Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De rechtvaardigmaking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De rechtvaardigmaking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén onzer lezers kan het niet goed vatten, dat Hellenbroek in zijn vragenboekje in het stuk over de rechtvaardigmaking zeg^, dat deze geschiedt buiten de mens, daar het toch nodig is, om wel getroost zalig te leven en te sterven, door genade te weten, dat de schuld in het Goddelijk recht is verzoend en de zonden vergeven zijn.

Ter beantwoording hiervan willen wij eerst iets zeggen wat onder de veelbetekenende zaak van de rechtvaardigmaking verstaan moet worden.

De rechtvaardigmaking is een vonnis, een rechterlijke uitspraak ten opzichte van de handhaving van de geschonden gerechtigheid Gods, en een daad van genade, voor zover betreft de volkomen uitsluiting van alle werk des mensen en de toerekening van Christus' gerechtigheid aan de gans verloren zondaar, welke toerekening alleen uit genade plaats grijpt. Hierbij zij aanstonds opgemerkt dat niet Christus, maar God, tegen Wie wij gezondigd hebben, de vergeving van zonden schenkt. Wanneer Christus bij Zijn omwandeling op aarde tot de boetvaardige zondares zegt: „Uw zonden zijn u vergeven", dan spreekt Hij als de Zoon Gods, Die met de Vader en de Heilige Geest de enige en drieënige God is, Die machtig is de zonden te vergeven. Luk. 7 : 48. Zie ook Matth. 9 : 2-6. In het huishoudelijke van het Goddelijk Wezen echter is God de Vader Rechter, de Zoon Verlosser en de Heilige Geest de Heiligmaker. In het bijzonder dan ook spreekt God de Vader de in zichzelf gans verloren, doch uitverkoren zondaar vrij van schuld en straf en schenkt hem een recht ten eeuwigen leven. God de Vader handhaaft de geschonden gerechtigheid van het Wezen Gods en treedt als Rechter op, eisende een volmaakte gerechtigheid, en deze in Christus verkregen hebbende, spreekt Hij zulk een zondaar volkomen en eeuwig vrij.

. God kan van Zijn recht niet afstaan, of Hij zou ophouden God te zijn, daar Gods deugden van God niet te scheiden zijn. Hij kan, met eerbied gesproken, niet één zonde ongestraft laten. Om Zijn uitverkorenen in Zijn eeuwige liefde te doen delen, geeft Hij Zijn eigen Zoon daartoe in hun plaats, om als hun Borg de volkomen voldoening in het Goddelijk recht voor ai hun erf- en dadelijke zonden tot de laatste kwadrantpenning toe aan te brengen. De Zoon Gods gaf Zichzelf reeds van eeuwigheid in het Verbond vrijwUlig daartoe over, opdat het welbehagen Zijns Vaders door Zijn hand gdukkiglijk zou voortgaan, en de volkomen voldoening is, met Zijn komst in het vlees, dan ook door Hem zó aangebracht dat Hij het uitriep. Zijn dood daarin besluitende: „Het is volbracht". Die voldoening nu is door de Vader aanvaard en is in Hem alzo de vrijspraak voor al de Zijnen gevallen en geopenbaard in de opstanding des Midddaars. Die vrijspraak is alzo geschied met volkomen handhaving van de Godddijke gerechtighdd, anders ware zij trouwens geen rechtvaardigmaking. Deze vrijspraak valt dus voor al de uitverkorenen in Christus en zonder enige gerechtighdd door henzelf, hetzij gehed of gededtdijk, aangebracht, dus buiten hen. Al wat van de mens is, zelfs het gdoof valt daarbij als grond gehed weg.

Hiervan hopen wij verder nog iets meer te zeggen; daar de onderwerpelijke toepassing aan hen persoonlijk door staatsverwissding niet kan worden gemist. De rechtvaardigmaking in Christus van al Gods uitverkorenen is alzo van eeuwighd=eid reeds en in de opstanding van Christus, en gaat het gdoof dus vooraf. Hoe zou anders God de zondaar, die voorwerp is van Zijn toorn, met het geloof kunnen begiftigen, indien God zulk één niet dadelijk in Christus en in Diens gerechtigheid aanzag, daar God buiten, Christus een verterend vuur en een eeuwige gloed i^ bij wie niemand wonen kan? Maar de aanschouwing van zulk één in Christus stilt de toorn Gods en opent de weg om hem, de in zichzelf doemwaardige zondaar, met genade te begiftigen. Alzo is door Christus van eeuwigheid in de sluiting van het verbond der verlossing, en met Zijnkomst en voldoening in de voüidd des tijds, Gods recht voldaan en de vrijspraak gevaUen. Lees daartoe 2 Kor. 5 : 19: „Godwas in Christus de werdd met Zichzdf verzoenende", ja reeds van eeuwighdd. Hoor Paulus daartoe spreken van: „de genade, die ons gegeven is in Christus Jezus vóór de tijden der eeuwen", 2 Tim. 1 : 9. Wat de opstanding van Christus betreft, daarvan zegt de apostd niet aUeen: „Christus is gerechtvaardigd in de Geest", maar ook: „Hij is opgewekt tot onze rechtvaardigmaking", zie 1 Tim. 3 : 16 en Rom. 4:25.

Lees daartoe ook maar eens de Catechismus vanVoetius over Zondag 23 en Alex. Comrie in zijn kostdijke: , , Brief over de rechtvaardigmaking des zondaars", en wijlen Ds. G. H. Kersten in zijn „Dogmatiek" over het 'stuk van de rechtvaardigmaking. Van deze vaste grondslag der zalighdd voor dekerk des Heeren mag echter nooit misbruik gemaakt worden, gelijk de antinomianen en ved anderen doen, daar de rechtvaardigmaking, die buiten de mens in Christus valt, aan hem onderwerpdijk moet worden toegerekend, wat aan de aanneming des gdoofs vooraf moet gaan. Krachtens ons één zijn in Adam, ons aller verbondshoofd, in het verbond der werken, zijn ook Gods uitverkorenen van nature kinderen des toorns gelijk al de anderen, zie Ef. 2 : 3. Een staatsverwissding is hun noodzakelijk. Uit de staat der verdoemenis moeten zij in de staat der verzoening met God worden overgezet. . Zonder deze beweldadiging des Heeren kan nooit iemand enige troost ontvangen uit de rechtvaardigmaking, die vóór het gdoof objectid in Christus plaats greep. Gods Woord veroordedt de antinomiaan, die zich op de rechtvaardigmaking van eeuwighdd beroepen wil, zonder door Godddijke schenking van het gdoof ded aan Christus verkregen te hebben. Dit gdoof is, let daar goed op, maar niet een bewust worden van de rechtvaardigmaking; dan toch ware van een dgenlijke rechtvaardigniaking geen sprake. Dan is deze geen vrijspreken van de in zichzelf doemwaardige zondaar; danr'is zij niet meer een staatsverwissding, wat ze toch wezenlijk is.

Met innerlijke bdeving wordt echter door een gerechte-lijke uitspraak Gods, uit loutere genade om de gerechtigheid van Christus, zulk één in een staat van verzoening en vrede met God gebracht, zie Rom. 5 : 1 en Rom. 4:6. In een volgend artikel hopen wij D.V. hierop verder in te gaan.

Rotterdam-W

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1965

De Saambinder | 4 Pagina's

De rechtvaardigmaking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1965

De Saambinder | 4 Pagina's