Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nabijheid, een cruciaal gegeven in het christelijk onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nabijheid, een cruciaal gegeven in het christelijk onderwijs

Gedachten bij de identiteit van de christelijke school en haar pedagogische praktijk

8 minuten leestijd

Tijdens een afscheidsbijeenkomst van een school hield de schooldirecteur een meditatie over Filippenzen 4:5: “De Heere is nabij.” Hij memoreerde alle bijzondere dingen die de leerlingen hadden meegemaakt. God was er bij, niet alleen omdat Hij alle dingen weet, maar vooral omdat Hij de God van het verbond is. Echter meer bijzonder nog omdat God in Christus nabij is. De tekst uit de Paulusbrief spreekt immers over Kyrios, verwijzend naar Christus. Hij kende al de moeiten van de leerlingen en hun ouders die er waren geweest, en die er ook wellicht nog zouden komen.

Zonder dat de directeur hierop doelde, heeft het thema “nabijheid” belangrijke elementen uit de geschiedenis van het protestantse onderwijs in zich. Sprekend is daarbij de tekst uit Deuteronomium 30:10-16 en Romeinen 10:8 “Nabij is het Woord.” Gods eigen Woord moet in het onderwijs centraal staan. Daarom gaven de protestanten uit de Afscheiding in de negentiende eeuw hun scholen de naam School met de Bijbel. Ze koesterden de overtuiging dat alle kinderen het geschreven Woord van God moesten horen.

De bijbelvertelling werd een identity marker voor de protestantse onderwijstraditie, aangevuld met het leerstellige godsdienstonderwijs. De Drie Formulieren waren leidend en daarbij de Heidelbergse Catechismus het meest prominent. Dit belijdenisgeschrift lost met haar persoonlijke inzet onmiddellijk het onderscheid tussen het voorwerpelijke en het onderwerpelijke op. Intiemer dan te zeggen het persoonlijk eigendom te zijn van “mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus” (HC, zondag 1) is het leerstellig onderwijs nauwelijks denkbaar. Kinderen wordt met hoofd en hart de verbondenheid met Christus ingeprent.

Pedagogische insteek

De directeur doelde in zijn afscheidswoord, zoals gezegd, echter niet op de leerstellige identiteitsmarkering. Hij had het over de nabijheid die kinderen konden ervaren in de schoolcontext. Daarmee stak hij in op de pedagogiek.

Deze start is wezenlijk omdat, bij alle onmisbaarheid van de inhoud van het godsdienstonderwijs, de pedagogische praktijk bepaalt of kinderen het onderwijs daadwerkelijk als christelijk zullen ervaren of niet. Het is dus een uitdaging om in het eenentwintigste-eeuwse christelijke onderwijs die praktijken te culti veren die krachtig de boodschap van het Evangelie naar voren brengen.

Ik zou willen stellen dat het woord “nabijheid” zich én Bijbels-theologisch én pedagogisch hiervoor leent. Nabijheid heeft een kwaliteit die het leren, de cognitieve inhouden en de alledaagse omgang met klasgenoten overstijgt. Dit heeft te maken met het feit dat, zoals filosoof Van Riessen zegt, het vermogen om nabijheid te ervaren verbonden is met het ervaren van zin. Onderwijs wordt zinvol door de nabije gestalte van de leraar. Voor het onderwijs is nabijheid ook een urgent thema. Het ontbreken van fysieke nabijheid in de achterliggende covid-periode was een aanslag op ons pedagogisch zelfbewustzijn.

Stof en ruimte

Waarom is nabijheid zo belangrijk? Theologisch begint het antwoord bij het gegeven dat wij mensen uit stof gemaakt zijn. En stof neemt ruimte in, is iets van drie dimensies. We zijn aangelegd op het bewegen in de ruimte. De behoefte van de pedagoog om leerlingen niet alleen in de ogen te kijken maar ze te zien bewegen tegelijk met een heleboel anderen, appelleert op een oergegeven in ons bestaan.

