Boeken schap
(Christelijk) burgerschap in heden en verleden
In deze boekenschap is er wat uitgebreider aandacht voor een nieuw verschenen uitgave van de eersteling van Guido de Brès, iemand die ook nadacht over het burgerschap van christenen. In de zestiende eeuw was dat een heet hangijzer, maar dat geldt voor de 21e eeuw niet minder. De andere besproken publicaties behandelen allemaal op eigen wijze de verhouding tussen (christelijk) geloof en burgerschap.
Naast de bekende geloofsbelijdenis en zijn geschrift tegen de wederdopers schreef Guido de Brès nóg een belangrijk werk: Le baston de la foy chrestienne (Het wapen van het christelijk geloof). Ondanks dat dit geschrift in de zestiende eeuw populair was, is het in de loop van de tijd uit het beeld van het grote publiek geraakt. Deze uitgave is bedoeld als eerste deel in een vierdelige serie waarin al het werk van De Brès in een kritische editie uitgegeven wordt.
Het Genre
Het wapen van het christelijk geloof is het vroegste overgeleverde geschrift van De Brès. Kenmerkend voor Het wapen is het vele gebruik van oudere bronnen. Het geschrift behoort tot het genre van de anthologie: een bloemlezing van citaten uit de Bijbel, kerkvaders, middeleeuwse theologen en concilie-uitspraken. Deze citaten zijn gegroepeerd in thematische hoofdstukken. In de zestiende eeuw was dit een populair genre. Enkele jaren eerder, in 1547 - ook het jaar dat De Brès waarschijnlijk overging naar het protestantisme - schreef een katholieke monnik een boekje met als titel Het Schild van het Geloof. Dit geschrift was een verdediging van het rooms-katholieke geloof, en kende een grote oplage. In het voorwoord verwijst De Brès naar dit boekje, en beschuldigt hij de auteur ervan de kerkvaders bewust te verdraaien, om het zo te laten lijken alsof zij in het debat met de Reformatie aan de kant van de Rooms-Katholieke Kerk staan. De achtergrond van Het wapen is dus het conflict tussen Rome en de Reformatie. De keuze voor het woord ‘wapen’ in de titel geeft aan dat het De Brès niet alleen om een verdediging van de protestantse leerstellingen te doen was, maar dat er met de kerkvaders ook ‘gestreden’ kon worden: een juiste interpretatie van de bijbel en kerkvaders bewees het gelijk van de Reformatie. Het was van cruciaal belang om aan te kunnen tonen dat de protestantse leer niet nieuw, maar origineel bijbels en christelijk was. Wie zich in de zestiende eeuw niet adequaat kon verdedigen tegen de beschuldiging religieuze innovaties te propageren, had een groot probleem. De orthodoxe waarheid kon niet veranderen, zo was de gedachte. Een nieuwe leer kon dus onmogelijk waar zijn (p. 92). Daarnaast was het boek bedoeld om gewone gelovigen toe te rusten voor discussies met medeburgers of zelfs ondervragingen door de inquisitie. Inhoudelijk is het daarom een eenvoudige weergave van de belangrijkste onderwerpen van de geloofsleer. De eerste hoofdstukken behandelen thema’s als: God en Zijn eigenschappen, de eigenschappen van de Heilige Geest, en de verdiensten. Er zijn ook hoofdstukken over de bijbel, de sacramenten en het eren van de heiligen. De laatste drie hoofdstukken behandelen de (verhouding tot de) overheid.
