eigenaar en gastheer van deze wereld (God zelf), is betrokken op Hem en weet dat God zorg draagt voor Zijn schepping die groots is (de kosmos). Natuurlijk draagt hij dan extra zorg voor de schepping, die het stempel van God draagt.’

Christenen zijn getekend als burgers van twee werelden. Hoe bewust of expliciet moet de kerk stimuleren tot goed ‘aards’ burgerschap?

‘Misschien is het eenvoudiger: een goede christelijke burger is wellicht veel eerder een vrucht van het geloof, een vrucht die tot groei en bloei komt wanneer mensen er in hun leven primair op gericht zijn God lief te hebben boven alles en de naaste als zichzelf. Met deze benadering kunnen we ook voorkomen dat de kerk of de opvoeder het geloof als puur instrumenteel ziet, ofwel: erg nuttig voor de samenleving, religie als een bruikbaar sociaal bindmiddel. Dit laatste is een groot gevaar: het geloof instrumenteel aanwenden. ‘Het is fijn als je een goed huwelijk hebt, want dan heb je een thuisbasis waar vanuit je goed kunt zijn voor de buurt.’ Dat zal zeker waar zijn, maar daar trouw je elkaar niet voor. Dat is een neveneffect. De Kerk is er voor het Koninkrijk der hemelen, voor de band met het nieuwe dat Christus op aarde bracht en dat er blijft (in voorlopigheid) totdat de nieuwe hemel en aarde aanbreekt – door zijn toedoen. De betrokkenheid daarop is de eerste prioriteit van een christen. Dat je goed bent voor de schepping omdat je des te beter God kent (als je gelooft) is een neveneffect. Je verhoudt je relatief tot wat relatief belangrijk is en absoluut tot wat absoluut belangrijk is. Of eenvoudiger: wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen. Het zwaarst weegt: God kennen in Zijn verlossende kracht die van ons ándere en nieuwe mensen maakt, burgers van het rijk der hemelen?’

Hoort aandacht voor burgerschap ook thuis in de catechese?

‘In de catechese gaat het allereerst om de Bijbelse leer. Juist als je jongeren en pubers iets laat zien van het mooie dat zij geschapen zijn naar Gods beeld, dat zij een ziel hebben en een hart dat vragen stelt en dat hen zegt dat ze hun geluk niet kunnen vinden in din-gen die tijdelijk zijn, hoe mooi die ook zijn, maar dat ze voor God bestemd zijn, geef je hen houvast om zichzelf te leren kennen. Je praat met ze over het mooie van het leven, het tijdelijke, de dood en daarna, maar ook de roeping hier. Je bereidt ze erop voor dat het niet makkelijk is om de oriëntatie naar God toe vast te houden, zeker niet in een revolutionaire en hedonistische tijd. Maar alleen zo kunnen ze gelukkig worden en recht doen aan de schepping en aan hun roeping. In het verlengde daarvan kun je als catecheet ook zeggen hoe zij iets kunnen betekenen voor hun land, waarvoor God zoveel gedaan heeft, maar waar helaas ook zo weinig meer van God te zien valt. Zo kweek je verantwoordelijkheidsbesef, maar raak je niet verstrikt in moralisme of in illusies en luchtfietserij. Je vertelt hoe rijk God hen maakte, met hun talenten, interesses en dat God hen wil inschakelen, binnen het kader van Zijn wet, die de richtlijnen zijn voor hun leven, daar waar het leven en God hen brengt. Zo haal je er een onbijbelse moralistische beklemming vanaf en geef je ze iets mee van de diepe vreugde in het roepingsbesef dat je overbrengt, terwijl je evenmin idealistisch wordt.’

Voor burgerschap zijn politici geneigd vooral naar het onderwijs kijken. Ze vergeten soms dat ouders de eerstverantwoordelijken zijn. En de kerken komen helemaal niet in beeld…

‘Burgerschap is nergens zo te vinden (als het goed is) als in de kerk. Luther kwam op voor het schoolwezen, voor studie. Calvijn verdedigde de christenen tegenover koning Frans I en zei: u hebt geen betere burgers dan zij. Zij luisteren naar Gods geboden! De staat mag opkomen voor onderwijs (Luther riep de vorsten ertoe op), maar zij mag niet ideologisch worden. Helaas is ze dat veelal wel: de bijna propagandistische manier waarop de laatste mode in de filosofie (l’altéritée) uitgedragen en opgedrongen wordt in lessen over inclusiviteit, die op alle hogescholen en universiteiten bijna in alle vakken naar voren komt (ook vanwege de subsidies), is er een voorbeeld van. Dit opdringen gaat zover dat de speelruimte voor ouders en scholen in het gedrang komt. De overheid moet terughoudend zijn, juist omdat de primaire taak van de opvoeding bij ouders ligt en in het verlengde daarvan bij de scholen, die hun eigen identiteit moeten kunnen behouden. Dat kinderen op school wegwijs worden gemaakt in de huidige samenleving en dat ze geleerd moeten worden om geen haat te hebben jegens anderen is duidelijk. Maar dat betekent niet dat de overheid via burgerschapslessen een visie mag opdringen die kenmerken krijgt van een pseudoreligie of zelfs van een aperte ideologie.’

