Brand in Museum Boijmans
In het archief Kohlbrugge bevindt zich een kleine collectie – zestien in totaal – brieven van Stephanus de Clercq aan zijn zwager Henri Jean Arnoud de Boissevain.1 De overige correspondentie van die twee is opgenomen in het Réveil-archief in Amsterdam. Met deze twee personen heeft Kohlbrugge ook uitvoerig gecorrespondeerd en de vrouw van De Boissevain – Petronella Drost – was een intieme vriendin van Kohlbrugges vrouw. Deze brieven geven een inkijkje in het alledaagse leven van toen. Een opvallend schrijven vond ik een brief uit 1864 waarin De Clercq verslag doet van een grote brand in het museum Boijmans in Rotterdam.
Het huidige museum Boijmans Van Beuningen is gelegen in het Museumpark. Voorheen was dit museum gehuisvest in het Schielandshuis, een markant onderkomen van het Hoogheemraadschap Schieland. Dit gebouw met de allure van een stadspaleis bevindt zich in het centrum van Rotterdam aan de Korte Hoogstraat. In de zeventiende eeuw gaf het Hoogheemraadschap Schieland2 opdracht tot de bouw. Anderhalve eeuw werd het gebruikt als vergader- en logeerruimte voor de leden van het hoogheemraadschap. Ook hoogwaardigheidsbekleders zijn hier geweest, zoals keizer Napoleon en zijn vrouw Marie Louise die tijdens hun bezoek aan Rotterdam in 1811 hier twee nachten verbleven. Een paar jaar later, in 1814, bezocht tsaar Alexander I van Rusland het Schielandshuis. Het verhaal gaat dat hij de kamer waar Napoleon geslapen had weigerde te betreden.
In 1841 kocht de gemeente Rotterdam dit pand met als doel het als museum in te richten. De Utrechtse kunstverzamelaar F.J.O. Boymans wilde zijn collectie legateren aan de gemeente Rotterdam mits zijn naam aan het museum gegeven zou worden en aldus werd besloten. En zo werd in 1849 in het Schielandshuis het museum Boijmans geopend. Ruim honderd jaar later – in 1958 – werd het museum uitgebreid met de achternaam van kunstverzamelaar D.G. van Beuningen.
In de nacht van 15 op 16 februari 1864 ontstond er een verwoestende brand in het Schielandshuis, waarbij maar liefst twee derde van de verzameling in vlammen opging en ook de oorspronkelijke inrichting uit de zeventiende eeuw verloren ging. Steven de Clercq, die zelf aan de Korte Hoogstraat woonde, heeft deze brand van zeer nabij meegemaakt en deed hier verslag van aan zijn zwager. Deze brief is gedateerd op 16 februari 1864.
Beste Broeder. Slechts een paar woorden om ulieden en verdere vrienden die naar ons mogten vragen te verzekeren dat hoewel de brand van het Museum Boymans zoo als gij weet vlak bij ons heeft plaats gehad, allerfelst is geweest en de zee van kleinere en grootere vonken voortdurend juist met de fiksen zeewind over ons dak werd gejaagd, wij door Gods barmhartigheid geen letsel hoe genaamd hebben gehad en weinig ontsteltenis. Om halfdrie werden wij gewekt door het dreuntje van brand doch verschrikte niet weinig toen wij zagen dat de rookgloed onze gordijnen kleurde en het geheel hooge dak van dat mooije Boymanshuis dat zooveel schatten bevatte met uitslaande vlammen overdekt was. Wij waren dadelijk op de been en voor mogelijkheden beducht. De meeste waarde en gewaardeerde zaken hebben wij in koffers en manden gepakt, ten deele bij onzen behanger op de Hoogstraat bezorgd en het verdere afgewacht. Misschien voorbarig doch komt er gevaar dan is het dikwijls te laat. Mijne kinderen Maria en Daniel hielden zich knap en overleggend.
