Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het relaas van een onderduiker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het relaas van een onderduiker

41 minuten leestijd

19 december 1944

Op zekere dag, de 19e december, kwamen er zekere personen mij waarschuwen dal er een razzia op komst was. Mannen van 17 tot 40 jaar werden weggevoerd naar Duitsland om daar elders werkzaamheden te verrichten. Ik had met mijn buurman afgesproken dat we ons niet zouden laten pakken, 's Nachts hebben we bij elkaar geslapen in niet al te gemakkelijke houding. We hadden voor dat we gingen slapen een oefening gehouden door het dakraam en alles achter door de tuin doorkruist om in het donker een beetje het pad te leren kennen.

20 december 1944

De nacht was goed verlopen, wel schrokken we telkens wakker, het zal bij ons niet zuiver. Toen ik buiten kwam hoorde ik het al, een man in zijn hoofd geschoten, gelukkig een schampschot en het hele dorp was afgezet. Wij hadden direct de schrik te pakken. We dachten; "dat is te laat". We hebben ons gewas.sen, aangekleed, de gummilaarzen aangedaan en met haast de vrouwen wat brood in laten pakken voor een dag, een zak gepakt en alles erin gedaan. Het was erg mistig en dal beviel ons best. We zijn op handen en voelen lussen de wachten door geslopen, dat viel niet mee maar eindelijk konden we tooh wat vrijer ademhalen. De eerste de beste sloot die wij oversprongen vielen de broodzakken door een gat in de sloot. Het brood hadden de vrouwen in een boodschappentas gepakt; ze waren immers zo zenuwachtig dal ze geen broodzak konden vinden. Hel brood en de kaas dreven door de sloot en ook een theezeelje, dat hadden ze in de haast erbij gedaan. Het natte brood weer in de zak gedaan en ook het theezeelje, later hebben we het zeefje nooit meer terug gezien. Toen zijn we gaan zwerven door de polder. We waren niet alleen, we zagen overal men

We waren niet alleen, we zagen overal mensen rondsluipen, of moffen, dat wisten we niet, dus liepen we maar overal voor weg. We zijn bij een boer aangeland, toen waren we met z"n drieën. Die kerel was voor ons weggekropen in de sloot, hij dacht dat we moffen waren. Hij was tot zijn middel nat. Tegen de boer hebben we van onze verongelukte boterhammen verteld en hij was dan ook direct bereid om voor ons wal boterhammen mei worst te halen bij zijn vrouw. We hebben veel gepraat. Daar wisten ze Ie vertellen: alle mannen van 17 tol 40 jaar moesten om tien uur bij het leger zijn en de overige in huis. Dat waren wij niet van plan, dus zijn we weer gaan zwerven, van de ene boer naar de andere, om inlichtingen. Er zouden niet veel mensen zich melden, hoorde je alom

Toen het donker was zijn we naar huis geslopen, want we voelden er weinig voor om de nacht in de polder door te brengen en we wilden ook weten hoe vrouw en kinderen het maakten en hoe die er over dachten. Bij een goede vriend van ons hebben we middagpot gegeten en de vrouw gaf nog een paar lekkere pannenkoeken mee, voor het geval dat wij niet thuis konden komen. Wij hadden daar lekker gegeten, maar het was wel een beetje zout. Daarna zijn we naar huis geslopen, weer tussen de wachten door. Het was nog mistig dus we kwamen er ongedeerd aan na toch nog twee keer te zijn weggekropen in varkcnshokken. De viezigheid zat aan onze broeken. De vrouwen waren blij maar durfden ons niet in huis te laten omdat ze nog geen huiszoeking hadden gehad en ze stuurden ons dan ook met voor 2 dagen brood en een stuk gebraden haas de polder weer in. Toen hebben we een eindje verder bij een goede bekende van mijn vriend geslapen. Daar waren de moffen al wezen zoeken. Eerst nog een lekker bord bonensoep gegeten en toen naar bed, met ons goed aan natuurlijk. Van vermoeidheid hebben we goed geslapen, maar onze kostbaas was de hele nacht wakker geweest, die kon geen oog dicht doen.

21 december 1944

Hij was niet voor niets benauwd. Majoor Hom was niet voor de poes. Onze kostbaas was dan ook vroeg op om ons te wekken. We zijn vroeg de polder weer in geslopen met een schop om ons in de dijk in te graven. Die schop hadden we meegenomen van onder een hoopje stro om hem later weer temg te brengen. Maar we zijn eerst een hol in een klamp hooi gaan maken om daar de nacht door te brengen als het nodig was. Tien uur werd het tweede bevel afgekondigd, dat was griezelig, iedere tiende man die ze zouden vinden na de melding werd doodgeschoten en de anderen kwamen in een concentratiekamp en je huis zouden ze afbranden. Voor dat bevel zwichtten dan ook haast allen. Dat alles kwamen we gauw te weten van de vaders en vrouwen die hun kinderen kwamen opzoeken. Tot zes uur 's avonds konden wij ons melden. We zijn dan ook met de anderen gelijk mee naar huis gelopen, maar niet met het plan om ons aan te geven, aan die vernielers en plunderaars. We zouden de kop eraan wagen als ze tenminste vrouw en kinderen met rust lieten. Onze vrouwen waren overstuur op een hevige manier en wensten dan ook dat we onszelf zouden aanmelden. Toch sta je dan in twijfel als ze telkens zeggen: "Het komt verkeerd uit, ga je melden." Maar ons besluit was genomen en we hielden ons daar aan. Mijn koffer heb ik gepakt, net of ik van plan was me te melden, voor de buren en familie. Een zak heb ik ook gepakt voor mijn eigenlijke doel. Nog een broer van mijn buurman was er op komen dagen, die was al een jaar ondergedoken, dus die was zeker niet van plan zich over te geven, en zo waren we met z'n drieën. Gewapend met 2 schoppen, voor een week brood en een paar klompen in de zak, een pond tabak, veel lucifers, zo zijn we de polder in getrokken met z'n drieën. De wachten zijn we veilig doorgekomen, maar de burgers die lichtten ons bij met een zaklantaarn. Ze wilden weten wie wij waren, maar kregen geen kans, daar wij achter de slootkant kropen tot ze weg waren. De eerste de beste boer moest eraan geloven, voor de man 2 zakken die wij de vorige dag hadden zien liggen. En toen naar de dijk om onszelf in te graven.