Op welke manier kan burgerschap aan de orde komen in de vorming van jongeren door de kerk en haar jeugdwerk?

‘Je leert kinderen wat Petrus 4 zegt: Doe het goede en laat, als men kwaad over u spreekt, het niet zo zijn dat u lijdt als mensen die echt kwaad gedaan hebben. Geef ze geen gelegenheid om zich terecht over u te beklagen. Wie weet wie je op die manier voor Christus wint. En verder: Romeinen 13. En wat te denken van Christus’ woord: Geef de keizer wat van de keizer is etc. 5 Wat een prachtige teksten en thema’s om met jongeren te bespreken! En wat te denken over het huwelijk: je lichaam, een rijkdom, met verlangens, die soms verleidingen worden; leer te waarderen en leer ermee om te gaan en de rijkdom die God geeft, goed aan te wenden. Leer ze ook iets te begrijpen van hun tijd. Vertel over de Franse Revolutie en het revolutionaire denken. Vertel hun over de zin van het leven en hoe die samenhangt met waar hun hart naar vraagt en met wat God wil geven. Leer ze zien hoe het revolutionaire veel belooft, maar weinig biedt. Laat hen het relatieve van maatschappelijke tendensen en hypes zien. Voor jongeren heeft wat zich aan hen voordoet een absoluut karakter. Als je wat ouder wordt, zie je dat er modes zijn, tendensen die weer voorbijgaan. Leer ze wat relativeren.’

Als ik het goed heb organiseerde u ook lezingen in Hoornaar die openbaar toegankelijk waren. Welke motivatie zat daarachter?

‘Zeker; we hadden een kring over de apocriefe boeken. Ik belegde avonden over opvoeding, bij Plato, Augustinus, Dante, Kierkegaard, Guardini, Giusanni en Aalders. Ik wilde de mensen in aanraking brengen met de schat die in de christelijke traditie te vinden is zodat ze onderkenden wat in hun tijd omgaat en zodat ze ook hun kinderen op weg kunnen helpen.’

U was ook betrokken bij het godsdienstonderwijs op openbare scholen. Kunt u het belang en de betekenis hiervan toelichten?

‘Langzamerhand merkte ik dat dit onderwijs minder en minder gewaardeerd werd. Steeds meer moest het vorm krijgen binnen het algemene vak: godsdiensten. Dat heb ik jammer gevonden, vooral ook vanwege het feit dat de kinderen de bijbelverhalen enorm waardeerden. Ze voelden aan: hier gaat het ergens over, over de wereld, over de geschiedenis, de oertijd, de zondvloed, Mesopotamië, Egypte, Griekenland, Rome en dat omdat Israël met al die culturen in aanraking kwam. Maar ook: hier gaat het over God die ons schiep en die zorgt, hier gaat het over nu en over mij, over de band met God… De kinderen vonden het prachtig.’ Op welke manier kan de kerk bijdragen aan het expliciet maken van de (christelijke) waarden die de democratische rechtsstaat schragen?

‘De kerk moet leren de Wet van God te waarderen als uitdrukking van de schepping. Zeg maar: de eerste functie van de Wet, zoals Calvijn die aanwees: de usus politicus. De kerk moet het heilzame van Gods orde laten uitkomen. Daarbij is het haar taak te wijzen op de betekenis van gewetensvrijheid en te protesteren waar sprake is van ideologische uitwassen. Ze moet dat met wijsheid en tact en soms (heel zelden, bij dreigende noodsituaties) ook heel beslist en profetisch doen. Verder is de kerk van onschatbare betekenis als zoutend zout, als zuurdesem. Wat de kerk al niet betekent! Wat pastoraat niet betekent! Ik heb eens ietwat gekscherend tegen een burgemeester gezegd: u weet niet half hoeveel geld u bespaart door het werk van predikanten. Ze lezen de wet voor, geven jongeren houvast en helpen in crisissituaties. Dat bespaart de gemeentelijke overheid veel kosten, anders zouden ze bij u aankloppen. Daar is werkelijk iets van waar.’


Bronnen

1. C.S. Lewis, De afschaffing van de mens, Kampen 1997 (oorspr. Londen 1943), m.n. p. 67-79.

2. G. Groen van Prinsterer, Ongeloof en revolutie, Barneveld 2008, (oorspr. 1847), met name hoofdstukken VIII en IX.

3. Vgl. W. Aalders, De Kerk: het hart van de wereldgeschiedenis, Kampen 2023 (oorspr. Leiden 1995)

4. Vgl. I Petrus 3 vers 13-17.

5. Mattheüs 22 vers 15-22.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024

Zicht | 84 Pagina's

‘Christelijk burgerschap is veeleer een vrucht van het geloof’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024

Zicht | 84 Pagina's