Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geloofsgetuigenis van de bruid aangaande de tweeërlei hoedanigheid van Gods kerk 2

Bekijk het origineel

Het geloofsgetuigenis van de bruid aangaande de tweeërlei hoedanigheid van Gods kerk 2

Ik ben zwart, doch liefelijk, gij dochters van Jeruzalem. Hooglied 1 : 5

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar wat doet de bruid dan? Zij stelt de dochters van Jeruzalem Christus voor in al Zijn schoonheid en beminnelijkheid. Zie dit in hoofdstuk 5 : 10-16. Ze zegt tot deze dochters van Jeruzalem, dat haar Liefste blank en rood is en de banier draagt boven tienduizend. Ze gaat Hem uittekenen van het hoofd tot de voeten. Ze stelt Hem voor in Zijn blanke heiligheid, onnozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren. Maar ook in de bloedroodheid van Zijn Middelaarsheerlijkheid, als het Lam Gods, Dat geslacht is van vóór de grondlegging der wereld Al wat aan Hem is — Zijn hoofd, Zijn haarlokken, Zijn ogen, Zijn wangen, Zijn lippen en Zijn handen, Zijn schenkelen en Zijn voeten — is gans begeerlijk. Zijn gestalte is als de Libanon, uitverkoren als de cederen. Zijn gehemelte is enkel zoetigheid. „O", zegt de bruid: „Zulk Eén is mijn Liefste, ja, zulk Eén is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem!"

Dit moge ook het leven zijn van de Bruidskerk in onze tijd, om de dierbaarheid, noodzakelijkheid, gepastheid, en gewilligheid van Christus zo uit te dragen, dat de bekommerde kerk daaruit onderwezen werd, dat haar genegendheden werden gaande gemaakt en zij een heimwee der ziel leerde kennen om met Hem in ondertrouw te komen.

Maar de bruid spreekt ook van de diepe ontdekkingen door de Heilige Geest. Hoor dit maar in onze tekst: „Ik ben zwart, doch liefelijk". Het is noodzakelijk, dat de dochters van Jeruzalem ook daarin onderwezen worden, ten eerste opdat zij zichzelf en Christus zouden leren kennen, en ten tweede opdat zij de bruid niet verkeerd zouden beoordelen.

De dochters van Jeruzalem zien met verwondering en heilige jaloezie op de bruid en vragen: , , Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn als rookpilaren, berookt met mirre en wierook en allerleipoeders des kruideniers? " Maar dan treedt de bruid toe en ze gaat de dochters van Jeruzalem liefelijk onderwijzen en hun verklaren, dat ze zwart in zichzelf is vanwege de inklevende verdorvenheid en het inwonend verderf. Ja, zij verklaart daarmee, dat ze alle dagen in de dood wordt overgegeven om Christus' wil. Maar door het geloof mag ze daaruit opkomen en eenmaal zal ze eeuwig triomferen.

In de tweede plaats geeft ze een waarschuwende onderwijzing aan de dochters van Jeruzalem, zeggende: „Ik ben zwart, doch liefelijk". Ze zegt: „Ge moet niet twijfelen als de kracht der zonde in uw leden gaat woelen; ge moet niet twijfelen als uw gevoel niet meer aanwezig is; maar ge moet leven door het geloof en pleiten op Gods onfeilbare beloften. De Heere verandert niet, al veranderen uw gestalten".

Maar in de derde plaats geeft de bruid hun ook een onderwijzing tot bestraffing, opdat de dochters van Jeruzalem uit hun wettische oogmerken de bruid niet zullen veroordelen, wanneer zij in hun wettische ijver de bruid in haar evangelische boetvaardigheid menen te overtreffen. Daarom geeft de bruid van zichzelf een getuigenis van haar tweeërlei hoedanigheid, zeggende: „Ik ben zwart, doch liefelijk".

