‘ DE STRAF DIE ONS DEN VREDE AANBRENGT, WAS OP HEM.’
In dit woord van overdenking uit Jesaja 53:5, waar ons zo ontroerend gesproken wordt over het lijden en sterven van Sions Borg, horen we Gods Kerk haar strafwaardigheid belijden en van haar aangebrachte vrede juichen.
De straf was op Hem. Welke straf? De straf voor onze overtredingen en ongerechtigheden. Hier horen we Jesaja en Gods Kerk hun straf- en doemwaardigheid belijden. Daar krijgen Gods kinderen door ontdekkende genade een geopend oog voor. Zij leren beseffen dat ze met de ganse wereld in vloek- en doemwaardigheid neerliggen, vanwege hun overtredingen tegen een heilig, rechtvaardig en goeddoend God. Het wordt hun oprechte belijdenis: ‘Ach Heere, wie zijn we toch geworden door onze afval van U! Geschapen om in eeuwigheid Uw lof te vertellen, rennen we thans heen ten verderve, naar Uw rechterstoel, waar zullen wij staan als overtreders van Uw heilige wet, als overtreders van Uw verbond, als versmaders van Uw liefde, o dienenswaardig Wezen!’
Lezer(es), is dit door ontdekkende genade ook reeds uw hartelijke belijdenis geworden? Hoe nodig is het om op die plaats van Jesaja te komen, maar dat willen en kunnen we niet. We willen ons liever verontschuldigen dan veroordelen; liever ons bedekken dan ontbloot worden, met het gevolg dat we Christus en Zijn genade niet nodig hebben. Maar dat wordt anders als de Heilige Geest – onwederstandelijk – onze blinde zielsogen komt te openen! Dan zien we dat er een lang en zwart schuldregister is, dat tegen ons getuigt. Dan zinken we bevend en schuldbelijdend aan Gods voeten. Dan komt er plaats voor de lijdende en stervende Borg, Die Zich, o wonder, komt openbaren aan een in zichzelf verloren volk, dat uit- en doodgewerkt om ontferming smeekt.
Van deze onuitsprekelijke rijkdom horen we de profeet in de tweede plaats spreken: ‘De straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem’. Het geloofsoog van de profeet doorboort de nevelen en aanschouwt de Borg: de Schuldvernieler en Zondeuitdelger Jezus Christus. In deze rijkdom en zielenweelde zinkt Jesaja weg. De straf voor mij op Hem en daardoor vrede voor mij! Wat wordt er in de Christus door Gods kinderen al gezien! Zijn aangezicht schittert van liefde. Tussen Zijn ogen woont de vrede. Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk Eén is mijn Liefste, o dochters van Jeruzalem!
Terwijl het oog door Hem wordt geboeid, verneemt het oor het eeuwig wonder: ‘Mijn zoon, Mijn dochter, wees welgemoed, uw zonden zijn u vergeven. Reeds in de vrederaad sprak Ik tot de Vader: Reken het Mij toe, Ik zal betalen. Daartoe heb Ik Mij vernederd, Mij vernietigd, gehoorzaam geworden tot in de dood, ja tot in de dood des kruises. De toorn Gods is op mij gekomen. Als het ware brandoffer ben ik erdoor verteerd. Geheel moest Ik Mij offeren. Zo werd aan het goddelijk recht voldaan. Zo werd door Mij de ontzaglijke straf weggedragen. En dat alles in uw plaats, en voor u!’ ‘Voor mij, onwaardige?’ ‘Ja, voor u! Ik, de Rechtvaardige, gevonnist, en gij Barábbas, de schuldige, vrij!’
Lezer(es), vraag nu niet wat bij het horen van deze woorden de ziel vervult. Dat wonder is niet klein te krijgen. Jezus zien en Zijn stem horen, wat geeft dat een blijdschap en vrede in het hart! Het is een vrede met God, door het bloed des kruises. Christus heeft de verzoening voor Zijn volk aangebracht en de toorn Gods gestild. Hij heeft de straf gedragen en nu gaan Zijn kinderen vrijuit. Alzo komt de Christus Zijn door schuld verslagen volk vertroosten en bemoedigen.
O, die zoete samensprekingen met Christus! Hij is blank en rood en draagt de banier boven tienduizend. En welke een volheid van vrede bovenal, waar God als rechter Zelf de vrijspraak in het hart doet horen en in de verzegeling des Geestes betuigt: Ik zal niet meer op u toornen, noch u schelden.
Lezer(es), mag u door het waarachtig geloof iets van die vrede kennen? O, mijn onbekeerde medereizig(st)er, die maar rustig voortleeft en uw vermaak zoekt in de dienst van de zonde; gij zult eens voor Gods rechterstoel staan en uw vonnis ontvangen van Hem, Die rechtvaardig oordeelt en de schuldige geenszins onschuldig houdt. Als u dan geen Borg hebt voor uw schuldige ziel zult u weggeworpen worden in de poel die brandt van vuur en sulfer. Leer toch vragen om opening voor uw ogen opdat u met Jesaja uw straf- en doemwaardigheid leert kennen en Christus bij bevinding nodig krijgt. Nog bent u in het heden der genade. Nog komt Gods roepstem tot u. Bekeert u dan tot Hem. En u die in het donker loopt, rust en vrede zoekt en telkens weer teleurgesteld uitkomt, laat alle hoop op wat Christus niet is nu eens varen en zoekt Hem te kennen, Die liefelijk betuigt: ‘Ik zal mijn hand tot de kleine wenden’. En u die vrede met God hebt leren kennen: Christus is het Brood des levens. Indien wij geen gemeenschap met Hem oefenen, gaat onze ziel donker en dor daarheen. Hoe nodig is het ook voor u om in de gemeenschap met Hem bij vernieuwing verlevendigd te worden. Levend in de gemeenschap met Uw Christus zullen alle binnen- en buitenpraters moet zwijgen. Levend in Zijn gemeenschap zingt de Kerke Gods: ‘Hij is de Heer’, Die hulp verschaft in nood. Mijn levenskracht; ‘k heb niet vervaard te wezen. Hij is ‘t, die mij beveiligt voor den dood’. Daarom, reisgenoten, zoekt gedurig Zijn aangezicht, totdat u komt in een land waar u altijd met de Heere zult zijn.
ds. J. Catsburg (1929-1984)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's