Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk- En Theologiegeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk- En Theologiegeschiedenis

4 minuten leestijd

Bart van Egmond, Augustine’s Early Thought on the Redemptive Function of Divine Judgement [Oxford Early Christian Studies] (Oxford: Oxford University Press, 2018) viii + 293 p., £ 75.00 (ISBN 9780198834922).

In de serie Oxford Early Christian Studies is een herziene versie verschenen van het proefschrift waarop Bart van Egmond in 2015 cum laude promoveerde. Momenteel is Van Egmond predikant van de gereformeerde kerk vrijgemaakt in Capelle aan den IJssel. Hij heeft onderzocht welke betekenis Augustinus in zijn vroege werken toekent aan Gods oordeel als middel in Gods hand om mensen te brengen tot het heil. Het gaat daarbij vooral om de betekenis van allerlei tijdelijke straffen als pedagogische middelen, zowel in de heilshistorie als in het persoonlijke leven van mensen. Onderzocht wordt hoe klassiekpedagogische inzichten doorwerken bij de kerkvader, en hoe deze door hem worden verwerkt vanuit een christelijk perspectief. Ook wordt geanalyseerd hoe Augustinus zich verhoudt tot de anti-gnostische traditie, en hoe zijn inzichten verder worden gevormd in confrontatie met het manicheïsme.

Van Egmond beperkt zich in zijn onderzoek tot de vroege niet-homiletische werken van Augustinus, tot en met Confessiones (397-401 AD). Methodisch worden diverse relevante teksten nauwkeurig geanalyseerd op chronologische volgorde, om ontwikkelingen zo goed mogelijk op het spoor te komen. Deze werkwijze levert nieuwe argumenten op tegen de these dat er sprake zou zijn van een radicale breuk in de genadeleer van Augustinus. Van Egmond laat zien dat de belangrijkste inzichten van Augustinus over zonde en genade al in zijn vroegste geschriften aanwezig zijn, in casu zijn visie op de zondeval en de gevolgen daarvan voor het menselijke geslacht in samenhang met de noodzaak van Gods genade. Wel is er volgens hem sprake van een ontwikkeling van een meer filosofisch-pedagogische benadering naar een benadering waarin het geloof in Christus en de betekenis van de heilsfeiten centraler staat. Vooral de verzoenende betekenis van Christus’ kruis en opstanding komt steeds meer in het middelpunt te staan.

Al ziet de auteur meer continuïteit dan discontinuïteit bij Augustinus, hij signaleert wel een verandering in visie op de pedagogische bedoelingen van Gods oordelen. Volgens hem interpreteert de kerkvader Gods straffen aanvankelijk vooral pedagogisch, dat wil zeggen gericht op verandering ten goede voor alle mensen. Later komt meer het vergeldende aspect van Gods oordelen naar voren, en wordt het pedagogische aspect gereserveerd voor de uitverkorenen. Van Egmond ziet de beperking van de pedagogische bedoelingen tot de uitverkorenen in samenhang met een verandering in visie op de uitverkiezing, zoals aanwijsbaar in Ad Simplicianum (396/397 AD). Deze analyse lijkt terecht op basis van de geselecteerde primaire bronnen. Maar deze voorstelling van zaken verdient nuancering in het licht van de latere werken, met name de preken waarin de kerkvader zijn theologische inzichten vertaalt naar de pastorale praktijk. Hieruit blijkt namelijk dat de paraenese, en daarmee ook de pedagogische betekenis van Gods oordelen, bij Augustinus levenslang blijft functioneren voor alle mensen. Illustratief is een preek naar aanleiding van de val van Rome (exc. urb. 1, 411 AD). Hierin verkondigt de prediker dat God het menselijk geslacht zonder aanzien des persoons straft met de bedoeling dat Hij in het laatste oordeel niemand hoeft te veroordelen, waarna hij vervolgt: ‘U ziet, Hij tuchtigt zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen, alhoewel, wie kan zich werkelijk rechtvaardig noemen …?’

Met zijn diepgravende studie vraagt Van Egmond nieuwe aandacht voor het ‘juridical-penal framework’ dat kenmerkend is voor Augustinus en voor de latere traditie van het westerse christendom. Bedoeld is het theologische denkkader waarin de forensische betekenis van de genade als vergeving van de zonde centraal staat, in samenhang met de genade als inwendige vernieuwing van de mens. Deze nadruk op de juridische noties van schuld en verzoening komen bij de kerkvader vooral tot ontwikkeling in de polemiek met de manicheeërs die het kwaad beschouwen als lot en niet als schuld. De actualiteit hiervan ziet de auteur in overeenkomsten tussen het oude gnostische/manichese denken en het tegenwoordige postmoderne klimaat waarin het bijbelse spreken over zonde en genade naar de achtergrond verdwijnt, en de mens eerder wordt beschouwd als slachtoffer dan als zondaar. Op erudiete wijze laat hij zien dat de theologische inzichten die zoveel invloed op het latere christendom hebben gehad al functioneren in de vroegste geschriften van de kerkvader, en dus hechter verankerd liggen in zijn denken dan in het Augustinusonderzoek vaak is verondersteld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020

Theologia Reformata | 139 Pagina's

Kerk- En Theologiegeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020

Theologia Reformata | 139 Pagina's