Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ekonomische Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ekonomische Zaken

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openbare kommissievergadering Ir. VAN ROSSUM

Onder het hoofdstuk Konsurrientzaken kwam het punt misleidende reklame voor. De heer Van Rossum merkte het volgende op: In aansluiting op wat de geachte afgevaardigde de heer Van der Peijl naar voren heeft gebracht, wilde ik speciaal enkele vragen over de misleidende reklame stellen, wat voor ons altijd nog een klein beetje ligt in het kader van het vals getuigenis spreken. Wij hebben hierover reeds enkele jaren met de Staatssekretaris van gedachten gewisseld. Reeds enkele jaren heeft hij beloofd, dat hij op dit punt bijzonder aktief zou zijn. Het geldt eigenlijk voor het gehele gebied van het onordelijke ekonomische verkeer. Er zijn bepaalde moeilijkheden bekend, waarover bepaalde adviezen zijn uitgebracht. Ik moge de Staatssekretaris vragen of hij er nog in gelooft, dat in zijn ambtsperiode terzake nog een doeltreffende wetgeving tot stand zal komen dan wel, of in ieder geval een wetsontwerp ter zake zal worden ingediend. Is de Staatssekretaris bereid, daarbij de nodige voortvarendheid te betrachten? Het geldt natuurlijk ook voor onereuze reklamemiddelen. De Staatssekretaris zegt in de memorie van toelichting, dat een privaatrechtelijke code tot stand is gekomen, maar dat deze toch niet afdoende is. De Staatssekretaris zegt, dat er zeer duidelijke wettelijke aanvullingen op moeten komen. Houdt de Staatssekretaris zich er reeds mee bezig, en houdt het een bepaalde aanwijzing in nu hij naar het Engelse voorbeeld van de Trade Description Act verwijst? Denkt hij aan een soortgelijke regeling? Zo ja, hoever is de Staatssekretaris dan in dezen gevorderd? Tenslotte vraag ik de Staatssekretaris of, wanneer adviseurs werkzaam zijn, die tot aanbesteding van door hen geadviseerde werken overgegaan en dan deze aanbesteding alleen maar gebruiken om de prijzen te vergelijken en die dan daarna zelf voor een iets lager bedrag het betreffende werk gaan maken, of hij dit ook onordelijk ekonomisch verkeer acht?

De Minister merkt n.a.v. dit punt op:

Voorts de misleidende reklame, mevrouw de Voorzitter. Mijn opmerking dat het zo lastig is voor dit soort van zaken de goede juridische vormgeving te vinden, wordt wel het beste geïllustreerd door wat hier over en weer werd gezegd. Een begrip als „ludiek" wijst daarop. En ook als mevrouw Brautigam onderscheid maakt tussen bedrog, versluiering en fabeltjes, begrijpt een ieder hier wat zij bedoelt, maar daarmee zijn deze begrippen nog niet zodanig gedefinieerd, dat zij in de wetgeving kunnen worden gevangen. Ik heb dan ook bij herhaling gezegd, dat ik de ontwikkeling van de gedachten op dit stuk nauwgezet volg en dat ik het van verschillende ontwikkelingen wilde laten afhangen wat ten aanzien daarvan in Nederland zou moeten gebeuren. In de eerste plaats was er de privaatrechtelijke erecode. Onderzocht diende te worden of deze dusdanig kon worden verbeterd dat er een deel van de moeilijkheden door kon worden opgelost. In de tweede plaats is er de laatste drie jaar in de Raad van Europa - verschillende geachte afgevaardigden hebben daarop gewezen - een gesprek over deze materie op gang gebracht. Zowel de resultaten van het overwegen van de mogelijkheden op het gebied van de privaatrechtelijke erecode als de uitkristallisatie van de gedachten op Europees niveau hebben mij tot de overtuiging gebracht dat het toch ernstig overweging verdient, in Nederland een specifiek stuk wetgeving op het gebied van de misleidende reklame tot stand te brengen. Bij wat ik verder ga zeggen zie ik de gezichten van de leden van de kommissie langer worden, maar naar ik aanneem zullen zij met mij eens zijn dat het niet anders kan. Ik kom namelijk nu in de fase waarin ik een adviesaanvrage aan de S.E.R. kan voorbereiden. Daarmee sta ik slechts aan het begin van de lange weg die moet worden bewandeld om tot een wet op dit stuk te komen.

Verhoging octrooigelden

In de kringen van de Vereniging van Industriële Eigendom wordt gevreesd, dat de octrooigelden binnenkort weer zullen worden verhoogd. Ook ik meen, dat een verhoging bezwaarlijk is mede met het oog op de betreffende tarieven in het buitenland. Als ik goed ben ingelicht, zijn de octrooigelden sinds 1 januari 1964 hier al verdrievoudigd onder het motief, dat het geheel selfsupporting moet zijn. Dit lijkt mij niet geheel juist en ook niet geheel in overeenstemming met hetgeen bij de behandehng van het desbetreffende wetsontwerp is gezegd. Staatssekretaris Gijzeis legde er toen (zie Handelingen, Tweede Kamer Zitting 1962-1963, blz. 3824) heel duidelijk de nadruk op, dat het tarief niet te hoog en niet prohibitief zal mogen zijn. De kosten, verbonden aan een dergelijk overheidsorgaan, moeten toch evenzeer als zulks het geval is met de kosten, verbonden aan het rechterlijk en politionele apparaat, mede uit de algemene middelen worden gedekt. Is het wel redelijk, de octrooigelden nu opnieuw belangrijk te verhogen of überhaupt te verhogen?

De Minister antwoordt

De octrooigemachtigden vechten de vraag aan of de Octrooiraad selfsupporting moet zijn en of het hierbij niet om een zodanig algemeen belang gaat, dat het gerechtvaardigd is om een gedeelte van het budget uit overheidsmiddelen te dekken. Ik ben van mening, dat de belangen van de betrokkenen zodanig zijn, dat geen beroep op rijksmiddelen moet worden gedaan. Per saldo moet dit toch altijd enigermate worden gedaan, omdat de opbrengsten en de kosten elkaar niet geheel dekken. De betrokkenen moeten echter in principe de kosten, die aan deze zaak verbonden zijn, zelf dragen. De financiële belangen, die voor de betrokkenen op het spel staan, zijn daarvoor groot genoeg, tot een bepaalde grens, nl. daar waar de hoogte van de kosten prohibitief zou worden of in strijd zou komen met de goede werking van ons octrooirecht. Tot dusverre is mij nooit aangetoond, dat deze grens ook maar bij benadering is bereikt.

Daarbij komt, dat 80 tot 85 pet. van alle octrooiaanvragen uit het buitenland komt. Ons octrooirecht fungeert in sterke mate als beschermer van de Nederlandse industrie. Wanneer een deel van de middelen van de Octrooiraad moet komen uit de rijksbegroting, moet ongetwijfeld op andere punten kompensatie worden geboden. Het zal duidelijk zijn, dat ik in het geheel van de prioriteitenafweging weinig aanleiding zie daartoe te geraken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1970

De Banier | 8 Pagina's

Ekonomische Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 1970

De Banier | 8 Pagina's