‘Ziekentroost’ (15)
Het stuk uit ‘De Ziekentroost’ dat nu onze aandacht vraagt, is breedvoerig. Wij beginnen onze bespreking bij de woorden: ‘Toen wij nog Zijn vijanden waren, heeft Hij ons verlost en verzoend, hoe veel te meer zullen wij behouden worden door Zijn leven, nu wij Zijn vrienden geworden zijn!’ We sluiten af met ‘Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid is door Jezus Christus geworden’.
In Romeinen 5:8 van de Statenvertaling lezen we het iets anders. Daar staat: ‘Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren’. Het gedeelte waar Cornelis van Hille naar verwijst in zijn ‘Ziekentroost’ wordt afgesloten met: ‘Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven’ (SV Rom. 5:10).
‘De Ziekentroost’ van Cornelis van Hille verscheen in 1587 en de Statenvertaling in 1637. Vandaar die begrijpelijke verschillen. Maar waar het om gaat treffen we in beide uitgaven aan. We waren vijanden van God en we zijn door Zijn genade vrienden geworden. Dit wilde Van Hille in zijn pastoraat aan zieken duidelijk maken. Dit geldt helaas niet voor alle zieken. In de ziekenkamer treffen we als pastores mensen aan die door God met Hem verzoend zijn geworden, maar ook pastoranten die daar niet van kunnen spreken. Dit laatste maakt het pastoraat zo zwaar. Hoe moet je bij het ziekbed van een onbekeerd mens pastoraat bedrijven? Iedere predikant en ouderling die ernst maakt met het ziekenpastoraat en de ernst van onsterfelijke zielen, kent die diepe existentiële worstelingen. Toch kan juist deze verwijzing naar Romeinen 5:8-10 openingen geven.
Wie heeft de brief aan de Romeinen geschreven? Dit zou de openingszin kunnen zijn voor het gesprek bij het ziekbed. Ongetwijfeld zal de zieke weten dat de schrijver van deze inhoudsvolle brief Paulus was. Aan de hand van zijn leven zou duidelijk gemaakt kunnen worden wat het woord ‘vijand’ betekent. Paulus was, voordat hij door de Heere ontmaskerd werd, in eigen oog absoluut geen vijand van God. Integendeel. Hij dacht dat hij een vriend van God was. Zijn strijd tegen Christus en Zijn discipelen was daar naar zijn eigen overtuiging het doorslaggevende bewijs van. Toen kwam in de ontmoeting met de verheerlijkte Zaligmaker de ontdekking dat hij geen vriend van God was, maar een bittere vijand. Door die ontdekking werd hij ontmaskerd. Hij zag wie hij was in Gods ogen… En wat deed toen Jezus Dien hij vervolgde? Hij schonk de vervolger genade, vrede en deed hem delen in het verzoende leven dat Hij door Zijn kruislijden had verworven. Een vijand werd een vriend. En van dat wonder wilde Paulus spreken. Hij was door Gods Geest vol van de gekruisigde en opgestane Heere Jezus. Zo lokkend en gunnend zou gesproken kunnen worden bij het ziekbed. We mogen moed scheppen uit de behoudenis van Paulus, zo spreekt hij immers zelf.
Zo rijk en vol is de genade van Christus. De zieke is niet te slecht om door genade behouden te kunnen worden. Dan mag in de ziekenkamer rijk van een gekruisigde Heere en Zaligmaker gesproken worden.
