Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Abraham De Vader Der Gelovigen (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abraham De Vader Der Gelovigen (III)

8 minuten leestijd

In een vorig artikel stelden wij vast, dat er gesproken moet worden van een historische breuklijn tussen de Abraham-geschiedenis èn de grijze voortijd van Abel, Henoch en Noach. In Genesis 11 wordt gesproken van een grote en ingrijpende culturele catastrofe, die de harmonische en vredige samenleving van volken en rassen volkomen ontwrichtte Iets in de trant als waarvan wij nu getuigen zijn in Joegoslavië en in Rusland. Er eindigt een periode van rust en welvaart Daarvoor in de plaats treedt "ein trotziges Aufbaumen, ein wildes Durcheinander und Gegeneinander, das Bild der Volkerwelt, die fern von Gott im Chaotischen sich bewegt", "een zich koppig verzetten, een wild streven door en tegen elkaar, het beeld van de volkerenwereld, die ver van God zich in het chaotische beweegt" (Karl Cramer). Op die breuklijn in de geschiedenis heeft Abraham geleefd. Tegen die achtergrond moeten wij ook de roep Gods in zijn leven verstaan: "Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken en u zegenen ..." (Genesis 12 : 1,2). En opnieuw: "Zie toch op naar de hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt. Zo zal uw nageslacht zijn" (Genesis 15 : 5). In de tijd dat de geschiedenis der volken wordt tot een geestelijke en maatschappelijke wirwar roept God uit die Babylonische spraakverwarring Abraham en leidt hem in een zekere afzondering, om hem daar te laten uitgroeien tot een volk met een bijzondere roeping. "Met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden" (Genesis 12 : 3). En, staat er dan van Abraham: "En hij geloofde in den HERE, en HIJ rekende het hem toe als gerechtigheid" (Genesis 15 : 6).

De laatst aangehaalde tekst klinkt ons bekend en vertrouwd in de oren omdat daar de twee wezenlijke kenmerken van het geloof genoemd worden, waar wij het in verband met de Godsmannen Abel, Henoch en Noach ook reeds over gehad hebben, namelijk geloof en gerechtigheid. Er is dus duidelijk geestelijke verwantschap tussen de Godsmannen uit de voortijd en Abraham. Het is om die reden dat zij in het bekende hoofdstuk Hebreeen 11 tezamen ook opgenomen zijn in een en hetzelfde geslachtsregister van de gelovigen aller eeuwen. Maar behalve verwantschap is er ook verschil. Vergeleken met het geloof van Abraham draagt het geloof van Abel, Henoch en Noach in de meest letterlijke zin nog een voorhistorisch karakter.

Het IS bij wijze van spreken meer gericht op God als de Schepper van hemel en aarde, dan op God die zich inlaat met de geschiedenis. Hun geloof had er nog geen vermoeden van dat God zich ook op het veld der geschiedenis zou openbaren en dat zijn openbaring een historisch karakter zou krijgen. Voor het eerst wordt daarvan gesproken m Genesis 11, dat hoofdstuk van het breekpunt in de volkenwereld "Toen daalde de HERE neder om de stad en de toren, die de mensenkinderen bouwden, te bezien .." (Genesis 11 : 5) En als vervolg daarop is er dan de roeping en de uitleiding van Abraham en Sarah uit Ur, weg uit de regionen van Babel waar het ongeloof en de hoogmoed hoogtij vierden

Sinds de breuk in de geschiedenis, waarover in Genesis 11 gesproken wordt, treedt er een verandering op in de betrekking van de HERE God tot de wereld De openbaring Gods daalt af naar de aardse werkelijkheid. Zij neemt historisch karakter aan. Dat is iets nieuws, iets ongedachts, iets verrassends. De Godsmannen uit de voortijd wisten daarvan met af Zij kenden God wel, maar met zo. In dat opzicht had hun geloof (zoals wij zeiden) een uitgesproken voorhistorisch karakter. Bij Abraham wordt dat anders. Wat dat betreft is Abraham een overgangsfiguur En het is vooral op grond daarvan, dat hij de naam draagt vanvader aller gelovigen Als degene, aan wie als allereerste de HERE God zich kenbaar maakt als de God, die "nederdaalt" (Genesis 11 : 5) en die handelend optreedt in de geschiedenis; en als degene, die aan die historische openbaring Gods volstrekt geloof hecht en er volkomen aan gehoorzaamt, belichaamt hij een geloof dat voller en rijker is dan het voorhistorische geloof van de Godsmannen uit de grijze voortijd.