Zij spreekt niet van zichzelf als van een twee-mens, om de zwartheid toe te schrijven aan de oude mens en de liefelijkheid aan de nieuwe mens, zoals de antinomianen doen. Dan gaat men de oude mens de teugels vrij laten in het zondigen, opdat de genade te meerder worde. Maar Paulus besluit dezulken onder het rechtvaardig oordeel Gods, zeggende, dat hun verdoemenis rechtvaardig is. De bruid spreekt hier niet uit ongeloof; integendeel, zij spreekt de taal van het levende geloof; zij spreekt uit de zelfkennis, verkregen door het licht des Geestes. Zij doet een bekentenis van haar zielesmart, zeggende, dat ze zwart is als de tenten Kedars. Kedar was de tweede zoon van Ismaël. Deze kinderen van Kedar woonden in tenten. Zij waren een nomadenvolk, oorlogszuchtig van aard en gevreesd vanwege hun rooftochten. Ze komen ons hier voor als zwervend door de woestijn in hun tenten van kemelshaar, zeer vervuild en onaanzienlijk. Dit nu is het beeld, dat de bruid van zichzelf geeft. Zij is zwart en onaanzienlijk als de tenten Kedars. Zwart door de erfzonde met alle Adamskinderen. Zwart door de toegerekende schuld van de verbreking van Gods verbond. .Deze moedwillige verbreking bracht ook haar onder het oordeel van de drievoudige dood, de tijdelijke, de geestelijke en de eeuwige dood. maar ook zwart door de erfsmet, welke is de inklevende verdorvenheid, die zich verspreidt over de gehele mens naar ziel en lichaam beide, waardoor het van nature onmogelijk is om vruchten voort te brengen, die Gode welbehaaglijk zijn. z o kent de bruid zichzelf door ontdekkende genade in de weg van overtuiging. Maar zij kent zich ook zwart na de vereniging met Christi.is, haar Zielebruidegom. Want hoewel zij zich bewust is van schuldvergevende genade en zij weet in Christus verlost te zijn van schuld en doem, zo bevindt zij toch zichzelf zwart te zijn vanwege het inwonende verderf, dat zij door deze woestijn zal moeten omdragen tot haar dood toe.

Zwart is zij vanwege de krachteloosheid in zichzelf, want als zij het goede wil doen, dan ligt het kwade haar bij. Zwart kent zij zich omdat zij niet welbehaaglijk voor.de Heere leven kan, zoals zij dit begeert als een plicht der liefde. Zwart is zij vanwege haar krachteloosheid tegen de macht der zonde, waaronder zij gebonden is, al is deze kracht niet meer overheersend door de genade Gods. Zwart is zij door het telkens weer komen onder de schuld der zonde, die een scheiding maakt tussen de Heere en haar ziel, waaronder zij treurt en kwijnt. Zwart is zij door de onverloochendheid, die nog in haar woont, zodat het haar menigmaal zwaar valt het kruis op te nemen en Christus te volgen, waar Hij ook met haar heengaat, door tegenspoed, armoede, ziekte, ja, door honger en koude. Zwart is zij door het verkiezen van eigen wegen, omdat zij zelf haar weg bepalen wil; omdat zij zelf al een weg heeft uitgedacht en dan met vele gebeden en zuchtingen de Heere bewegen wil aan haar zijde te gaan staan, wat toch op bittere teleurstelling voor de bruid uitkomt. Maar zij kent zich ook zwart door het zoeken van eigen eer en allerlei zelfbedoelingen. Dat is haar tot schuld en schaamte voor God en mensen. Het is haar innerlijke begeerte de eer des Heeren op het hoogst te beogen, maar tot haar smart maakt ze weinig vorderingen. Zwart is zij door haar lauwheid en liefdeloosheid ten opzichte van haar naaste. Ze kan soms haar naaste betrekkingen ongewaarschuwd van zich laten gaan, waarom zij zichzelf wel aan moet klagen. En om maar niet meer te noemen, wanneer de bruid zichzelf beziet en zoekt naar het beeld Gods, waarnaar ze bij aanvang in de wedergeboorte vernieuwd is, dan zegt ze ook .in dat opzicht van zichzelf: „Ik ben zwart; bestoven door het stof der woestijn en onaanzienlijk in mijn openbaring".

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1967

De Saambinder | 4 Pagina's

Het geloofsgetuigenis van de bruid aangaande de tweeërlei hoedanigheid van Gods kerk 2

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1967

De Saambinder | 4 Pagina's