Een grote afgrond
Het opinieblad De Nieuwe Koers en het kennisplatform ‘Weet wat je gelooft’ zijn bezig met een onderzoek naar het geloof in de hel. Ze willen weten of er volgens Nederlandse christenen een hel bestaat en of dit wel te rijmen is met een God van liefde. Maar is het niet beter om te luisteren naar wat de Bijbel op deze vragen zegt?
In n de Bijbel is de hel een ontzaglijke realiteit. Die staat in nauwe samenhang met het wezen van de God van Israël. God haat en straft de zonde, ‘Gij haat alle werkers der ongerechtigheid’ (Ps. 5:5). Er zijn omstandigheden waarin de hel op aarde soms al voelbaar wordt. Iedere zonde is ‘ik-gericht’ en strijdig met Gods liefdeswet. Zonde maakt de mens eenzaam. De verlatenheid van de buitenste duisternis is daarvan de uiterste consequentie.
Oude Testament
Mensen die de hel loochenen, denken dat te kunnen onderbouwen met het Oude Testament. Inderdaad is er in het Nieuwe Testament meer aandacht voor de hel. Toch is de gedachte van de hel in het Oude Testament beslist niet afwezig. Direct na de zondeval in het paradijs doet de dood als verdervende macht zijn intrede. Adam en Eva worden uit het paradijs bij God vandaan verdreven. De scheiding van God zal straks het uiteindelijke oordeel van de rampzaligheid uitmaken. De profeten van het Oude Testament spreken bijna allemaal van de grote ‘dag des HEEREN’, waarin het oordeel voltrokken wordt. ‘Want ziet, die dag komt, brandende als een oven’ (Mal. 4:1).
Nieuwe Testament
Het Nieuwe Testament spreekt misschien uitgebreider over de hel, maar is zeker niet in tegenspraak met het Oude Testament. Wanneer we het Nieuwe Testament erop naslaan, zien we dat op drie aspecten de nadruk valt: ‘veroordeling’, ‘verderving’ en ‘verlating’. Het eerste aspect is de Goddelijke veroordeling of straf. De hel is Gods rechtvaardige straf op de zonde. ‘Die zal strafbaar zijn door het helse vuur (Matth. 5:22).
Het tweede aspect is de verderving van de onbekeerlijke mens. ‘Breed is de weg, die tot het verderf leidt’ (Matth. 7:13). Evangelischen, zoals John Stott, leggen de nadruk op deze verderving, omdat zij moeite hebben met een eeuwigdurende straf. Voor hen is de hel vooral het definitieve einde van de goddelozen. Maar zij zien over het hoofd dat de Bijbel spreekt van een ‘eeuwig verderf’ (2 Thess. 1:9).
Het derde aspect van de hel is de verlating. Deze verlating heeft Christus in een gelijkenis uitgedrukt met de aangrijpende woorden: ‘Gaat weg van Mij’ (Matth. 7:23). Paulus noemt de drie aspecten van ‘straf, verderf en verlating’ in 2 Thessalonicenzen 1:9, ‘Dewelken zullen tot straf lijden, het eeuwig verderf, van het aangezicht des Heeren en van de heerlijkheid Zijner sterkte’.
De Verlichting
De eerste grote aanval op de eeuwige straf kwam van Origenes (†253). Hij geloofde in het herstel van alle dingen, zelfs van de gevallen engelen. Zijn opvatting werd veroordeeld op het concilie van Constantinopel (381). Sindsdien is lange tijd aan het bestaan van de hel niet getwijfeld. De Middeleeuwen en de Reformatie hielden zich aan de letterlijke uitleg van de Bijbel, waarbij de Reformatie vooral soberheid betrachtte.
Pas sinds de Verlichting in de achttiende eeuw is de hel weer onder kritiek gesteld. De menselijke rede werd zelfstandig en de Schrift kwam onder het ontleedmes van de twijfel. Hoe kan er in de hel duisternis en tegelijk vuur zijn? Of hoe kan iemand eeuwig pijn lijden en tegelijk vergaan? We zagen dat deze aspecten van de helse straf elkaar niet uitsluiten, maar juist aanvullen.
In onze tijd heeft voor het merendeel van de kerkmensen de hel als eeuwige straf afgedaan. Men wil het alleen symbolisch opvatten. Het onderzoek dat de Nieuwe Koers gestart is, zal ongetwijfeld deze gedachte opnieuw versterkt zien.
De moderne kerkmens beseft niet dat met de ontkenning van de hel, het hart van het Evangelie wordt geraakt. De genoemde aspecten van de straf, het verderf en de Godsverlating komen in de nederdaling ter helle van Christus reëel naar voren. Hij boog gewillig onder Gods toorn (Luk. 22:42). Zijn gelaat was meer ‘verdorven’ dan van andere mensenkinderen (Jes. 52:14). Hij gevoelde Zich geheel van God ‘verlaten’ (Matth. 27:46).
Het avondmaalsformulier wil dat aan deze bittere lijdensweg van Christus gedacht wordt en spreekt daarbij van een zalige en onmisbare ruil: Hij van God verlaten, opdat wij nimmermeer zouden verlaten worden.
Buiten deze zalige ruil staat elk mens voor een afgrond. ‘Uw oordelen zijn een grote afgrond’ (Ps. 36:6).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2020
De Saambinder | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2020
De Saambinder | 16 Pagina's