De kunst van mensen vangen

Wat hun ambt aangaat, maakt Hij hen vissers door Zijn roeping, die tweevoudig is, uitwendig en inwendig; door ze af te zonderen tot de ambtelijke bediening. En het is een aangelegen zaak voor u, o mijn ziel, om te weten of u deze roeping wel of niet hebt.

Hij maakt hen vissers met betrekking tot het welslagen van hun arbeid, dat wil zeggen dat Hij er zorg voor draagt dat ze mensen voor Hem vangen, door de kracht van Zijn Geest te paren aan het Woord dat zij preken en de tucht die ze oefenen, naar 1 Korinthe 1:18: ‘… het woord des kruises is … ons, die behouden worden, … een kracht Gods’. 1 Thessalonicenzen 1:5: ‘… ons Evangelie is onder u niet alleen in woorden geweest, maar ook in kracht, en in de Heilige Geest, en in veel verzekerdheid’. Hij is het Die de zon- daren in het net voert dat de predikanten uitzetten. En als Hij niet met hen is om de vissen in het net te drijven, kunnen ze de hele nacht - en dag - zwoegen en toch niets vangen.

Let er dus op, o mijn ziel, dat gaven niets zullen vermogen. Iemand kan preken als een engel en toch geen nut doen. Als Christus Zijn tegenwoordigheid onthoudt, zal alles tever- geefs zijn. Als de Heere des huizes afwezig is, zal het gezin een walging hebben van zijn voedsel, al zou het rond de ingang van de tent neervallen.

Waarom zou u zich enerzijds verheffen, zoals u soms doet als u een goede en degelijke preek gehouden hebt, waarin uw gaven naar voren komen en u de goedkeuring van de mensen ontvangt? Wel, u kunt dat alles hebben en toch geen visser van mensen zijn. De vis kan het aas aanzien en eromheen draaien omdat het aantrek- kelijk is, maar dat is niet genoeg om hem te vangen. Anderzijds, waarom zou u zich laten ontmoedigen (zoals menigmaal het geval is) door het feit dat uw gaven zo gering zijn en u slechts een kind bent in vergelijking met anderen? Als het Christus behaagt, kan Hij u evengoed een visser van mensen maken als de meest wijze rabbi in de kerk. (…)

Sta dan allereerst, o mijn ziel, naar de tegenwoordigheid van God in Zijn instellingen en naar Zijn kracht, die een verandering zal kunnen bewerken onder de mensen, Psalm 110:3. Laat uw preek, hoe doorwrocht die ook moet zijn, maar een lied der minne zijn. O, leg u vooral daarop toe. Wanneer u studeert, zend dan uw smeking daarvoor op tot uw Heere. Als u een preek schrijft, of erover mediteert, zeg dan tot God: ‘Heere, hij zal totaal krachteloos zijn als Uw kracht er niet in meekomt’. O, de kracht en het leven uit God in de inzettingen is lieflijk. Zoek ze voor uzelf en zoek ze voor uw hoorders. Erken uw eigen krachteloosheid en nutteloosheid zonder die kracht en dat leven uit God, en roep er voortdurend om, opdat uw Heere de vissen in het net moge drijven wanneer u aan het spreiden bent. Houd het oog gericht op deze kracht als u aan het preken bent en denk niet dat u mensen kunt bekeren door de kracht van de rede. Als u dat doet, zult u bedrogen uitkomen’.

(uit: ”De kunst van mensen vangen”, Thomas Boston, uitg. Den Hertog, 1991).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen