“Protestanten gooiden ten onrechte de beelden weg”
Interview met Alfred Bronswijk naar aanleiding van zijn proefschrift
De afkeer van het beeld heeft het protestantisme eeuwenlang gestempeld. Een zekere heroverweging is broodnodig, vindt dr. Alfred Bronswijk (80). “De kerk heeft eeuwenlang haar geloof gevoed door het beeld en het visuele. En we leven nu opnieuw in een visueel tijdperk waarin het beeld onmisbaar is.”
Bronswijk promoveerde in september aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het proefschrift God en zijn beelden. Protestantse theologie & visuele zingeving: een oriëntatie (uitg. De Mug, Deventer; demugboeken@gmail.com). Het is een lijvige studie, waarin Bronswijk de lezer meeneemt naar het beeldverbod in het Oude Testament, de ontwikkelingen in de Vroege Kerk, de Middeleeuwen en de Reformatie, om te eindigen bij diverse moderne theologen die zich bewogen hebben op het grensvlak van kunst en religie.
In zijn proefschrift pleit hij voor een herwaardering van de christelijke beeldende kunst, historisch én hedendaags. Bronswijk: “Het fascineerde mij dat ik in de protestantse kerk zo weinig visueels zag. Ook wat daarvan de oorzaak was. Reis van west naar oost en je ziet dat het protestantisme een uitzondering is in de wereldkerk.”
Hoe is dat zo gekomen?
“Van lieverlee is bijvoorbeeld het beeldverbod van Exodus 20 té absoluut genomen. Het verbod op “vreemde goden” pasten de hervormers toe op de middeleeuwse beeldcultuur. Op die van Christus, Maria en de heiligen. Maar dat waren beslist geen “vreemde goden”, maar eigen volk. Onhistorische dwaasheid natuurlijk. Het beeldverbod in Israël was onder meer gericht tegen de afgoderij van de omringende volkeren. Het beeldverbod speelt dan ook geen enkele rol bij Jezus, Paulus en andere apostelen. Ook de Vroege Kerk maakte overvloedig gebruik van beelden. Een zichtbaar kruis speelde al vanaf eind vierde eeuw een centrale rol in de Paasliturgie. Het Paasverhaal werd in de vroege Middeleeuwen in de Paasweek zelfs als een liturgisch-theatraal drama uitgespeeld, compleet met het begraven van een kruis. Men was niet tegen afbeelden, wél tegen verering. De kritiek kwam vooral op toen dit alles extreme vormen ging aannemen en de vorm de inhoud ging overwoekeren.”
U constateert dat er in de Reformatie een wending kwam.
“Klopt, maar niet zozeer bij Luther, als wel bij de Zwitsers-Geneefse reformatie. Zwingli en Calvijn kwamen onder de invloed van Erasmus en het humanisme en daar telde het woord en de tekst boven alles. Sindsdien komt er een nieuw denksysteem dat genade direct koppelt aan het sola Scriptura, alleen de Schrift. Had Paulus niet gesteld: “Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods” (Rom. 10:17)? Dit werd uitgelegd in communicatief-mediale zin. Alsof het exclusief sloeg op de vorm van de verkondiging: de preek. Zo ook de tekst “…ware aanbidders zullen de Vader aanbidden in geest en waarheid.” (Johannes 4:23). De Geest plaatste men tegenover materie, de beelden. Hoewel de evangelietekst iets anders beoogt, werd deze tekst het kanon waarmee op elke visuele geloofsexpressie werd geschoten. Dan krijg je uitdrukkingen als het vereren van “stomme beelden”, zoals in de Heidelbergse Catechismus.”
Gooide men met het badwater het kind weg?
“Vóór de Reformatie was het visuele, het zien, enorm belangrijk voor het geloof. In de zestiende eeuw vond er echter een natuurwetenschappelijke omslag plaats. Die maakte een eind aan de klassieke opvatting dat het zien de hoogste intellectuele en spirituele activiteit was. Wat je ziet, daarmee voed je je ziel. De middeleeuwse burger was aangewezen op het beeld, niet op de letter. Iemand kon bijvoorbeeld uren mediteren voor een schilderij van Christus. Dat had niets met afgoderij te maken, al vonden sommige theologen in die tijd wel dat men het op dit punt soms te gek maakte.”
De reformatoren stelden: we hebben nu het Woord en hebben de zogenaamde “stomme beelden” niet meer nodig. Was er onder hen verschil van mening?
“Luther zou dit niet uit zijn mond hebben gekregen. Mits niet aanbeden, vond hij het visuele uiterst waardevol voor de geloofsverkondiging. Zie zijn Duitse Bijbel, rijk geïllustreerd. Lutherse kerken hebben de middeleeuwse beeldinrichting bewaard. Ook zijn samenwerking met vader en zoon Cranach heeft veel religieuze kunst opgeleverd. Calvijn trok andere conclusies, mede door zijn sombere mensopvatting. Waar beelden zijn, meende hij, ligt afgoderij vanzelf op de loer. Religieuze beelden zijn voor hem altijd een vorm van het temmen van God, Hem kooien binnen onze voorstellingen. Wat mij betreft heeft Luther meer mijn sympathie.”
Wat u betreft mogen er nu meer beelden in de kerken komen?
“Naar mijn overtuiging moet niet alleen het ‘gehoor’ voor de verkondiging worden ingezet. Ook de visuele en beeldende expressie mag ruimte vinden binnen de christelijke gemeenschap. Het ‘zien’ kan zeker een onderdeel zijn van de moderne geloofscommunicatie. De christelijke kunstenaars verdienen in ons midden weer ruimte.”
Was de Beeldenstorm van 1566 dan een ongefundeerde reactie? Een blinde woede alleen tegen het misbruik van de beelden?
“Er is sprake van een misverstand. Het begrip “Beeldenstorm” is van katholieke anti-protestantse huize. Alsof het een alles vernielende emotionele actie was van een meute protestantse raddraaiers. Dat was het zelden. Doorgaans voltrok zich het leegruimen van de kerken geordend én op last van de stedelijke of kerkelijke en protestants geworden overheid. De beeldloze, gewitte kerken werden het spirituele symbool voor de nieuwe geloofsgemeenschap. De protestanten namen afstand van het kerkgebouw als gewijde ruimte. Het was gewoon een functionele werkplek om samen te komen.”
Het christendom is een Woord-religie. Wat kan het visuele dan toevoegen?
“De Reformatie heeft alles te maken met het Gutenberg-tijdperk. Ineens was de letter van belang. De Reformatie werd regelrecht een media-event. We staan echter nu aan het begin van een nieuw visueel tijdperk. Ik zie bij mijn kleinkinderen de erosie van de letter. Ik begrijp ook de gevaren van de digitale beeldcultuur. Toch roep ik theologen op om het beeld weer te zien als een medium waarmee we mogen communiceren, denken en spreken over God, zoals dat eeuwenlang in de geschiedenis van de kerk het geval was. Er zou beslist een oecumenisch gesprek tussen katholieken, protestanten, kunstenaars en mediamensen tot stand moeten komen over dit thema.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2022
Protestants Nederland | 44 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2022
Protestants Nederland | 44 Pagina's