Informatie Over Deze Uitgave
Deze kritische editie bevat drie delen. Het eerste deel bestaat uit een uitgebreide introductie, met daarin veel informatie over het leven en werk van De Brès, een toelichting bij het genre en analyse van hoe hij te werk ging. Ook is de receptiegeschiedenis van het boek en de werkwijze van de bezorgers van deze editie toegelicht. Aan het slot is een bibliografie van de door De Brès gebruikte bronnen opgenomen. Van de 492 aangehaalde citaten van kerkvaders, middeleeuwse theologen, canons, concilies en andere schrijvers is voor zover mogelijk een verwijzing naar een hedendaagse vertaling weergegeven. Bovendien wordt verwezen naar de edities die De Brès zelf waarschijnlijk gebruikt heeft. In de in 2009 verschenen Nederlandse vertaling zijn deze verwijzingen niet opgenomen. 1 Deel twee bevat de Franstalige tekst van de oorspronkelijke uitgave uit 1555, parallel weergeven met de Engelse vertaling daarvan uit 1577. Het derde deel bestaat uit de Franstalige tekst van de laatste, definitieve en flink uitgebreide uitgave uit 1565. In de tekst worden ook de wijzigingen weergegeven die de tekst onderging in de verschillende tussenliggende edities van 1558 en 1559. Dit helpt om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van De Brès’ denken, en in de redactionele keuzes die hij maakte. In de inleiding kruipt de auteur als het ware in het hoofd van De Brès. Daardoor ontstaat een goed beeld van hoe hij te werk ging bij het opstellen van Het wapen, en hoe hij de theologie ontwikkelde die later uitkwam in de geloofsbelijdenis.
De Brès’ Omgang Met De Bronnen
De Brès bezat lang niet alle boeken waar hij uit citeerde zelf. Bovendien was hij het Latijn aanvankelijk maar beperkt machtig. Een derde van alle citaten is daarom afkomstig uit een eerdere anthologie van Hermannus Bodius, een auteur over wie tot dusver niets bekend is. Van de kerkvaders wordt Augustinus het meest geciteerd, daarna volgen Ambrosius, Chrysostomus en Hiëronymus. Ook de middeleeuwse theoloog Bernardus van Clairvaux was een belangrijke bron. Een belangrijk verschil met werken van tijdgenoten als Calvijn en Bullinger is dat zij niet alleen compilaties gebruikten, maar ook direct uit de bronteksten citeerden. Bij De Brès was dit niet tot nauwelijks het geval. Dat betekent dat hij niet altijd toegang had tot de context van een citaat. In het hoofdstuk over de bijbel gebruikt De Brès bijvoorbeeld een citaat uit een decreet van keizer Justinianus (482-565) waarin het de Joden verboden werd om de Hebreeuwse Bijbel (het was verplicht de Septuaginta-vertaling te gebruiken) en de Misjna te lezen om aan te tonen dat het belangrijk is dat de Bijbel door iedereen gelezen moet worden. Het ging De Brès erom dat het decreet positief sprak over het middels vertalingen toegankelijk maken van de bijbel voor alle volken, en daarom kon hij het gebruiken (p. 48).
Conclusie
Dit boek is aan te raden voor iedereen die zich diepgaand bezig wil houden met de wortels van de protestantse theologie. Deze kritische editie biedt inzicht in de theologische denkwereld van Guido de Brès en de vorming van protestantse theologen in de zestiende eeuw. Om de tekst goed te begrijpen is beheersing van het Frans wel een pré. Het kan ook behulpzaam zijn om bij het lezen van de versie van Het wapen uit 1565 (deel 3) de Nederlandse vertaling uit 2009 ernaast te houden. Om op academisch niveau inzicht te verkrijgen in De Brès’ werkwijze, bronnengebruik en theologische vorming volstaat de Nederlandse editie niet. Daarmee vult deze monumentale studie een lacune, en schept hij mogelijkheden voor vervolgonderzoek naar De Brès’ theologie. Bovendien maakt het nieuwsgierig naar de volgende kritische edities van De Brès’ werken.
Een klein boekje met rode omslag dat meteen in het oog springt: Democratie vraagt om religie. Geschreven door Hartmut Rosa, hoogleraar sociologie in Jena (Duitsland). Het betreft een lezing die hij heeft gehouden voor een conferentie van bisschoppen in Würzburg (2022), met als motto ‘Geef me een luisterend hart’ (ontleend aan de wens van koning Salomo, zie 1 Koningen 3:9). Hartmut Rosa staat bekend als onthaastingsgoeroe. Maar daarmee doe je hem tekort, zo stelt Ronald van Raak in het woord vooraf. Rosa typeert onze samenleving en cultuur heel treffend als een ‘razende stilstand’. Mensen hebben niet meer het gevoel dat ze op weg zijn naar een veelbelovende toekomst.