Het was slecht weer, het regende een beetje. Daar aangekomen zijn we direct aan het werk gegaan. Twee graven en één op de dijk op wacht. Het was er buitengewoon stil. maar toch waagden we niets daar er teveel op het spel stond. Ze zijn tot alles in staat! De vorige nacht hadden ze 2 onderduikers gepakt op Sas en een soldaat moest ze naar het dorp brengen, maar halverwege hebben ze hem overvallen, zijn wapens afgenomen en de dappere jongens hebben de benen genomen. Maar de boer waar ze gevonden waren was niet goed af. Ze hebben de paarden en beesten weggehaald en de schuur en het huis in brand gestoken. De vrouw mocht enkel haar goed er uithalen. Dus alles bij elkaar was het niet leuk om er zo tussenuit te knijpen. We hebben 2 uur gegraven, om de beurt op wacht gestaan. Het waren gaten van een halve meter in het vierkant en dan van binnen uitgehold tot er een man goed in kon. Voor de opening hadden we een plank bij ons die ervoor gemaakt was om er wat graszoden op te binden, maar het lukte niet. De dijk was er nog niet zo lang en was nog wat losjes, dus het stuikte alsmaar in. Onder het werk moesten we dikwijls wegkruipen, omdat er een auto door de polder reed met een zoeklicht dat ze overal heen draaiden. Eindelijk waren de gaten klaar, drie in getal, een meter van elkaar. We waren overtuigd dat geen mens ons zou vinden, of ze moesten boven op ons lopen.

Onder al die bedrijven door was het elf uur geworden en we moesten dan ook een geschikte plaats op gaan zoeken om te gaan slapen. Niet ver daar vandaan stond een schuur. Daar wisten we de sleutel van te hangen. Er stonden 3 paarden en een koe; een reuze slaapgelegenheid, maar we vonden het niet veilig en zochten wat anders op, al was het dan ook buiten. Aan die schuur stond een hok gebouwd van pakken zaadstro. Het zat tot boven aan vol met kaf. Daar konden wij ons net in wringen, dus een goede plaats om te overnachten. Eerst nog een zak kaf in onze hollen gebracht en toen gaan slapen, met om de beurt een uur op wacht. We waren doodop en sliepen dan ook gauw in. Over ons hoofd hadden wij een zak en ons lichaam lag een halve meter onder het kaf. Maar ja, 2 uur was zo gauw om voor onze wachttijd. Toen ik op wacht stond, mijn vrienden sliepen rustig, hoorde ik wat in een klamp stro dicht bij ons. Ik maakte mijn maats gauw wakker, maar ze hadden geen zin en ik besloot om dan zelf maar eens op inspectie uit te gaan. Het was een pak van mijn hart toen ik merkte dat het een haas was die uit het stro kwam. Je bent helemaal niet rustig als je zoiets gaat beginnen.

Eén van mijn vrienden ging de zaak nog eens bedriegen en draaide het horloge drie kwartier vooruit toen hij op wacht stond. Ik was zo weer aan de beurt. Verder verliep de nacht rustig.

22 december 1944

's Morgens om half zeven hadden wij onze slaapplaats verlaten om ons die dag in de dijk te gaan begraven. Daar aangekomen viel het ons niet mee. De plankjes waren nergens te vinden en de gaten waren helemaal ingestort, dus we konden weer opnieuw beginnen met graven. Het kaf lag er helemaal onder en de plankjes waren nu veel te klein en we moesten wat anders verzinnen. In de sloot voor de man een bos riet geplukt en een arm hooi om daar weer boven te gooien en het was weer voor elkaar. Daarna werd het hoog tijd dat we onder het riet kropen, want het werd al licht en de mensen gingen al rijden. In het begin ging het goed, maar op de dag werd het steeds kouder. We konden als we zachtjes deden met elkaar praten, want in de schaduw konden we ze een tien meter van ons vandaan aan zien komen. We bleven van alles wat er op het dorp afspeelde op de hoogte, want alles wat de mensen zeiden konden we goed horen, 's Middags kwamen er 2 boeren met een wagen om suikerbietenlof net over de sloot, maar ze zagen ons niet. Dus de moffen zouden ons daar ook niet vinden. En de boeren wisten alle bijzonderheden, daar het een paar goede praatjesmakers waren. Dus wij waren goed op de hoogte.

We hadden nog meer maatregelen verwacht, maar die bleven gelukkig uit. Eten deden we maar als we zin hadden. We hadden niets dan brood, daar deden we maar een hap van, zo van de homp. Ik had wel een flesje vlees bij me, maar wilde dat graag houden tot we bij elkaar konden, maar dat hinderde niet want we konden wel een paar dagen wat minder eten. De dag verliep verder goed. Van de kou heb ik nog niet gesproken, maar dat was vreselijk de hele dag. We waren dan ook blij dat het donker begon te worden en we hebben wel 10 keer gezegd: "Waar zijn we aan begonnen". We hebben die dag wel 10 keer gewaterd van de kou. Daar hadden we een gaatje voor gemaakt dat het zo naar buiten liep. Eindelijk zouden we het wagen, we konden niet langer meer in het gat blijven. Eenmaal uit het gat konden we niet meer lopen, de knieën weigerden dienst, die hadden de hele dag in één houding gelegen. Het duurde wel 10 minuten voordat we over de sloot konden stappen. Toen zo vlug mogelijk naar ons nachtverblijf. Eerst nog een .poosje naar achter bij de paarden, maar daar was het nog koud. Eén van ons kreeg daar haast nog een klap toen hij in het donker een paardebil te pakken had. Dus daar maar vlug weggegaan en naar het kaf. Daar hebben we nog een paar happen brood gegeten en toen zijn we gaan slapen, pal tegen elkaar, nog dieper in het kaf als de vorige nacht en nog een zak meer over onze hoofden. Over wacht houden dachten we niet meer en we sliepen dan ook meteen, tot de volgende morgen zeven uur toe.

