De heilige oorlog (156)
Tégen hopeloosheid en vóór meditatie
Er zijn vier mannen opgepakt die plannen maakten om Mensziel te vernietigen. Drie van hen waren twijfelaars aan de verkiezing, de roeping en de genade. Ze worden allemaal schuldig verklaard.
Het vonnis van Kwaadaardige-Ondervrager en de drie Twijfelaars
De rechters verlaten de zaal als de verhoren zijn afgerond. Zij besluiten onmiddellijk de beschuldigden ter dood te veroordelen.
De heer Geweten staat dan op en richt zich tot de gevangenen: ‘Jullie, gevangenen voor de rechtbank, zijn aangeklaagd voor en schuldig bevonden aan zware misdaden tegen onze Prins Immanuël en tegen het welzijn van de beroemde stad Mensziel. Voor deze misdaden moeten jullie ter dood gebracht worden op een passende wijze.’ De mannen worden veroordeeld tot de dood aan het kruis. De plaats van executie is waar Diábolus zijn leger opstelde tegen Mensziel, met uitzondering van Kwaadaardige-Ondervrager, die wordt opgehangen aan het eind van de Slechte Straat, recht tegenover de deur van zijn huis.
Op zoek naar het nageslacht van Hopeloos en andere vijanden
Nadat Mensziel zich in zoverre van zijn vijanden en van die onruststokers heeft bevrijd, wordt vervolgens een streng gebod uitgevaardigd dat Vastewil, samen met zijn dienaar IJver, moet uitzoeken welke Diábolonisten nog achtergebleven zijn in Mensziel. Ze krijgen de opdracht er alles aan te doen om ze op te pakken. De namen van een aantal van hen zijn: Misleiding, Laat-het-goede-los, Slaafse-Vrees, Liefdeloos, Wantrouwen, Vleselijk en Luiaard. Ook wordt bevolen dat ze de overgebleven kinderen van Kwaadaardige-Ondervrager moeten oppakken en dat ze zijn huis moeten slopen. Die overgebleven kinderen heten: Twijfel, de oudste zoon, en verder Wettisch-Leven, Ongelovig, Verkeerde-gedachten-van-Christus, Besnoeide-Belofte, Vleselijk-Gevoel, Leven-door-het-Gevoel en Eigenliefde. Al deze kinderen komen uit het huwelijk met zijn vrouw Hopeloos. Ze is een prinses, want de oude Ongeloof is haar oom. Na het overlijden van haar vader, de oude Duisternis, had Ongeloof haar in huis genomen en opgevoed. Toen ze de leeftijd had om te trouwen, gaf hij haar aan Kwaadaardige-Ondervrager tot zijn vrouw.
Het einde van Misleiding en Laathet-goede-los
Vastewil voert de opdracht, samen met zijn dienaar IJver, direct uit. Hij pakt Misleiding op straat op en hangt hem aan de strop in het Wilssteegje, tegenover zijn eigen huis. Deze Misleiding was degene die graag had gezien dat Mensziel kapitein Geloof had overgeleverd aan Diábolus, in ruil voor de terugtrekking van diens troepenmacht.
Vastewil pakt ook Laat-het-goede-los op als die op een dag druk bezig is op de markt, waarna hij hem volgens de wettelijke regels terechtstelt.
Een vooraanstaande plaats voor Meditatie
In die tijd woont er een oprechte, maar arme man in Mensziel, met de naam Meditatie. Toen Mensziel van zijn Meester was afgevallen, had Meditatie weinig aanzien. Nu heeft hij echter de reputatie van een van de beste inwoners van de stad. Iedereen is bereid hem een vooraanstaande plaats te geven. Tot nu toe heeft Laat-het-goede-los veel te zeggen gehad in Mensziel. Nu Immanuël in de stad gekomen is, krijgt de Prins weer invloed. Die zorgt ervoor dat Meditatie de plaats van Laat-het-goede-los inneemt, wat ten goede komt van het algemeen welzijn. Later wordt die plaats ingenomen door de zoon van Meditatie, die Weldenkend heet. Weldenkend is geboren uit het huwelijk van Meditatie met zijn vrouw Vroomheid, dochter van Geweten.
Hopeloosheid bestreden en meditatie ingevoerd
Bunyan noemt allerlei ondeugden die bestreden moeten worden. Hopeloosheid is een bijzonder kwade ondeugd, waaruit veel ellende voortvloeit. Maar naast een afkeer van het kwaad is er in de wedergeboren zondaar ook de lust om het goede te doen. Mediteren vervult daarin een belangrijke rol.
Teruggebracht
In de strijd tegen de zonde is een grote plaats weggelegd voor het geweten. Als het geweten spreekt, wordt de zonde veroordeeld en gekruisigd. Dat gebeurt vaak op de plaats waar de zonde is ontstaan. Zo wordt de zondaar weer teruggebracht op die slechte plaatsen, in werkelijkheid of in gedachten, waar tegen God misdreven is.