De vlammen waren verbazend en werden gevoed door oude voorwerpen op zolders en voorts door de schilderijen die de lucht in vlogen. Van de laagste verdieping is nog een en ander gered, men zegt 150 stuks van de 500. Heden worden de geredde half en heel gesauveerd, op … verder weggedragen. Zoo zien wij de ijdelheid van de schoonste menschelijke voortbrengselen. Ieder een deelt in het treurig verlies van de stad en voor ’t algemeen. Nu is ons boeltje weer op zijn plaats. Er wordt nog gespoten. Veel meer dan de muren zijn niet gebleven. Veel water is er gegeven doch men had veel moeite om hoogte en afstand te bereiken. Doch genoeg. Ik wilde u maar geruststellen en melden hoe God ons beschermd heeft. Een man omgekomen en verscheidene gekwetsten ook de commies v politie.
Van harte uw broeder Stephanus.
Ook kranten deden verslag van dit drama. Zo berichtte de Nieuwe Rotterdamsche Courant3 dat de brand omstreeks half drie uitbrak en de vlammen zich met eene buitengewone snelheid verspreidde. Blussen was vrijwel onmogelijk: Zóó fel was de brand, dat niet alleen een groot gedeelte der stad in een dikken rookwalm was gehuld, maar ook nu en dan een digte vonkenregen nederviel, die de toesnellende personen in de omliggende straten, tot zelfs op de Groote Markt, in het aangezigt en tegen de kleederen sloeg. De volgende dag ging het blussen door om eene nieuwe uitbarsting van den brand aan het smeulende houtwerk te keer te gaan. ’s Middags om drie uur had dit monumentale pand aan de zijde van de Korte Hoogstraat geheel en al het voorkomen eener ruïne. Over de oorzaak van de brand tastte men in het onzekere. Tegen het nachtelijke uur was er nog een ronde door het gebouw gedaan en werd alles in orde bevonden.
De Clercq schreef dat er een man was omgekomen, maar volgens de krant heeft deze brand geen mensenlevens gekost, wel waren er gewonden: Gelukkig heeft men bij dit onheil geen verlies van menschenlevens te betreuren; echter hebben sommige personen brandwonden en ander letsel bekomen. Zoo verneemt men, dat de heer Cardinaal, commissaris van policie, die zich in de Paauwensteeg bevond, juist op het oogenblik dat een brandend zolderkozijn met eenige steenen naar beneden kwam, door een der nederstortende voorwerpen op het hoofd en tegen de borst getroffen werd, waardoor hij op den grond viel en zich vrij ernstig aan de hand en het been bezeerde. Verder werden onderscheidene personen door de neervallende gootlijstenen brokken muur getroffen.
In het museum bevonden zich verschillende belangrijke werken van oude meesters, maar ook van moderne: o.a. stukken van Rembrandt Dow, v. d. Velde, Ostade, Teniers, Murillo, de Craeijer, Jan Steen, Potter, Cuyp, Hobbema, Wouwerman, Ruysdael -, mitsgaders eenige werken van moderne meesters, als Schelfhout, Koekkoek, Schotel Bakhuizen, enz., dan kan men zich een denkbeeld maken van de waarde der kunstcollectie, die met algeheele vernieling werd bedreigd. Volgens de krant zijn van de collectie schilderstukken er 180 gered: Gelukkig dat onder de geredde voorwerpen zich vele kostbare schilderstukken bevinden, o. a. acht van A. Cuyp en verder van Ruysdael (2 stuks) Ostade, Hobbema, Fabritius, Both, enz. Ook van de portefeuilles met teekeningen zijn vele behouden.
Na restauratie werd het museum op 8 augustus 1867, ruim drie jaar na de brand, heropend. Omdat er veel kunstvoorwerpen verloren gegaan waren, kwam er ruimte vrij die de gemeenteraad beschikbaar stelde als gemeentearchief.
Wat zijn egodocumenten toch interessant en boeiend; ze geven ons een inkijkje in het leven van toen.
Noten
1 Henri Jean Arnaud Boissevain was een broer van Caroline Charlotte Boissevain, vrouw van Willem de Clercq, en een broer van Charlotte Johanna Sophie Boissevain, vrouw van Steven de Clercq.
2 Dat vond plaats tussen 1662 en 1665.
3 Nieuwe Rotterdamsche Courant: staats-, handels-, nieuws- en advertentieblad, 17-02-1864.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 2023
Ecclesia | 8 Pagina's