Ze proberen de afbrokkelende rand van de afgrond achter hen voor te blijven. Maar die zit hen steeds dichter op de hielen. Daarom moeten ze elk jaar harder rennen. Die ongelofelijke haast geeft stress en maakt mensen doof voor elkaar. En soms agressief naar elkaar. Voor een goed functioneren van de democratie is van belang dat ieder zijn stem kan inbrengen. Maar daarnaast is nodig dat we onze oren gebruiken om naar de ander te luisteren. Juist als de mening of het standpunt van de ander ons niet zo goed ligt, komt het aan op open oren en een luisterend hart. Dat vergt oefening en kost tijd. In onze jachtige tijd moeten we leren om bij iets stil te staan. Ons laten aanspreken. Laten nu precies kerken beschikken over gewoonten, ruimtes en een eeuwenoud verhaal dat voorziet in deze leemte van onze cultuur en samenleving. Kortom: democratie is veel meer dan ‘de meeste stemmen gelden’.
Het zijn roerige tijden. Zo onrustig als de wereld nu is, hebben we sinds de jaren 1930 niet meer meegemaakt. Terroristen plegen aanslagen. Machtige leiders in Rusland, China en India heersen met steeds meer tirannieke trekken. Oorlogen en gewapende conflicten zijn gaan-de in Oekraïne en Rusland, in Israël, de Palestijnse gebieden en Libanon, Nigeria, Jemen, Azerbeidzjan… Er zijn vluchtelingenstromen. Er is heftige polarisatie. We hebben te maken met opkomende autocratieën en disfunctionerende democratieën. Veel christenen raken gedesoriënteerd. Wat nu te doen? Hoe kunnen christenen omgaan met de turbulente politiek van onze tijd en tegelijkertijd trouw blijven aan de leer en het voorbeeld van Jezus, zo vragen Wright en Bird zich af. In dit boek verwoorden zij één centrale boodschap, te midden van al het tumult: Jezus is Koning! Voor de christelijke kerk blijft Christus’ Koninkrijk centraal staan in haar getuigenis met woorden en daden. Maar dan moet de kerk wel weten hoe zij zich heeft te verhouden tot politieke macht(hebbers), wanneer zij de staat gehoorzaam of juist ongehoorzaam zal zijn en wat de verhouding is tussen het burgerschap van het Koninkrijk der hemelen en dat van een aardse staat of koninkrijk. In zeven hoofdstukken krijgt de lezer een tour d’horizon door de politieke theologie. Vooraf stellen de auteurs dat christenen uiteraard troost mogen putten uit Gods voorzienigheid. Wat er ook gebeurt, het loopt God niet uit de hand. Deze waarheid geeft christenen een krachtige steun in de rug om aanhoudend te bidden: ‘Uw Koninkrijk kome.’
Roeping Van De Kerk
Maar, zo betogen Wright en Bird, deze roerige tijden vragen om meer dan troost, bezinning en gebed – hoe goed en nodig deze ook zijn. Het is de roeping van de kerk de boodschap van Jezus’ Koningschap (dat alle tijden omspant) niet alleen te verkondigen aan deze wereld, maar deze heilsboodschap ook zichtbaar en concreet te maken in wat de kerk doet in en voor de wereld. Ter onderstreping verwijzen de auteurs naar de christenheid in de eerste eeuwen. Voor de vroege kerk ging het bij het Koninkrijk van God nooit om het ‘naar de hemel gaan’, om dat wat de gelovigen na dit aardse leven ten deel zou vallen. Deze piëtistische vlucht uit de werkelijkheid was christenen toen geheel vreemd. Voor de vroege kerk omvat het Koninkrijk van God namelijk: [1] alles wat Hij heeft begonnen te doen in Christus Jezus (de wondertekenen, maar met name ook Zijn lijden, sterven, opstanding uit de doden en hemelvaart), [2] wat God door de Heilige Geest in de gelovigen nu bewerkt, en [3] hetgeen God aan het eind der tijden in volmaaktheid zal realiseren. Volgens de auteurs moeten we als christenen vandaag onze ‘koninkrijks-roeping’ opnieuw ontdekken, daarbij wakend voor de verleiding onze eigen christelijke (of reformatorische) koninkrijkjes op te richten. Het probleem is dat veel kerken eenzijdig zijn door óf een concentratie op het verzoenend kruislijden van Jezus óf een focus op (het bouwen aan) Zijn koninkrijk. Zij trekken uiteen wat de Bijbel bij elkaar houdt. Dan krijg je ‘religieuze consumenten’ of ‘activistische wereldverbeteraars’ die beiden niet beseffen dat Christus’ Kruis en Zijn Koninkrijk los van elkaar geen betekenis hebben.