23 december 1944

We hadden geen tijd om te eten. We moesten zo gauw mogelijk naar de gaten, om daar weer kou te gaan lijden. Het was nog kouder geworden. Met een bos stro bij ons en nog een paar zakken gingen we weer naar de gaten en hebben ze weer wat dieper gegraven. Wat riet en wat gras geplukt en er weer in. Ik was er benauwd van. We hebben daar gezeten: op de bos stro, een zak over mijn schouder en mijn benen in een zak gestoken en een over mijn hoofd. Ik durfde het daglicht niet te aanschouwen daar ik de warmte van mijn adem in mijn sombere woning wilde houden. Die dag ging het heel wat beter als de vorige.

Eindelijk was het dan zover dat we weer naar onze dierbaar geworden woning konden vertrekken. Driehonderd meter van de gaten stond een huisje met de ramen naar ons toe. Dus wij konden ons niet buiten wagen voordat wij dat huisje niet meer konden zien. Toen de paardenstal weer in en achter de koe voor het eerst lekker zitten eten. Het flesje met vlees en vet hebben we opengemaakt en een kaarslantaam aangestoken. Een emmer met water voor de koe bestemd hebben we half leeggedronken. Twee paarden waren er niet. Daar was de knecht nog mee weg, vermoedelijk voor de Wehrmacht aan het rijden. De kaars hebben we opgestookt. We waren van plan om 's nachts naar huis te sluipen, maar het was helderiichte maan dus durfden we niet. Als we naar huis waren gegaan dan hadden we een nieuwe kaars mee kunnen nemen. Toen zijn we maar gaan slapen, totdat de vader van de jongens ons allen bij onze naam kwam roepen: "Zijn jullie daar".

24 december 1944 We werden met schrik wakker; die stem

kenden wij goed. De paarden waren ook thuis gekomen 's nachts, maar daar hadden wij niets van gehoord. De vader van de jongen had de vorige dag alles afgezocht, maar had ons niet kunnen vinden. Eindelijk, hij wou het al opgeven, had hij ons gevonden. Hij was dan ook blij, maar wij nog meer, daar hij ons kwam melden dat wij wel naar huis konden gaan. De troepen die de mensen wegvoerden waren weg en alles was rustig. Dus wij hebben onze zak gepakt en gingen op weg naar huis.

Naar mijn eigen huis durfde ik niet, daar ik kinderen had van drie en vijfjaar, en die zouden je verraden. Dus gingen we naar een huis aan de andere kant van het dorp. Met veel omwegen overal over het land, want er waren veel huizen gevorderd door de Duitsers. Die moesten we allemaal mislopen. Eindelijk, het was al licht geworden, slopen we net als een paar dieven achter ons de plaats bestemming binnen. Mijn pet had ik tot over mijn oren getrokken om niet herkend te worden, maar het was zondag, dus de mensen sliepen langer uit als anders. Ze wachtten met ongeduld op ons, we waren immers zo lang weggebleven. De vader was weer gaan kijken waar wij bleven. Ze hadden voor ons een lekkere pan erwtensoep gekookt. Dat smaakte heerlijk. We hadden in 3 dagen geen warm eten gehad. Toen we gegeten hadden werd ons onze kamer gewezen waar wij deze dag door zouden brengen. Drie stoven met vuur stonden ons daar te wachten. Zo konden we het dan ook goed uithouden. En een dorst dat we hadden. Er stond een melkkan bij ons die dan ook zo leeg was.

Eén uur, een heerlijk maal gegeten met soep vooraf. De middag zouden we bij de anderen doorbrengen in de gezellige kamer, maar het duurde niet lang of wij moesten de benen weer nemen naar boven. Ondertussen was mijn vrouw gewaarschuwd en ze zou dan tussen licht en donker even aan komen lopen, 's Avonds hebben ze ons nummer van de persoonsbewijzen opgenomen om voor ons een ausweis aan te vragen. Verder de avond bij de carbidlamp gezeten en vroeg onder de wol. We hebben onrustige nacht gehad, er sliep op onze kamer een kind van een jaar, van een van mijn vrienden, die heeft de halve nacht geschreeuwd. Wij hebben om de beurt voor kindermeid gespeeld; een poosje wandelen op de kamer met de kleine. Eindelijk kwam haar opoe haar dan

25 december 1944

Om zes uur werden wij gewekt. We moesten weer naar een ander oord, daar vonden ze het veiliger. We zouden de kerstdagen bij een boer doorbrengen, die kon ons goed gebruiken daar zijn knechts allen weggevoerd waren en er nog één ziek was. Na nog een boterham met een ei, dat je ook niet iedere dag meer tegenkwam, zijn we op pad gegaan. We hadden weer een hele vracht: de man 2 dekens, een paar klompen en een bus om ons brood in te bewaren. We waren gauw op de plaats van bestemming.

De boer stond al op ons te wachten en we konden dan ook gauw aan de slag, nadat we onze spullen een voorlopige plaats gegeven hadden. Ik had een paar nieuwe schoenen aan die ik verwisselde voor mijn klompen, want ik had een paar blaren op mijn hiel gelopen als een oud kwartje. We hadden twintig beesten te verzorgen, twaalf paarden en nog wat jonge paarden en beesten. Er waren ook nog vier koeien om te melken. De boer had het gauw door en liet het werk dan ook gauw aan ons over. Half één werden we geroepen, het maal was voor ons klaar. Een zitplaats gemaakt van stro achter de koeien, een emmer voor tafel, zo zaten we rond onze middagpot heen. Aardappelen met witlof gestampt met een lekker stukje spek erbij. Na het eten beesten voeren, uitmesten en alles wat daarbij hoort. Toen zijn we begonnen met een hol te maken van stro waarin we moesten slapen en ook overdag in moesten kruipen als het nodig was. Twee voer stro hebben we verwerkt tot we diep genoeg waren om een soort bedstee te bouwen, zodat we met z'n drieën goed naast elkaar konden liggen. We hebben tot de nok toe naar boven gebouwd en onderin een gang van vijf meter lang, vijftig centimeter breed en vijftig centimeter hoog. Als de laatste man erin was, dan kon deze een pak stro intrekken en niemand die hel hol kon zien. Ik was dan ook niet bang dal de moffen ons zouden vinden. In hel hol kwam net een lichtpan uit, die tevens ook diende voor Jicht op de dag. Onze aanvoerder was er dan ook goed over te spreken. Daarna de beesten nog melken, onszelf wassen en eten. We hadden een tommesje bij ons, daar sneden we brood mee. Dat mesje ging door de rondte en ieder sneed een boterham af. Na het eten werden we in de kamer geroepen, daar stond ons een schaal met appelen te wachten, waar wij ons dan ook te goed aan deden. Een paar uur gezellig bij elkaar en toen gaan voeren en naar onze slaapkamer. We hadden een zaklantaarn bij ons waar wij dan ook gemak van hadden, 's Nachts werden we wakker van de kou, we hadden elkaar bloot getrokken en moesten wateren, dat viel niet mee. We moesten het hol uit en naar de stal.

