Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een Statenbijbel en een straatnaam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Statenbijbel en een straatnaam

4 minuten leestijd

Omstreeks 1831 kocht een jongeman in Groningen van een Joodse koopman een Statenbijbel. Er is in Woltersum, een dorp in Groningen, al vele jaren een straat met een bijzondere naam. Een naam die alles te maken heeft met die Bijbel.

Over Jan Egberts Broekema (1809- 1901) ging het in een vorig artikel. Hij was de man die alle stemmen kreeg toen hij kandidaat voor ouderling was. In zijn jeugd had hij op een bijzondere manier lezen en schrijven geleerd: as op een vuurplaat gladstrijken, en dan letters erin tekenen.

Jan Broekema was al ongeveer 22 jaar toen hij alleen op afstand een Statenbijbel gezien had, namelijk in de kerk, op de preekstoel. Waarom was die Bijbel zo dik? Dat begreep hij niet. Maar hij hoorde dat er in die Bijbel ook een verklaring stond, daarom was hij zo dik. En sinds hij dat wist, was er een stil verlangen in zijn hart om in het bezit te komen van een Statenbijbel, want hij had Gods Woord lief. Hij las veel in de Bijbel, maar er stond veel in wat hij niet begreep.

Het werd mei, en in die maand was er in Groningen van oude tijden af een zoge-noemde ‘vrijweek’ voor allen die dienstbaar waren. Velen werkten als knecht of meid op een boerderij. Ze ontvingen in mei ook hun jaarloon. Dan konden ze de schoenmaker en de kleermaker en de winkelier betalen, op bezoek gaan bij hun ouders en familie, en ook – het hoogtepunt van de vakantie – een dag naar ‘stad’ gaan. ‘Stad’, dat was Groningen, want voor Groningers was er eigenlijk maar één stad: Groningen. Het was in die week ook kermis, en die slokte veel geld op. En verder werd ook veel uitgegeven aan prullaria enzovoort.

Jan was ook een dag naar Groningen gegaan. Hij was altijd gewend geweest zijn loon aan zijn moeder te geven, want thuis had men het geld hard nodig. Maar twintig gulden had hij voor zichzelf bestemd.

Aan één stuk door naar huis

Hij slenterde door de stad, maar hij voelde zich niet op z’n gemak. Daar zag hij ineens in een kraam een Statenbijbel liggen, precies zo’n Bijbel als op de preekstoel lag. Wat zou hij graag die Bijbel in bezit willen hebben! Maar wat zou het wel kosten? Aarzelend vroeg hij naar de prijs. ‘Het is een echte, een heel beste, van Jacob en Pieter Keur’, zei de Joodse koopman. ‘Hij had wel tachtig of honderd gulden gekost, maar je kunt hem voor een spotprijs kopen’. Met vreugde betaalde Jan het bedrag dat de koopman vroeg, namelijk negentien gulden. Aan afdingen dacht hij niet, hij was veel te blij dat hij genoeg geld bij zich had. De koopman was ook blij en gaf die goede klant nog twee preken cadeau.

In een winkel kocht Jan voor de laatste gulden een linnen zak, deed de Bijbel daarin en met die zware Bijbel op zijn rug liep hij tweeënhalf uur aan één stuk door naar huis.

Hellenbroek

Jan ging lezen. Hoe ging hij lezen? ‘Hij deed zoals er in zeker vraagboekje staat dat men de Bijbel moet lezen’, zo schreef ds. J. Kok, die het leven van Jan Broekema heeft beschreven. Daarmee bedoelde hij Hellenbroek, die op de vraag hoe men de Heilige Schrift moet lezen antwoordt: ‘In Gods vreze, met een biddend hart, eerbiedig, aandachtig en met een geestelijk oordeel’.

Zoveel en zo vlijtig bestudeerde Jan Broekema zijn Statenbijbel, dat men later van hem zei dat hij de hele Bijbel met de kanttekeningen erbij van buiten kende. Dat zal wel wat overdreven geweest zijn, maar het is weleens gebeurd dat hij drie achtereenvolgende hoofdstukken uit Jesaja uit zijn hoofd opgezegd heeft. Het was toen te donker geworden om te kunnen lezen. Werd er een Bijbeltekst genoemd, dan wist Jan ook heel vaak wat ‘de kant’ ervan zei. ‘De kant’, zo noemde hij altijd de kanttekening.

Toen hij getrouwd was, kreeg de Statenbijbel een ereplaats, op een mahoniehouten lessenaar. Naast zijn huis in het dorp Woltersum liep een pad, en daarvan maakten de inwoners veel gebruik. Dan zagen ze de Bijbel op de lessenaar liggen. Tussen 1866 en 1876 werd het Eemskanaal gegraven (van Groningen naar Delfzijl). Het kanaal was dicht bij het huis van Jan Broekema en toen de polderjongens in Woltersum werkten, liepen ze dagelijks langs het pad langs zijn huis. Ook zij zagen de Bijbel en ze noemden het pad ‘het Bijbelgangetje’. In de volksmond werd dat ‘het biebelgankje’. Vele jaren later, in 1954, werd ‘Bijbelgang’ een officiële straatnaam.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

Een Statenbijbel en een straatnaam

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 augustus 2020

De Saambinder | 20 Pagina's