Inzichtgevend is het hoofdstuk over de imperia, die we in de hele Bijbel tegenkomen, te beginnen bij Egypte en Mesopotamië, daarna Assyrië, Babylon, de Meden en Perzen, Macedonië en tenslotte het Romeinse rijk. De Bijbel maakt duidelijk dat de imperia met hun arrogante heersers niet alleen opgaan en blinken, maar ook weer zullen verzinken wanneer God dat wil (Psalm 2). Ten tijde van het Nieuwe Testament prezen de Romeinen hun Caesar Nero als ‘kurios van de gehele wereld’. De boodschap van de apostelen dat Jezus Heere (Kurios) is (Romeinen 15:12; I Korinthe 12:3), staat daar haaks op. Vandaar het conflict tussen Romeinen en christenen. Het vervolgen van de kerk vergrootte echter enkel de geloofwaardigheid en de kracht van het Evangelie. Rond het jaar 200 was van de inwoners van het Romeinse rijk een half procent christen, rond 380 was dit toegenomen tot 50%.
Getuigen Van De Waarheid
Door Zijn kruisdood heeft Christus de machten ontwapend en te kijk gezet. De overheid is slechts een dienares van God, een hulp in de huishouding. Dit betekent dat elke aardse machthebber verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn daden. God komt daar op terug. Christenen hebben daarom de taak overheden een spiegel voor te houden, zoals eens Petrus en Paulus dat deden. Het gaat fout wanneer ze hun geloof gaan zien als een liefhebberij van een curieuze minderheid. Nee, ze zijn geroepen om tegenover de macht te getuigen van de waarheid. Dit is uitdagend, lastig en niet zelden behoorlijk risicovol. Het is gemakkelijker om te zwijgen, want dan val je als christen minder op. Maar heel vaak zijn kerken en christenen zich niet eens bewust van deze roeping, omdat ze niet beseffen dat Jezus alle duistere machten van deze wereld heeft overwonnen en niet inzien welke consequenties dit heeft voor de praktijk van alledag. Bijgevolg vluchten christenen in privé-vroomheid, in een verlangen naar de hemel straks, zodat ze hun handen niet hoeven vuil te maken door zich in te laten met deze zondige wereld. Maar dat wringt met o.a. Colossenzen 3:10-17, waar Paulus de christelijke gemeente oproept om hun denken en doen te laten beheersen en invullen door de liefde en vrede van Christus. Betekent dit dat kerken veeltalig en multicultureel moeten zijn? Dat komt mij voor als een te dwingende interpretatie van deze tekst, al stem ik er mee in dat ‘christelijk nationalisme’ misplaatst is.
De auteurs uiten kritiek op christelijke politiek die heel de samenleving aan een christelijke moraal wil onderwerpen. Dit strijdt met fundamentele burgerlijke vrijheden. Een actueler gevaar is echter het ‘burgerlijk totalitarisme’ (civic totalism), dat zich voordoet als ‘fluwelen autoritarisme’ in de vorm van progressief post-liberalisme. Dit ziet overal onderdrukking in de samenleving, behalve bij zichzelf. Vaak wordt religie bestreden, het christendom voorop, omdat traditionele waarden en normen moeten worden ingeruild voor moderne, wetenschappelijke varianten. Uiteindelijk moet iedereen zich daaraan onderwerpen, wat meteen het ideologische karakter ervan ontmaskert. Terecht wordt opgemerkt dat een goede staat niet naar ‘almacht’ streeft, maar z’n plaats kent, want hij heeft zijn gezag van God ontvangen en dient dit uit te oefenen op een rechtvaardige en wijze manier, het volk ten goede. Democratie is niet vanzelfsprekend, daarom moeten burgers waakzaam zijn. Bijvoorbeeld tegen marktfundamentalisme dat arme en kwetsbare mensen verdrukt; of tegen agressief militarisme dat oorlog wil in plaats van vrede ; of tegen autoritarisme dat je wijsmaakt dat het inleveren van je vrijheden de enige manier is om in veiligheid te kunnen leven.