26 december 1944

Om zeven uur werden we wakker gemaakt. Onze bezorger kwam ons brood brengen. We moesten weer gaan werken ook. De boer was aan het melken, dus ik heb er toen ook nog twee gemolken. De jongens zijn gaan voeren en uitmesten. Ze hebben ook nog een stallantaam laten vallen. Daar was het glas van kapot, maar gelukkig had de baas nog een glas. Half negen gingen we ons wassen en dan eten.

Zo gingen onze kerstdagen dan voorbij. Een hele dag in de schuur. In de avond werden we geroepen. Er stond een lekkere schaal appelbeignets gereed voor ons, we lieten ons geen twee maal zeggen: "Eet maar raak jongens". Zo was het eUce avond wat. De mensen waren reusachtig voor ons. En toch werd de baas helemaal niet geroemd.

27 december 1944 Veel bijzonders is er niet te melden. Aardap

Veel bijzonders is er niet te melden. Aardappelen geschild voor de vrouwen, hout gehakt, bosjes stro gemaakt voor de kachel enz. We hielden alle deuren op slot, maar toch stond dan de een en dan de ander onverwachts voor ons. Wie goed bekend was op zo'n boerenbedrijf, wist alle deuren te vinden, dus door die ene die we open hielden kwamen ze heen. Die dag hadden ze geslacht en we moesten 's

Die dag hadden ze geslacht en we moesten 's avonds worstevlees helpen draaien. Daama wat appelen gegeten en een kopje koffie gedronken met koeken en naar onze bedstee gegaan.

Overdag hebben we een bus opgezocht, want 's nachts naar beneden stond ons niets aan. Die was om te wateren. Als we onder de dekens lagen hadden wij de grootste lol. De muizen liepen over onze dekens, soms hadden wij er drie gelijk in het licht. Maar het hinderde ons niet, ze eten je niet op. Toch droomde ik die nacht dat de muizen ons hol weggesleept hadden. Ik werd wakker met een schrik en ben toen gaan lachen, zodat mijn vrienden ervan wakker werden.

28 december 1944

Toen we gewekt werden vroegen mijn maats waarom ik had gelachen die nacht. Toen ik het ze vertelde hebben ze zich ook een aap gelachen. Die dag alweer door een paar man gezien. Het werd zodoende een publiek gehéihidat'wij daar waren. Je kan geen mens vertrouwen met zoiets, dus maakten we een plan. We zouden zaterdag een nieuwe schuilplaats gaan zoeken.

Die avond hebben we nog erwten uitgezocht omdat we de volgende dag erwtensoep zouden eten. Er was in de ploeg bij ons een bakker, die moest nog koekjes voor de vrouw bakken, maar zijn vader had de spuit vergeten, dus dat werd niets meer.

29 december 1944 Die morgen werden we vroeg gewekt. We

Die morgen werden we vroeg gewekt. We hadden het nog druk, voor 3 dagen peen malen voor de beesten en veel afkrauwen voor de paarden. Veel hooi en stro afgooien en 2 hokken maken voor de paarden die los liepen. We hadden de vorige dag 12 palen uit het land achter de schuur gehaald, die hadden we met 3 paarden uit het land gereden, palen van de Wehrmacht. Die moesten we ook nog in stukken zagen. Het vee verzorgen en melken.

Toen was het voor ons hoog tijd geworden om onszelf te wassen en te eten. We hebben ons hele hebben en houwen ingepakt en de baas met zijn gezin gedag gezegd en voor alles bedankt. De maan kwam al vroeg op. Voor die tijd wilden wij thuis zijn. Majoor Hom had ons 's avonds een uur langer gegeven dat we buiten mochten komen. Toen zijn we vertrokken. Mijn vrienden naar hun vader en ik naar mijn eigen huis en vrouw en kinderen. Ik was gauw bij huis zonder door iemand gezien te worden. Maar vlak bij huis liep er een achter mij aan en ook hoorde ik de deur bij de buren en wegkruipen kon ik niet, dus ik moest voorait. Ik had de deur al vast. Toen hoorde ik roepen: "Ben jij daar?" Even later kwam die vrouw kijken of ik thuis was, maar ik was natuurlijk goed weggekropen. Er sliepen twee van de kinderen. De ene had me direct in de gaten en begon te roepen: "Ben jij daar papa?" Ik heb eerst alles gereed gezet voor eventuele vlucht, als dat soms nodig was en toen naar bed.

30 december 1944

Die morgen zou ik blijven liggen tot de grootste kinderen naar Opoe waren en dan zou ik erait komen, maar het was niet nodig, ik had een kou gevat en moest geweldig hoesten. Hoewel ik onder de dekens kroop, kon ik toch niet voorkomen dat ze het hoorden. "Mamma, er zit een man in de bedstee, wat moet die daar doen?" "Ik zal eens even kijken", zei de oudste. Ze keek haar ogen uit toen ze haar papa zag. Om tien uur kwam er een buurjongen van

Om tien uur kwam er een buurjongen van mij thuis. Die was uit Kampen gekomen en had een ausweis gekregen. Ik had mijn besluit gauw genomen en ging naar buiten, net of ik met de andere meegekomen was. Ze waren al gauw bij mij: "Heb je die jongen van mij ook gezien?" Ik kon ze geen goed antwoord geven en besloot eerst naar mijn buurjongen te gaan en hem het een en ander te vragen. Daarna kon ik ze een goed en vlot antwoord geven als er geen anderen bij waren. 's Avonds ben ik bij mijn vrienden wezen

's Avonds ben ik bij mijn vrienden wezen kijken. Die waren goed aangekomen, maar waren nog niet naar buiten geweest. De ene was mijn buurman, maar hij kon niet naar huis, want zijn vrouw had een zwerende keel van de zenuwen. I

31 december 1944

Mijn oudste dochter was jarig. Ze werd 5 jaar. Fijn dat ik nu net thuis was. Mijn vrouw heeft 's avonds oliebollen gebakken, die wilden er wel in. Verder was het alles rustig. De had dan ook niet verwacht dat ze nu naar ons, onderduikers, zouden gaan zoeken.