Het kwaad van hopeloosheid aangepakt
Opnieuw laat Bunyan iets zien van de wortel van de strijd tegen het geloof. Hij noemt nu hopeloosheid. Hopeloosheid komt voort uit ongeloof en staat niet los van duisternis in de ziel. Waar hopeloosheid krachtig werkt, wordt de ziel misleid. Waar geen hoop is, wordt het goede losgelaten. Mijn sterkte is vergaan, en mijn hoop van den HEERE (Klaagl. 3:18). Slaafse vrees bezet het hart. Wantrouwen bezet het hart en de handen worden slap. De uitgestelde hoop krenkt het hart (Spr. 13:12). Waar de hoop verslapt, komt plaats voor een wettisch leven, ongelovigheid en verkeerde gedachten van Christus. Daar wordt het gevoel boven het geloof gesteld en wordt tekort gedaan aan de beloften.
Maar door een sterke wil en doortastende ijver gedreven, wordt de zonde aangepakt.
Meditatie krijgt een vooraanstaande plaats
Niet eerder heeft Bunyan in zijn verhaal gesproken over meditatie. Maar nu schuift hij meditatie als het ware naar voren als een belangrijke deugd, nadat allerlei ondeugden het veld hebben moeten ruimen. Zolang de zonde woelt en werkt in het hart, is er geen rust. En rust is juist een belangrijke voorwaarde om gemeenschap met God te zoeken.
Het woord ‘meditatie’ kennen we vooral van stukjes ter overdenking in bijvoorbeeld een kerkblad of een gezinsblad. De meditaties zijn over het algemeen niet de eerste artikelen die gelezen worden. Dat verraadt direct dat overdenkingen naar aanleiding van een Bijbeltekst meestal niet onze eerste belangstelling hebben. Dat moet gezegd worden tot onze schande, want het laat zien dat ons hart daar niet in de eerste plaats naar uitgaat. Er is meer dorst naar bevrediging van onze nieuwsgierigheid dan naar onderzoek naar de staat van onze ziel.
Meditatie is overigens niet alleen een religieuze bezigheid. Meditatie wordt tegenwoordig heel veel ingezet om tot rust te komen en ten goede van het bewustzijn. Er wordt onder andere gesproken over ‘loslaten’. Door je omgeving, je gedachten enz. los te laten, bereik je innerlijke rust.
Bunyan noemt meditatie als de opvolger van ‘Laat het goede los’. Echte meditatie is het ‘loslaten’ van wereldse gedachten en bezigheden en het ‘grijpen naar’ het goede. Het woord ‘meditatie’ komen we niet tegen in de Bijbel. Wel wordt het een keer genoemd in een kanttekening, namelijk bij Psalm 119:97. David zegt daar: Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting den gansen dag. Het gaat daar over het overdenken van Gods wet. Maarten Luther geeft ons het goede voorbeeld. Hoe drukker hij het had, hoe meer tijd hij nam voor afzondering en overdenking. Dat deed hij in vier stappen: 1. Eerst ‘lectio’: lees het Woord en een boek of uitleg op dat Woord gegrond. 2. Dan ‘meditatio’: overdenk rustig wat gelezen is en laat het op je inwerken. 3. Betracht dan ‘oratio’: ga op de knieën in gebed met alles wat gelezen en overdacht is. 4. Mag het dan ook ‘contemplatio’ en het uitzien zijn/worden: dat de Heere overkomt met Zijn Geest en genade in het hart.
In zijn boek ‘De praktijk der godzaligheid’ schrijft ds. Gisbertus Voetius uitgebreid over meditatie 1 , die hij geestelijke overdenking noemt. Hij noemt de volgende vergelijkbare woorden en uitdrukkingen: overlegging van het hart, bidden in de geest, samenspraak, alleenspraak, enzovoort. Het volgende citaat neemt hij over uit een Griekse vertaling: ‘Hij heeft de eenzaamheid opgezocht om in zichzelf te spreken. Hij richte zich tot niemand anders. Een dergelijke vorm van spreken is namelijk niet tot andere mensen gericht, maar hetzij tot God, hetzij tot de spreker zelf’. Meditatie is niet alleen ten goede van het persoonlijk welzijn, maar ook van het algemeen welzijn. Het is, als het goed is, verbonden aan een godvruchtig leven en zorgt voor ‘weldenkende’ mensen. Dat zijn bedachtzame, nadenkende, verstandige, gewetensvolle mensen. Zo beschrijft Bunyan een belangrijke verandering: zoek het goede, in plaats van: laat het goede los!
Mogen we instemmen met David, als hij schrijft: Laat de redenen mijns monds en de overdenking mijns harten welbehaaglijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser? (Ps. 19:15). Dan mag ook gekend worden: Mijn overdenking van Hem zal zoet zijn; ik zal mij in den HEERE verblijden (Ps. 104:34). De Heere geve ons veel te mediteren, het hart gericht op de verheerlijking van Zijn Naam!
Noot
1. Deel II, hoofdstuk 3 (blz. 50-90).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's