Conclusie
Tom Wright en Michael Bird schreven een boeiend boek waarin zij lijnen trekken vanuit de Bijbel en de kerkgeschiedenis en die benutten voor een reflectie op actuele politieke vragen over secularisme, de verhouding kerk en staat, burgerlijke (on)gehoorzaamheid en tolerantie van andersdenkenden. Aan sommige passages is te merken dat het Amerikaanse (en Britse) ‘tweepartijenstelsel’ als referentiekader fungeert, niet het ‘meerpartijenstelsel’ zoals we dat in Nederland kennen, met zelfs drie christelijke partijen. Heel sterk vond ik de argumentatie rondom de roeping van christenen om getuige te zijn van de waarheid tegenover de macht. Daarvoor is nodig dat de kerk het Kruis en Koninkrijk van Christus op elkaar betrekt. Vanuit dit vertrekpunt kan het christelijk burgerschap op een zinvolle wijze vorm en inhoud verkrijgen. Met dit boek kunnen SGP’ers hun denken over christelijke politiek opscherpen, zonder overigens de verworteling in het reformatorische denken los te laten.
Tot nu toe schreven vooral sociologen, psychologen en politicologen over radicalisering. Alleen al daarom is het goed dat er een boek over dit onderwerp verschijnt waarin dit fenomeen wordt belicht vanuit een filosofische en theologische invalshoek. Het verklaren van radicalisering blijkt voor wetenschappers een lastige opgave. Niet alleen vanwege het beperkte perspectief dat veel vak-onderzoekers kiezen, maar ook omdat extremisme zelf aan verandering onderhevig is. Verder spelen het wereldbeeld en mensbeeld van de onderzoeker zelf een rol. Rik Peels vraagt in dit geschrift aandacht voor overkoepelende vragen die tezamen een ander paradigma bieden om naar radicalisering te kijken om het zo beter te kunnen begrijpen. Dat is volgens hem urgent vanwege de toegenomen polarisatie. Daarin spelen sociale media nadrukkelijk een versterkende rol. En door crises en conflicten nemen gevoelens van onzekerheid en verlies van controle toe. Complottheorieën blijken in zo’n situatie een grotere aantrekkingskracht op mensen – ook christenen – uit te oefenen. Het boekje biedt in vogelvlucht een overzicht van allerlei wetenschappelijke inzichten over radicalisering, fundamentalisme, extremisme, terrorisme en radicaal complotdenken. Peels bepleit om deze verschijnselen in hun complexe samenhang te onderzoeken. Daarvoor moeten wetenschappers uit verschillende vakgebieden met elkaar samenwerken. En vooral ook goed luisteren naar extremisten, om te voorkomen dat ze met oppervlakkige verklaringen komen of conclusies baseren op misvattingen (zie het interview op pag. 20 e.v.).
Een vraag die mij triggert: wanneer gaat (transcendente) religie over in (immanente) ideologie? Het onderscheid tussen ideologie en godsdienst wordt in dit boekje niet expliciet gemaakt. Een ander punt: een christen die de evolutietheorie van Darwin verwerpt, doet dat toch niet per se op irrationele gronden? Irrationeler lijkt het mij als iemand op basis van de evolutietheorie concludeert dat God deze werkelijkheid niet geschapen heeft. Want dan verlaat je de wetenschap en hang je het evolutionisme aan. Misschien kan Peels in een volgend boek dergelijke vragen ophelderen.
Bron
1. Guido de Brès, Het wapen van het christelijk geloof (Gebroeders Koster en Stichting heruitgave werken Guido de Brès), Barneveld 2009.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 2024
Zicht | 84 Pagina's