1 januari 1945

Het nieuwe jaar, wat zal het ons brengen? Veel goeds zullen we hopen. Onze bevrijders hoeven majir ene sprong meer te doen en ze staan bij ons. Maar de anderen, de moffen, proppen het eiland vol met soldaten. Ze beweren dat ze een aanval op Walcheren willen doen, maar daar zullen ze ook niet suffen, denk ik... Verder een gezellige dag gehad.

2 januari 1945

Ik ben het dorp opgegaan om een en ander aan boodschappen te doen. En ook om mijn haar te laten Imippen, dat was hard nodig. Daar moest ik veel vragen beantwoorden en er kwamen ook veel moffen. Maar ik kan niet veel zeggen. Er waren er 2 bij die ook in Kampen geweest waren. Er was er nog een bij die zei: "Maar jij was toch niet op het schip?" Goed, dat het een vertrouwd persoon was. Ik stootte hem even aan en hij vroeg niets meer. Toch werd ik onrustig. De mensen praten zoveel. Ze kunnen het niet hebben, dat er nog thuis gebleven zijn. Ik had dan ook een plan gemaakt en zou de andere dag vertrekken. Naar een andere plaats, dat vond ik het veiligst.

3 januari 1945

's Morgens om half elf op pad, nadat ik van mijn vrouw en kinderen afscheid genomen had. De pad op met een stok gewapend. Als het nodig was kon ik kreupel lopen, dan vroeg er geen ene mof naar mijn ausweis. Onderweg kwam ik nog een mof tegen. Die vroeg de pad naar de plaats waar ik vandaan kwam. Verder goed aangekomen. Ik trof mijn zwager, eveneens een onderduiker. Hij was daar ook gestationeerd. Ze keken daar vreemd op dat ik daar aan kwam zetten, zo maar midden op de dag. Mijn zwager heeft me van mijn baard ontdaan, een van een week. Nou, dat niet mee. Hij sneed er wel geen vlees uit, maar zette de huid dun. Waar wij waren daar zijn vier jongens van weg, dus die kunnen wel wat afleiding gebruiken. De vrouw was er hard ziek van geweest, maar kreeg toch wel wat meer praats nu.

4 januari 1945

Regeringspersdienst meldt: Mannen die nog geen ausweis hebben, vraag er geen aan. De razzia's zijn niet geslaagd, nu willen ze op listige manier achter de namen komen, dat is gemakkelijker voor hen. En mannen die weg zijn, worden geplaatst bij boeren in Duitsland, om arbeid te verrichten. En de mannen die nog thuis zijn, die zijn ook ten dode opgeschreven, daar dat de leidende personen zijn en ook de onderduikers moeten ze hebben voor achter het front, die durven wat. Dus wees op uw hoede.

5 januari 1945

Mijn vrouw is jarig. Ze moet nu zelf maar komen, ze weet me te vinden. Ze bracht een bevel mee. Ik kreeg een oproep om aardappelen te komen opdoen op last van de Duitse Wehrmacht. 6 januari om half acht op de Kaai. Ik heb het maar terstond in stukken gescheurd. Ik denk er niet over. Dat kan er nog wel bij. Ondertussen kostwinnersvergoeding door

Ondertussen kostwinnersvergoeding door mijn vrouw aangevraagd. De kan niet van de wind leven, dus moeten ze ook mij maar onderhouden, ik doe het mezelf niet aan, ik wil werken. Ondertussen heb ik ook daar mijn werkzaamheden, wat hout hakken voor de kachel, aardappelen schillen en groente schoonmaken. Toen ik naar deze plaats ging heb ik een paar vrienden opgezocht, eveneens onderduikers. Die zijn opgebracht en moesten voor de moffen verschijnen. Ook was er een zwager van mij bij, maar die heeft kunnen vluchten. De anderen kunnen naar huis en moeten nu voor de Wehrmacht werken.

6 januari 1945

's Morgens negen uur op voor de kou. Het was maar een oud baardje en dat werd met hout gestookt, dat geeft niet veel warmte. In dat vertrek kwamen 3 deuren uit, een raam en een keldergat, waar een tochthor voor zat. Dus het trok er vreselijk, 's Avonds ging het beter, dan werd er een kooltje voor ons aangelegd en waren tenminste je voeten warm. Negen uur naar bed.

7 januari 1945

Een mooi nachtje van negen tot negen. Eerst hout hakken en sigaren draaien bij gebrek aan vloei. Toen hebben ze zaad en een machine gebracht om olie te draaien, dat is weer een veranderingetje. Elke dag kwamen ze ons op de hoogte houden van het nieuws. Verder moesten wij dan ook nogal eens een onverwarmde kamer in, als er een en ander familielid kwam die ons niet mocht zien. Het is geweest van een vol uur. Toen ging onze kostvrouw schreeuwen. Nu zullen ze wel gauw weggaan, zegt mijn zwager. Ze hadden het over de jongens natuurlijk. Wij bulderden allebei van het lachen. 's Avonds heb ik de sokken van de dienst

's Avonds heb ik de sokken van de dienstmeid aan elkaar genaaid, zonder dat iemand het gezien had.

Elke avond hadden wij een broodje, een paar kommen pap, of wij bakten koeken. Ze lieten je daar eten dat je haast barstte. 8 januari 1945

8 januari 1945

Niets te melden, o ja, onze dienstmeid ging tekeer als een grammofoon. Ze had wel een half uur werk eer ze de sokken weer aan had. Ze raasde als een bezetene. Ze praatte toch altijd al zo vlug.

9 januari 1945 's Morgens negen uur op. Hout hakken, olie

's Morgens negen uur op. Hout hakken, olie draaien, mijn arm ging er zeer van doen. Ik moest weer geschoren worden, het ging nu wel wat beter en wat gauwer voor de tweede keer. Onder het scheren moesten we weglopen. Aan de keel stond het haar nog, maar I dat hebben we maar laten staan.