De Abraham-geschiedenissen in Genesis bieden ons de mogelijkheid om dat geloof beter te leren kennen Zij schilderen Abraham als overgangsfiguur op zulk een wijze, dat die overgang als levende historie voor ons komt te staan en dat ons de mogelijkheid geboden wordt om aan die historie deel te hebben, erbij betrokken te worden en haar zozeer persoonlijk te naasten, dat ook voor ons Abraham de vader der gelovigen wordt

Als uitgangspunt daartoe is geen tekst geschikter dan de aanvangswoorden van Genesis 17: "Toen A- bram negen en negentig jaar oud was, verscheen de HERE aan Abram en zeide tot hem: Ik ben EL SJAD- DAJ, wandel voor mijn aangezicht en wees volkomen; Ik zal mijn verbond tussen MIJ en u stellen, en u uitermate talrijk maken. Toen wierp Abram zich op zijn aangezicht..." (Genesis 17 : 1-3) Met opzet heb ik de Hebreeuwse woorden EL SJADDAJ als bijzon- 97dere Godsnaam onvertaald gelaten De vertaling en betekenis ervan is zeer omstreden. Luther, de Statenvertalers en de Engelse King James vertaling luiden alle' God de Almachtige. Hedendaagse Joodse vertalers vertalen: der gewaltige Gott (M Buber en H Torczyner).

In ieder geval is zeker, dat het hier om een Naam gaat, die het nieuwe in de verhouding van de HERE God tot Abraham tot uitdrukking brengt. Zo lezen WIJ het ook in het Boek Exodus' "Voorts sprak God tot Mozes en zeide tot hem Ik ben de HERE Ik ben aan Abraham, Izaak en Jakob verschenen als EL SJADDAJ " (Exodus 6:1,2) Wat zou het belangrijk zijn als WIJ de oorspronkelijke betekenis van die Godsnaam kenden'

Welnu, de Heilige Schrift wijst ons daartoe de weg In Jesaja 13 6 en Joel 1.15 lezen wij van de HERE God, dat de dag des HEREN zal komen als een verwoesting van SJADDAJ In de Naam SJADDAJ ligt dus iets van doorbrekende macht. God is de Geweldige! Iets dergelijks komen wij ook tegen bij de pro feet Ezechiel Het machtige geluid van de vleugelslag der cherub-engelen wordt omschreven als de stem van SJADDAJ (Ezechiel 10 : 5). En nog nadrukkelijker in Ezechiel 1, waar ook over de engelen gesproken wordf "En als zij gingen, hoorde ik het geruis hunner vleugelen als het gebruis van vele wateren, als de stem van SJADDAJ: een dreunend geluid als van een leger ..." (Ezechiel 1 : 24). Het veelvuldigst komen wij de Godsnaam SJADDAJ tegen in het Boek Job, liefst 31 keer! En is het nu met het Boek Job, waarin over Gods openbaring gesproken wordt als van de Machtige en Geweldige?

"De zuilen des hemels wankelden en beefden voor zijn schelden

en beefden voor zijn schelden Met zijn macht sloeg HIJ de zee,

Met zijn macht sloeg HIJ de zee,

zijn hand wierp de oerdraak neer.

Zie, dit zijn nog maar de zomen zijner wegen, slechts een fluistering van zijn spreken vernemen WIJ.

De donder van zijn Almacht,

wie kan die verdragen'^" (Job 26 : 11-14)

Er is dus inderdaad veel voor te zeggen om EL SJAD­ DAJ te vertalen als God de Almachtige. Maar daarbij zullen WIJ die Almacht Gods moeten verstaan in de uitingen daarvan in de aardse werkelijkheid, dus in Gods grote en machtige daden in de geschiedenis De Heilige Schrift verbindt immers die Almacht met de engelgestalten, met de vleugelslag der cherubs. Maar ook vergelijkt de Schrift haar met de stormwind En wie zou daarbij ook met denken aan "het geluid als van een geweldige windvlaag en de tongen als van vuur" op de Pinksterdag (Handelingen 2 • 2), of aan Christus' woord over de Heilige Geest: "De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet met vanwaar hij komt of waar hij heen gaat" (Johannes 3 : 8)?

Als zulk een levende, handelende God openbaart HIJ zich aan Abraham- "Ik ben EL SJADDAJ"; als de Almachtige, de Geweldige! Als EL SJADDAJ is HIJ neergedaald om te bezien de stad en de toren, die de mensenkinderen bouwden (Genesis 11:5) Als EL SJADDAJ heeft HIJ Abraham weggeroepen uit Ur der Chaldeeën. Als EL SJADDAJ heeft HIJ Abra- 98ham zijn voornemen bekend gemaakt om uit zijn lendenen een groot volk te maken, ja een menigte van volken, waarbij koningen uit hem zouden voortkomen (Genesis 17 • 5, 6). Als EL SJADDAJ treedt HIJ de geschiedenis binnen om er historie te maken. Het IS alles zijn werk; het zijn zijn grote daden! En het enige wat HIJ van Abraham vraagt in het verbond dat HIJ met hem sluit, is: geloof. "Wandel voor mijn aangezicht en wees tamim" (Genesis 17 : 1), dat wil zeggen geheel, volledig, onverdeeld. Martin Buber vertaalt: "Sei Ganz!".

En, staat er dan. "En Abraham geloofde in den HERE, en HIJ rekende het hem toe als gerechtigheid" (Genesis 15 • 6)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1993

Ecclesia | 8 Pagina's

Abraham De Vader Der Gelovigen (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1993

Ecclesia | 8 Pagina's