De verjaardag van Prinses Wilhelmina
Nationale eenheid
Op 31 augustus 1957 hoopt Prinses Wilhelmina haar 77ste verjaardag te vieren. Sedert mensenheugenis is deze dag een nationale feestdag, die vele harten hoger in de boezem doet kloppen.
Het lijkt mij niet ongepast om bij deze gelegenheid eens iets te schrijven over de Nationale Eenheid, waarvan men het bestaan dikwijls zou betwijfelen, indien er geen Gedenkdagen waren, waarop de werkelijke of vermeende verschillen naar de achtergrond schuiven, om ruimer plaats te maken voor het aan allen gemeenschappelijke.
Eigenlijk is het een waagstuk om in ons goede Vaderland van Nationale Eenheid te durven spreken. Ons volk is in de gehele wereld om zijn splijtzucht bekend.
Op welk terrein men ook rondkijkt, overal wordt men getroffen door de vele omrasteringen, die de éne groep van de andere afscheiden. Liggen daaraan principiële verschillen in levensbeschouwing ten grondslag dan zal niemand het euvel kunnen duiden, dat men zich met gelijkgezinden aaneensluit, om gezamenlijk front te maken tegen opvattingen, die men in strijd met de waarheid en daarom een gevaar voor een gezonde volksontwikkeling acht. In dat geval is concentratie plicht, niet alleen om vervloeiïng te voorkomen, maar ook met het doel om tot expansie te geraken en met de beginselen, die men juist acht, beslag op de volksgeest te leggen. Het is dan nodig welbewust schouder aan schouder te gaan staan, teneinde meer invloed van zich te doen uitgaan over de massa. Een vast aaneengesloten vuist is nu eenmaal krachtiger dan vijf losse vingers.
Maar de splijtzwam werkt echter op letteriyk elk gebied, dat komt omdat wij Nederlanders een critisch en nuchter volk zijn. Dat wij echter ook een traditioneel volk zijn, blijkt wel uit het feit, dat veelal juist degenen, die zich het nuchterst en het meest critisch voor doen, het onstuimigst zijn bij huldebetuigingen en het meest geroerd, als de tonen van ons aloude Wilhelmus weerklinken. Laten wij alle gevoelsargumenten buiten beschouwing en stellen wij ons in op een nuchtere beschouwingswijze, dan moeten wij vaststellen, dat Oranje altijd een bindmiddel is geweest in een klein land met een oneindig gedifferentieerde bevolking. De tegenstellingen op politiek en godsdienstig gebied zijn in ons land altijd zeer groot geweest, groter waarschijnlijk dan in enig ander land.
Als men zich afvraagt wat Oranje sedert bijna vier eeuwen voor ons betekende, kunnen wij dit het beste doen door er ons rekenschap van te geven wat er zou gebeuren, indien Oranje niet meer het bindmiddel van onze eenheid was.
In dit licht bezien behoeft men geen door de wol geverfd chauvinist of monarchist te zijn om de maatstaf der grote waardering van te leggen. Te meer, daar het begrip Oranje gedurende 50 jaren gestalte had in een Vrouw, die ons volk in de donkere bezettingsjaren de geestelijke en morele steun verleende op de weg, die voeren moest naar een waarlijk nieuwe tijd.