Ik zie een leerkracht op de basisschool van de ene naar de andere leerling lopen, de een aanspreken, de ander waarschuwend aankijken, en een derde een bemoedigend klopje op de schouder geven. We zijn fysieke wezens en niet alleen mentale wezens. Het stof was zelfs eerst en toen pas werd de geest ingeblazen. Een kind kan alleen opgroeien door zich geleidelijk aan fysiek van zijn moeder en vader los te maken.

De lichamelijke nabijheid gaat verder dan de gezamenlijke aanwezigheid in de fysieke ruimte. Er bestaat ook in de schoolcontext zoiets als de aanraking, de streling, de klop op de schouder, zaken die helaas van hun natuurlijkheid zijn ontdaan en vervuild door praktijken van seksueel misbruik.

Betrokkenheid en presentie

En toch is de lichamelijkheid, de stoffelijkheid maar een deel van het verhaal. Via de digitale techniek was er soms intiemer en diepgaander contact met leerlingen en studenten dan in de klas mogelijk was. Er is een samenspel van het fysieke en het mentale. Alleen mentaal aanwezig in een online omgeving is armoede.

Maar hoe ingewikkeld het is, weet iedere pedagoog. Je kunt fysiek aanwezig zijn en mentaal afwezig. Ik leerde in het speciaal onderwijs, dat leraren op het schoolplein niet maar een soort oppas moesten zijn, maar dat ze juist dan volop mee moesten spelen (waaruit maar duidelijk is dat ‘pleinwacht’ dus geschrapt moet worden uit het schooljargon).

We kunnen dus niet toe met alleen maar te zeggen dat je fysiek en mentaal nabij moet zijn. Je hebt ook andere woorden nodig om duidelijk te maken wat er toe doet. Zo’n woord is ‘betrokkenheid’, dat vooral duidt op engagement, op een inhoudelijke verbinding met de belangen van de leerling. Zo’n woord is ook ‘presentie’, dat verwijst naar de beschikbaarheid van de leraar.

Praktisch theoloog Andries Baart legde dat enkele decennia geleden uit met een aantal prachtige woorden: je moet er niet alleen zijn, maar je moet er ook zijn-voor; nabijheid heeft ook te maken met open willen staan, onbevangen kunnen zijn, en dan op zo’n manier dat het kind zichzelf kan zijn.

Ik denk aan dat ene meisje dat als moeilijk bekend stond. Ze kon hardnekkig zwijgen, en toch had ze volgens haar ouders eindeloos vertrouwen in de meester. Mentale nabijheid kan er dus ook zijn als je nauwelijks een woord wisselt. Er kan een stil vertrouwen zijn en dat lijkt vooral met betrouwbaarheid te maken te hebben, misschien wel de belangrijkste deugd van een pedagoog.

Presentie van God

Ook hier is een theologische notie op zijn plaats. De deugd van betrouwbaarheid raakt aan hoe God Zich openbaart aan Zijn volk Israël. In Zijn Zelfopenbaring aan Mozes noemt Hij Zich de God “Die is” en “Die zal zijn die Hij zijn zal” (Ex. 3:14). Dit is bij God wel een geheimenisvolle presentie: Hij is nabij, zonder dat mensen over Hem kunnen beschikken.

Dat is ook het geval in de nieuwtestamentische openbaring. Gods presentie wordt het meest manifest in de menswording van Zijn Zoon. Christus is de gestalte van Immanuel, “God met ons” (Jes. 7:14; Mat. 1:23). De Heere Jezus is zo uniek dat we hem ook niet simpelweg ten voorbeeld mogen stellen voor ons pedagogisch handelen. Maar iets van die uniciteit mag blijken als de pedagoog barmhartig is voor zijn/haar leerlingen: in de woorden van Matthëus 25 (in letterlijke of overdrachtelijke zin): kleden, te eten geven, bezoeken als ze eenzaam zijn.