10 januari 1945 Mijn vrouw kwam weer eens kijken. Ze wist

Mijn vrouw kwam weer eens kijken. Ze wist te vertellen dat de Duitsers weer een razzia zouden houden, eerst moest er nog groene politie komen. Mijn besluit was gauw genomen, morgen ga ik naar huis. Ondertussen hebben de Duitsers weer een oproep gedaan, alle mannen van 17 tot 40 jaar moeten zich weer melden. Ausweis of niet. Dat komt dus al aardig uit volgens radio Londen.

11 januari 1945

Het heeft gesneeuwd, al een paar dagen. De wegen zijn glad. Mijn zwager vindt er niets aan dat hij nu alleen overschiet. En ook de oudjes hebben er een hekel aan, het was net zo gezellig.

Die dag hebben we het nog dmk gehad met het olie draaien. Vijf uur was het pas klaar, toen nog wassen en eten. Om zes uur ben ik op pad gegaan. Mijn stok had ik natuurlijk weer bij me. Het was koud. Ik had een paar sokken in mijn zak, die heb ik gebruikt voor wanten. Het was een moeilijke weg. De Rijksweg durfde ik niet te nemen, dan moest ik langs teveel moffen. Ik heb dan ook tweemaal op mijn mg gelegen en als ik de stok niet gehad had nog wel meer. De pad waar ik over liep ligt schuin. Vlak bij huis zag ik twee mannen lopen, ze liepen voor mij weg. Ze hadden een paaltje wezen lichten, er lagen er drie op het pad waar ik over moest. Ik had de grootste zin er een mee te nemen, maar ze waren te zwaar voor mij alleen. Een paar stappen verder zaten er nog twee bij een paal te zagen en een klein eindje verder nog twee. Het was drak, maar ik wist gelijk dat mijn pad veilig was. Als een oude man, leunend op mijn stok, mijn jas hoog naar boven getrokken, zo ging ik langs de huizen om niet herkend te worden. Zo kwam ik ongezien in huis. Daar stond mijn vrouw me al op te wachten met een lekkere pan pudding, die dan ook gauw vervlogen was. Nog een poosje gezellig bij elkaar en toen naar bed. Eerst hebben we alles in gereedheid gebracht voor een eventuele vlucht door het dakraam.

12 januari 1945

Het ging nu niet tot negen uur. De kinderen zaten zeven uur al bij ons. Ze waren wat blij dat ik weer thuis was. Ze bestormden me dan ook met vragen. Blijf je nu thuis en waar ben je geweest zo lang en nog veel meer. Ik kon direct aan de slag nadat we gegeten hadden. Hout hakken en zagen en vele andere werkjes. En telkens wegkruipen als er een aan de deur kwam. Toch zijn er altijd die onverwachts voor je neus staan. 13 januari 1945

13 januari 1945 's Morgens acht uur op, de kachel aanmaken

's Morgens acht uur op, de kachel aanmaken en voor de aardappelen zorgen, 's Avonds zijn we om een paaltje gegaan samen met de buurman. Er kwam ons nog iemand overvallen. Hij stond onverwachts boven op ons. Maar het hinderde niet. Hij kwam ook om een paaltje. We hebben het in tweeën gezaagd en zo, mee, naar huis genomen. Dicht bij huis 'neergelegd en zo samen naar huis gedragen.

14 januari 1945

De volgende dag vroeg op en een poosje naar buiten, een kleine wandeling, eten en de paal aan blokken zagen en hakken, 's Avonds een schuilplaats voor mij gemaakt om bij huiszoekingen weg te kunnen kruipen. De vloer opgebroken, twee avonden tien zakken grond eruit gehaald en ik had een plaats waar ik wel kon slapen als het nodig was. Mijn buurman was ondertussen ook thuisgekomen, heeft mij wezen helpen en ik hem.

15 januari 1945

's Morgens zes uur op, de zakken naar buiten gedragen en een heel eind verder uitgegoten. De buurman was ook op. Toen zijn we samen nog een paal wezen halen, je kan er ma£u- twee dagen van stoken, dus je moet elke keer weer opnieuw. Zonder iemand te zien hebben wij hem binnen geloodst en 's avonds was hij weer aan blokken, dus kunnen we weer stoken.

16 januari 1945

Die morgen is de huisbaas gekomen en zouden we een plaats maken om wat op te bergen. Ook voor mij hebben we een luikje gemaakt aan de bovenkant van de bedstee en ook een luikje van de zolder. Zo kon ik vanuit de bedstee door het luikje naar de zolder kruipen, 's Avonds heb ik mijn buurman mij op laten zoeken, maar hij kon mij niet vinden. Dat was een reuze schuilplaats.

17 januari 1945

Niets te melden. De vrouw een beetje plagen en met de kinderen gespeeld. Die zouden er een hekel aan hebben als ik weer wegging.

18 januari 1945

Vannacht hebben we slecht geslapen. De hele nacht is men aan het schieten geweest. Het was dan ook gauw bekend: de Tommies zijn op Schouwen geland. Ik heb bij de buurman op de muur geklopt en het nieuws verteld. Wij dachten dat we nu ook wel gauw van de moffen verlost zouden zijn. Maar de Tommies waren zo weer weg, dat was een tegenvaller.