Wij hebben als Nederlanders een gemeenschappelijk verleden, waaruit het heden geboren is. Wij kunnen en mogen niet vergeten, hoe ons volk langzaam uit de schijnbare chaos der wereldgeschiedenis met haar geweldige botsingen opgekomen is, en zich naar boven geworsteld heeft om een plaats der ere in de rij der natiën in te nemen, 't Is een weg van bloed en tranen geweest, maar een jong leven wordt altoos uit smarten geboren. De tachtigjarige worsteling om gewetensvrijheid, die tevens een worsteling om de nationale vrijheid was, is niet tevergeefs geweest. Het geslacht der Oranje's, dat naar de betekenis van het woord reeds koningen kweekte, — een koning is naar de afleiding iemand, die kan, dit geslacht heeft zich aldoor in voor- en tegenspoed met het lot van Nederland verbonden. Deze dynastie is in haar diepste wezen één met ons volk. 't Is één hart, dat in Oranje èn in ons volk klopt. Wij hebben samen gestreden, samen geleden, samen gebeden, en bij alle waardering voor de heldenmoed van prin sen en andere mensen, geldt het toch van ons volk: „Hij heeft ons gemaakt^en geenszins wij!" Wie voor déze dingen niet voelt, en ons tegenwoordige nationale leven eenvoudig losmaakt van de diepste levenswortelen, waaruit het is opgeschoten, is een afgebonden lid van het Nederlandse volk. Indien er op onze erfgrond een groep woont, die de betekenis van het verleden voor het heden kort en goed loochent, alsof elke nieuwe generatie een nieuw begin kon maken inplaats van voort te bouwen op de ééns gelegde grondslagen, kan zij niet aan het verwijt van schromelijke kortzichtigheid ontkomen. Het volk van heden is slechts eeïi verbindingsschakel tussen dat van het verleden en dat der toekomst. Zijn leven wordt ten dele door de geschiedenis, die achter ons ligt, bepaald. Ten andere dele bereidt het door de ontplooiing van nieuwe zelfstandige krachten, weder een rijke toekomst voor. En deze roeping is slechts te vervullen, indien de historische eenheid des volks een levende realiteit voor ons is.
De nationale Gedenlcdagen zijn eveneens een symbool onzer saamhorigheid als één volk. 't Is waar, er zijn er, die zich isoleren, wanneer de feestklokken op zulke dagen luiden. De nationale, de historische gedachte, gelijk wij haar ontvouwd hebben, heeft geen vat op die geesten, omdat zij zich in de kring der klasse-belangen ingemetseld hebben, en er in die zware muren geen venster is, om uitzicht op 't gehele volk in al zijn geledingen te hebben. Zij missen de breedheid van blik, die een voorwaarde" tot onderlinge waardering is.
Verreweg de meerderheid des volks weet nog wat het juichen op zulke dagen is. Groot en klein tooit zich met Oranje, het geUefde Oranje, dat reeds voor eeuwen het hart deed zwellen. Een van deze belangrijke dagen is 31 augustus, de geboortedatum van Prinses Wilhelmina, die land en volk gedurende een halve eeuw als Koningin der Nederlanden tot rijke zegen is geweest.
Met de Latijnse dichter kon Prinses Wilhelmina getuigen: „Ik heb een monument opgericht duurzamer dan metaal". Het is het monument van dankbaarheid in onze harten. Dankbaarheid voor het geestelijke leiderschap, dat ook in deze grote nazate van de Vader des Vaderlands ons geschonken is geweest. Haar herhaaldelijke oproep om ons nauw aaneen te sluiten, „eendracht en nog eens eendracht" te betrachten en Onze plicht te doen, met achterstelling van ons persoonlijk belang, moge niet tevergeefs gedaan zijn. Het was de aansporing om, bij alle verscheidenheid, welke zich in ons volk openbaart, te zoeken naar wat verenigt. En daarbij de wijde blik te tonen voor hetgeen om ons heen in de wereld geschiedt.
De Engelse geschiedschrijver Macauby heeft dan ook terecht gezegd: „Er bestaat geen dynastie in Europa, aan welke de zaak der beschaving, de vrijheid van het geweten, groter en duurzamer verplichting heeft dan aan die van Oranje".
Bij de verjaardag van Prinses Wilhelmina, een van de grootste Vrouwen van deze eeuw, spreken wij de wens uit, dat de Moeder van onze Vorstin nog vele jaren deel zal mogen uitmaken van het Huis van Oranje.
P. BOM, ambt. ter secretarie
ambt. ter secretarie
Ooltgensplaat, 26 augustus 1957.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1957
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1957
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's