Cornelis van Hille spreekt in zijn ‘Ziekentroost’ mensen aan die reeds mogen delen in de verzoende betrekking met God. Wat schrijft deze pastor teer en op een innige wijze over Gods eigen Zoon. Wat is hij in dit gedeelte werkelijk als een vriend van de Bruidegom bezig. De liefde voor Christus maakt hem tot een zanger en een dichter. Hij zingt van Hem als de ‘goede Herder’ Die ‘Zijn Vader gehoorzaam geweest is tot de dood, ja tot de dood des kruises’. Maar ook ziet hij Hem als ‘de waarachtige Samaritaan Die olie en wijn in onze wonden gegoten heeft’. Met deze beeldende en dichterlijke woorden verwijst Cornelis van Hille ons naar ‘Zijn dierbaar bloed’ dat ‘voor onze zonden vergoten’ is. Ook worden de woorden van Petrus aangehaald die zich in de zaal van Kajafas als een vijand van Christus had geopenbaard en die nu als een schone melodie klinken: ‘Wij zijn niet door zilver of goud verlost, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam.’ Wat zijn dit voor alle ziekentroosters troostvolle ogenblikken als je zo, samen met de zieke, je mag verheugen in het verlossende werk van Christus. Wat heeft Hij een liefde geopenbaard om zulke vijanden als wij zijn uit de duisternis te leiden tot Zijn wonderbaar licht. Het is duidelijk, dat je niet werkelijk pastoraat kunt bedrijven als je als pastor onbekend bent gebleven met deze uitnemende liefde van het geslachte Lam Gods.
Cornelis van Hille wil in dit gedeelte in zijn ‘Ziekentroost’ niet alleen stilstaan bij de rechtvaardiging van de goddeloze, maar ook bij het leven uit de gekruisigde en de verheerlijkte Zaligmaker. Hij leeft en verenigt hen met Zichzelf en rechtvaardigt in het nieuwe leven ook tegenover zonde, dood, duivel, ziekte en machten… Dit doet Hij als de Levende en Overwinnaar in onze plaats. Staande op de bodem van de verzoening roept de ziekentrooster Gods kinderen op in de ziekenkamer om ‘met vrijmoedigheid toe te gaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd’. Dat naar de mate u wordt afgebroken, God u op het gebed meer en meer bekleedt met Christus tot heiliging en volkomen verlossing.
Het ziekbed is geen lijdelijk afwachten, maar werken en toegaan tot Gods troon met vrijmoedigheid in Zijn Zoon. Hij weet dat Gods kind het bij het naderen van het einde van het leven onuitsprekelijk moeilijk kan hebben. Zij blijven tot het laatst toe mens en wat zijn er een banden met man of vrouw, kinderen, zo die er zijn, of kleinkinderen, de werkkring, de familie en de vrienden. En dit moet allemaal achtergelaten worden. En bleef het dan daarbij, maar dan zijn er ook nog die vreselijke binnenpraters. De duivel laat nog niet los. Juist dan niet, in de laatste fase van het leven. Hij bundelt al zijn krachten samen om Gods kind moedeloos te maken en tot opstandige- en vijandige gedachten aan te zetten. Hoe doet hij dat? Onbarmhartig wijst hij op de tekortkomingen in de godsdienstige opvoeding van de kinderen, in het huwelijksleven, in het sociale leven, in het ambtelijk leven, in het gebedsleven en in de omgang met de Heere en Zijn kinderen. Hoor hem honen: ‘Waar is God, Dien gij verwacht?’
Heeft dan Gods kind op het ziek- en sterfbed geen wapen in de strijd? Jazeker, want wat zegt dan Van Hille tot het zuchtende en aangevochten kind van God? ’Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven…’ Zo gebruikt God ons onnut-zijn om ons te meer aan Christus en Zijn gerechtigheid en heiligheid te binden. In dit verband worden ook de woorden van David aangehaald die ook wist dat het pad der heiligmaking omzoomd was met doornen. ‘Roep Mij aan in de dag der benauwdheid, en Ik zal er u uithelpen’ (Ps. 91:15). Zo moedigt Van Hille het aangevochten kind Gods aan om met alle moeiten en zorgen de toevlucht te nemen tot de Heere. De Heere nodigt Zelf zo vriendelijk…
Wordt vervolgd
Urk, ds. H. Zweistra
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 juni 2020
Kerkblad | 24 Pagina's