19 januari 1945

De Duitsers halen de kolen die bij ons op de werf Uggen weg, maar daar wilde ik er ook nog wel wat van hebben. Met mijn buurman zou ik ze een handje helpen. Drie zakken opgezocht en 's avonds half tien eropaf. Het was gewoon een sneeuwstorm, voor zulk werk pracht weertje. Het was een moeilijk karwei. We moesten eerst over een betonnen heining van anderhalve meter en toen bij een ander over de grond en weer over een betonnen heintje van wel raim twee meter. Daar zaten van die ijzeren pinnen op, maar die waren allemaal omgebogen. Er waren voor ons al meer mensen geweest. We hebben gezocht naar een riek of schop, maar die was nergens te vinden, dus waren we genoodzaakt om met de handen te werken. Met de tanden de zak vasthouden en zo net als een kat vol krauwen. Zo hadden we nog gauw de zakken vol, een touwtje erom heen en opgeven. De ander over het heintje klimmen en de zak aanpakken. En zo de tweede ook, dan weer opgeven op het andere heintje en dan naar huis. Tegen de dijk op, daar had een trapje gezeten, maar dat was weggespoeld en het was heel glad van de sneeuw. De eerste moest ik al laten vallen net boven de dijk, ik slierde uit en liet hem over mijn hoofd vallen. In de armen en op de knieën het huis in. Het gat in de vloer moest nu voor kolenhok dienen. Toen heb ik een poosje staan stampvoeten van de kou en mijn vingers tintelden vreselijk. Dät spelletje hebben we drie keer herhaald. De laatste keer waren wij zo moe van dat gesjouw, we konden de zakken niet meer opgeven en ook niet meer over het hein krijgen. Na driemaal lukte het eindelijk. Tegen de dijk elkaar vasthouden om op de been te blijven. We konden niet meer. De zak hing op mijn rug, mijn adem sneed ik haast af. Ik hijgde als een paard dat pas gestoken was, zei mijn vrouw. Daama zijn we nog een keer geweest, niet

Daama zijn we nog een keer geweest, niet om kolen, maar om te betalen. Met twee punaises hebben we het op het schot vastgemaakt, zodat ze het de andere dag wel zouden vinden. Terag over het hein scheurde mijn buurman zijn broek en ik mijn jas aan die pinnen.

20 januari 1945

's Morgens hoorde ik dat eï die nacht nog meer liefhebbers waren geweest. Mijn buurvrouw en een vriend van haar. Zij waren er op uit gegaan met 8 zakken, een trapje en een riek, dat was veel handiger. Het heeft 's nachts nog wat gesneeuwd en alle sporen waren verdwenen. De penningmeester van de kolenbond kwam die dag nog bij ons. Hij had het geld wezen halen van de plank. De Duitsers zijn de laatste kolen wezen halen. Ik wilde maar dat wij er nog meer gehaald hadden. Die moffen kunnen ook alles gebruiken.

21 januari 1945

Het is zondag. Niets te melden. Ik heb veel gelezen, 's Avonds zijn we naar de buren geweest, knusjes bij elkaar gezeten en alle verhalen nog eens opgehaald.

22 januari 1945

Ik ben weer aan een nieuw gat begonnen. De Duitsers kunnen alles gebraiken en daarom moeten wij maar zo veel mogelijk wegsmokkelen door het luikje. Die avond ben ik naar mijn ouders gegaan. Daar staan nu twee geiten, een van drie en een van twee jaar. Mijn varken heb ik in het najaar stiekem geslacht, maar dat was al op. De kinderen hebben niets op hun boterhammen, daarom ben ik maar naar huis gegaan om de jonge geit te slachten Mijn vader heeft hem de kop afgesneden, die heeft daar nogal slag van. De huid eraf gevild en de rest gauw in een emmer. Daar ben ik een nachtje gebleven en 's morgens in het donker met de emmer vlees naar huis gegaan. Het vlees heb ik gezouten en de huid heb ik gevild en ik wil die klaar maken voor het gebraik.

23 januari 1945

Een man met wie ik samen een oliemachientje had, heeft schragen gebracht en daar een stelling mee gebouwd om olie te draaien. Mijn vrouw is weggeweest en heeft een haarmachine meegebracht. Ik heb een hoofd met haar, zo raar, met middenop allemaal wit en kaal. Nu had ik besloten dat het er allemaal afmoest. Mijn buurman zal het knippen. De tafel opzij, een paar zakken om de stoel en precies onder de lamp. Zo had hij volop licht. De kinderen lagen op bed. Mijn vrouw en de buurvrouw, allebei onder de 25 jaar, zaten al te giechelen. Eerst een baan middenover, het was niets als hakkels. Een drie kwartier later was het er eindelijk af met veel gelach. Toen met de schaeir om de hakkels weg te knippen. Ik leek wel een bonte. De besloot om het maar kaal te scheren, dan was ik al dat oude haar kwijt. Eerst mijn gezicht, dat heb ik zelf gedaan, terwijl mijn buurman mijn hoofd al aan het inzepen was. Het ging goed, maar toch was ik büj dat het gebeurd was. De buurman maakte van mijn haar een bosje om dat bij hem aan de deur te hangen, wit en zwart door elkaar. Ondertussen was het negen uur geworden en het gas was uit. De buren gingen naar huis. Ik ze achterop met het haar en een pot gluton. Zo heb ik een hele pmik op de deur geplakt. Wat hebben we gelachen. 24 januari 1945

24 januari 1945 's Morgens vroeg op ön even gaan kijken of

's Morgens vroeg op ön even gaan kijken of het haar er nog op zat. De mensen die langs kwamen bleven staan om even te kijken. De buurvrouw kwam de blinden open doen. Ze had de deur nog maar vast, toen hoorde ik het al door de muren heen: "Nee maar, kijk hier nou eens". Ze stond helemaal paif. Ze had er heel wat water voor nodig om het eraf te krijgen. Eerst zij gelachen en toen ik.

25 januari 1945

Vandaag vier mensen weggevoerd. Eén had de Duitse Wehrmacht opgelicht en de andere had valse ausweisse gedrakt en uitgegeven. De kapper bij ons werd voor stroomverbmik zonder vergunning opgepakt en hij was in het bezit van een vals ausweis. Waar naartoe ze vervoerd zijn weten we niet, maar ze hadden per man twee moffen bij zich. En ook nog een man die een paal had gelicht. Ze hadden op plaatsen hier buiten de kom van de gemeente wezen zoeken en vonden bij die man nog een klein stukje van een sparrepaal. Dus die was er vies bij.

26 januari 1945 Voor de buurvrouw hout gehakt, haar man is

Voor de buurvrouw hout gehakt, haar man is ook weggevoerd. Ze bracht een hompje boter mee voor de kinderen, echte boerenboter. Daar vi^il ik wel elke dag een mand hout voor hakken. De kinderen vonden het heerlijk.