Er is dus een analogie van Gods presentie met die van de pedagoog. Die loopt via de uitwerking van het liefdesgebod in de christelijke gemeente. Doordat men aan elkaar gegeven is, is men geroepen om er voor elkaar te zijn, zo zegt J.P. Versteeg in zijn studie over het woord “elkaar”. De pedagogische nabijheid is gesitueerd in een subject – subject relatie, waardoor de leerling iemand als pedagoog kan kennen en omgekeerd de pedagoog de leerling kan kennen. Een leraar kan ook alleen floreren als de leerling hem iets meedeelt. We verwachten dat de leerling nabij wil zijn. Het voelt niet goed als hij zich daaraan onttrekt, bijvoorbeeld door, in de setting van online onderwijs, de microfoon uit te zetten, of door met klas genoten te appen.

In dat onttrekken kunnen kinderen machtig zijn. We kennen het zwijgen van kinderen in de psychopathologie als “mutisme” of “selectief mutisme”. Geen groter frustratie voor een pedagoog dan een leerling die systematisch zwijgt en weigert de dialoog aan te gaan. Maar dat is natuurlijk schijn, want hier is sprake van een krachtige dialoog: de leerling zegt: “Jij wilt mij nabij zijn, maar ik weiger jou nabij te zijn.” Nabijheid is dus een dialogisch spel wat de pedagogisch goede leraar doorgaans voortreffelijk speelt, maar wat wel iets tweezijdigs is.

Loslaten

Dat brengt me bij een laatste kwestie rondom nabijheid en dat is het dilemma dat de pedagoog nabij wil zijn met het oog op het weer los laten van die nabijheid. De pedagoog verschijnt maar tijdelijk in het leven van een kind. Je gaat een relatie aan met het kind, stelt je beschikbaar maar je weet dat het kind van school af gaat en uiteindelijk zijn eigen weg gaat. Een pedagoog oefent zich dagelijks in het afstand nemen door de leerling zelf zijn verantwoordelijkheid te laten nemen. Hij moet zelf zijn weg vinden en daardoor laat je los.

Het lastige is dat je niet precies weet hoeveel vasthouden en hoeveel loslaten iemand nodig heeft. Dat is, om in termen van pedagogische tact te spreken, een kwestie van heel goed kijken, fijnzinnig interpreteren en vooral ook aanvoelen.

Wederkomst

De noodzaak los te laten relativeert niet de duurzaamheid van een christelijk-pedagogische praktijk. Exegeten zeggen over Filipp. 4:5, dat het woord “De Heere is nabij”, te maken heeft met zijn spoedige wederkomst. Het heeft te maken met wat Paulus zegt in Rom 13:11, dat de zaligheid dichterbij is dan het eerste moment van het geloof. De nacht is bijna voorbij en de nieuwe dag komt er aan. Christus zal alle dingen herstellen.

Iedere keer als leerlingen afscheid nemen, zoals op de avond waar ik het artikel mee begon, is die dag wel weer een stapje dichterbij gekomen, bij zijn verschijning op de wolken en waarin Hij tot allen die Hem liefhebben zal zeggen (Matth 25, SV): “Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.”


Dit artikel is een bewerking van een lezing gehouden ter gelegenheid van het afscheid van twee pedagogen van Driestar Hogeschool te Gouda, Jan Noteboom en Ans Brouwer.


Verder lezen:

Bram de Muynck en Bram Kunz, Gidsen. Een christelijke schoolpedagogiek. Utrecht 2021. Renée van Riessen, Zin in nabijheid. Reflecties over aanraking, ontmoeting en liefde; afscheidsrede 2021, gepubliceerd op de website van de Stichting Christelijke Filosofie. David Smith, Christelijk lesgeven, Amsterdam 2020.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2022

Protestants Nederland | 44 Pagina's

Nabijheid, een cruciaal gegeven in het christelijk onderwijs

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 2022

Protestants Nederland | 44 Pagina's