27 januari 1945 Voor het eerst weer eens een zondags pak

Voor het eerst weer eens een zondags pak aan sinds dat ik onderduiker ben. 28 januari 1945

28 januari 1945 Het is zondag, er is alweer een pak sneeuw

Het is zondag, er is alweer een pak sneeuw gevallen. Het is buitengewoon mstig. Je ziet geen mens op de pad. Ze vertellen mij: Majoor Hom is weg van het eiland, gelijk met zijn soldaten. Er zitten er nu nog maar dertig meer in het dorp. Nu is de majoor van Schouwen-Duiveland hierheen gekomen, die moet nog gemener zijn. Die majoor heeft mensen laten ophangen op Schouwen. Het waren mensen die overgingen naar het bevrijde gebied en werden gepakt. De Russen zijn nu een poosje het winteroffensief begonnen en breken overal door de stellingen van de Duitsers heen. Ze kunnen het niet afgegrendeld krijgen. AUe smeden moeten hier grendels maken. Ze zitten nu bij Breslau. De mensen vertellen van nog verder. De Duitsers hebben toegegeven, ze hebben Elbing ontmimd en wij mogen 's avonds weer een uur langer buiten, nu tot acht uur.

29 januari 1945

Het westelijk deel van ons eiland moet nu helemaal ontraimd worden. Ze mogen niets meenemen, alleen eten, stooksel, slaapgerei en goed. Ze krijgen met vijf gezinnen één wagen om te verhuizen. Die moeten naar ons deel van het eiland overgebracht worden.

30 januari 1945

Voor de verandering ga ik mijn zwager weer eens een bezoek brengen. Half acht sta ik kant en klaar. Het weer is buitengewoon slecht. Ongemerkt kom ik mijn dorp uit. Maar buiten de huizen was het zo koud dat ik van plan was terug te gaan naar huis, mijn oren deden zo'n pijn. Toen heb ik achter een hoopje stro mijn zakdoek over mijn oren gedaan en ben maar weer verder gegaan. Ik ben goed aangekomen en mijn zwager was dan ook blij dat ik hem weer eens gezelschap kwam houden. Hij had eveneens als ik zijn haar laten knippen, maar hij had vooraan nog een paar lokken laten staan.

31 januari 1945

Daar heb ik een nachtje vertoefd en ben 's avonds weer op huis aangegaan. Het had 's nachts hard gedooid dus ik kon weer gemakkelijk lopen. Mijn vrouw had een paar pannenkoeken gebakken dus dat viel mee. Ze wïu'en de nacht dat ik weg was geweest

Ze wïu'en de nacht dat ik weg was geweest voor Duitse inkwartiering langsgekomen, maar mijn vrouw had ze laten mkken en trekken, de blinden zaten van binnen dicht en de deur natuurlijk op slot. Toen gingen ze met de kolf van hun geweer er op los slaan, maar het hielp niets, de deur bleef dicht. Bij de buurvrouw eveneens staan razen en tieren. De buurman heeft de hele nacht in zijn hok doorgebracht. Daama zijn ze niet meer geweest.

1 februari 1945 Bij de buren die opengedaan hebben zijn nu

Bij de buren die opengedaan hebben zijn nu moffen ingekwartierd. Ook in de schuur voor mijn huis staan 8 paarden. Ze komen water uit de regenbak bij mij halen, maar mijn vrouw heeft de aker weggehaald. Nu zijn ze met een klein groentebusje aan het scheppen. Dat duurt een eeuw voor ze 8 paarden hebben laten drinken. Ze scheren de hele dag hier zo'n beetje rond.

2 februari 1945 Ze hebben het hele dorp weer vol moffen

Ze hebben het hele dorp weer vol moffen gepropt. De B.B.C, meldt voor de eilanden die bij Walcheren liggen: nieuwe gebeurtenissen op komst.

4 februari 1945

Het is hier rustig, veel te rastig naar m'n zin. Er zijn vandaag twee V1' s overgekomen, die veel leven maakten en een klein eindje verder uit elkaar spatten. Ik denk in het watergebied, want wij hebben er verder niets meer van gehoord. Vannacht is er ook weer een verongelukt. De Duitsers voor mijn deur zijn weer vertrokken.

5 februari 1945

Vandaag voor de derde maal kostwinnersvergoeding aan mijn vrouw uitbetaald. De somma ƒ 56,00. De heb nog nooit zo makkelijk verdiend.

6 februari 1945

Mijn stooksel raakt op, nog wat eierkolen van de moffen. Palen dat gaat niet meer. Het is gevaarlijk en ze zijn in de omtrek allemaal op. Nu zijn we besloten het kolenerf eens op te gaan zoeken. Buurman en ik zijn er 's avonds tien uur op uit getrokken met een zak, allebei een bezem en een schop. Het was die avond dmk met de moffen die vertrokken tot diep in de nacht toe. Met de schop maakten we niets klaar en met de bezem ook niet. Dus zijn we met onze handen begonnen. Het stof bij elkaar krauwen en ook de kolen die wij uit de boden haalden. Zo zijn we tot 's morgens drie uur bezig geweest. Onze handen waren kapot, maar wij hadden een volle zak stof en een halve zak kolen. Toen we de eerste zak over de heining gesjouwd hadden en thuis gebracht, hebben we de buurvrouw gewaarschuwd. Toen was het twaalf uur. We hadden ze zo uit bed en ze was dan ook direct bereid om met ons mee te gaan. Ik heb ze over het hein geholpen en toen deed ze goed mee om ook een zak vol te krijgen.

7 februari 1945

De bel gaat door het dorp. Ze riepen dat de Duitsers de kolen op de gasfabriek in beslag hadden genomen. Daar zou ik nog wel een kleine portie van willen hebben, 's Avonds met z'n drieën zouden we er op af gaan. Twee mannen en een vrouw. Die vrouw was gekleed als man, een broek, een jas en een paar laarzen en een pet op. Daar aangekomen konden we niet veel beginnen. Er waren nog meer liefhebbers, die waren er vroeger op uitgetrokken, want ze hadden de man al twee zakken vol. Bij de eerste poging die we deden zagen we dan ook een man met een lichtje om de hoek komen, dus waren wij genoodzaakt de benen te nemen. Daama hebben we er van afgezien en zijn naar huis gegaan. Wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 december 1999

Eilanden-Nieuws | 96 Pagina's

Het relaas van een onderduiker

Bekijk de hele uitgave van woensdag 22 december 1999

Eilanden-Nieuws | 96 Pagina's