De synode van Emden 1571
Het ‘geboorteuur’ van het nederlandse gereformeerde protestantisme. (2) Besluiten
Hoe de synodevergadering te Emden verliep, weten we niet. Wel kennen we de acta (handelingen, besluiten) die in het Latijn zijn opgesteld en zijn vertaald in het Nederlands, Frans en Duits. Het document met besluiten kent twee onderdelen: algemene (Generalia) en bijzondere (Particularia: antwoorden op vragen uit de gemeenten, bijzondere punten) besluiten. In deze tweede aflevering bespreek ik enkele belangrijke besluiten en aspecten van de Synode van Emden.
Een fundamenteel besluit is dat voor het zogenaamde presbyteriaal-synodale stelsel (Gen.(eralia) 6-9). Presbyteriaal, want in deze vorm van kerkregering heeft het presbyterium (kerkenraad) de leiding, niet de bisschop (episcopus) of de gemeente (congregatio). Synodaal, want de verhouding tussen de lokale (plaatselijke) en bovenlokale kerk is synodaal van aard: de lokale kerk is via classes en synoden met de bovenlokale kerk verbonden. De Emdense synode heeft voor deze vorm van kerkregering gekozen in navolging van de Franse Gereformeerde Kerk, die deze in haar kerkorde van 1559 had vastgelegd. In deze aflevering bespreek ik allereerst twee principes van de Emdense acta: het niet-heersenbeginsel en het non-independente beginsel. Beide uitgangspunten zijn nauw met de genoemde vorm van kerkregering verbonden en hebben eveneens hun wortels in het Franse gereformeerde kerkrecht. Verder behandel ik de volgende aspecten van de acta van Emden: de rol van de belijdenis, de vrijheid met betrekking tot ceremoniën bij Doop en Avondmaal en de kerkelijke tucht.
1. Niet-heersenbeginsel
Het eerste artikel van de Generalia is het bekendste besluit van de synode van Emden. Het is helemaal in lijn met de uitnodiging voor de synode die ik de vorige keer behandeld heb. Daarin maakten de opstellers de opmerking dat zij zich geen autoriteit over andere gemeenten van Christus wilden aanmatigen. Artikel één luidt als volgt, hier in de Nederlandse vertaling van destijds:
Gheen kercke, gheen dyener des worts, gheen ouderlingh noch dyacken en sal heerschappie d’een over d’ander voeren, maer sal sych veel meer hyer yn voor alle quaedt vermoeyen ende anlockynghe om te herschappen wachten.
Met andere woorden: een gemeente mag niet over een andere gemeente, een ambtsdrager niet over een andere ambtsdrager heersen, nee, zij moeten dit uit alle macht vermijden en zich ook van de schijn van het kwaad en van verleidingen daartoe onthouden. Deze gedachte is een belangrijk principe van het gereformeerde kerkrecht geworden, het zogenaamde ‘niet-heersenbeginsel’. Het is tekenend dat dit het eerste artikel van de Emdense synode is. Binnen de kerk en op haar vergaderingen moet vóór alles broederlijkheid en gelijkwaardigheid heersen in plaats van dat de ene ambtsdrager zijn autoriteit over de ander wil laten gelden.
2. Non-independente beginsel
Uit het niet-heersenbeginsel spreekt een zekere vrijheid. Dit wordt in het laatste artikel van de Generalia nog eens herhaald: de artikelen, die met algemeen akkoord aangenomen zijn, ‘moghen ende behooren’, als dat ten goede van de (plaatselijke) kerk komt, ‘verandert, vermeerdert ende vermindert’ worden. Vervolgens klinkt echter een ‘nochtans’: een plaatselijke gemeente mag dit niet op eigen gelegenheid doen, maar alleen als een synode tot deze verandering besloten heeft (Gen. 53). Tot die tijd moeten de gemeenten zich aan de geldende bepalingen houden. We noemen dit het non-independente beginsel: een plaatselijke kerk kan niet zelfstandig (independent) de orde van de kerk veranderen.
3. Belijdenis
In het tweede artikel van de Generalia komt een ander uitgangspunt uit de uitnodigingsbrief naar voren: eenstemmigheid. Het gaat dan om de eenheid in de leer tussen de Nederlandse kerken. Om die te betuigen heeft het de broeders goed gedacht, zo vermeldt het tweede artikel, om
de belijdynghe des geloeffs der Nederlandtschen kercken te onderschrijven, desgelijcks oock dye belidinghe der kercken in Vranckrijck te onderteicken, om daer mede hare verbindinghe ende eenigheit mit den selven Francoischen kercken te betuighen
De broeders betuigen de eenheid, ondanks dat er verschillen waren in leerstellige of aanverwante kwesties, zoals we de vorige keer gezien hebben. Om de eenheid tussen de Nederlandse kerken te laten zien hebben de afgevaardigden de Confessio Belgica, de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) ondertekend, en om de eenheid met de Franse kerken te tonen de Confessio Gallicana, de Franse geloofsbelijdenis van 1559. Uit dit laatste spreekt de oecumenische gezindheid van de synode: zij weet zich één met de kerk in het buitenland. Het belang dat werd gehecht aan het ondertekenen van deze belijdenisgeschriften blijkt uit het besluit dat de niet op de synode aanwezige predikanten en toekomstige dienaren van het Woord ook deze belijdenissen moeten ondertekenen (Gen. 4).
4. Vrijheid met betrekking tot ceremoniën bij Doop en Avondmaal
De ceremoniën die tijdens de sacramenten, maar ook in erediensten, gebruikt worden zijn volgens de synode in veel gevallen ‘middelmatige dingen’ (adiaphora). Deze ceremoniën zijn van middelmatig belang en het staat elke kerk vrij om de vorm te nemen die zij al gebruikt. Als voorbeeld wordt onder andere gegeven: of de gemeente ‘al ghaende of staende of sittende’ het Avondmaal ontvangt (actueel in coronatijd!), of ze bij het uitdelen van het brood en de wijn Psalmen zingt of uit de Schrift leest en of de predikant de inzettingswoorden van Christus (Matth. 26; Mark. 14; Luk. 22) of Paulus (1 Kor. 11) gebruikt. Deze punten laat de synode aan de vrijheid van de kerken over zolang op de generale synode niet anders besloten wordt. De vrijheid is echter niet onbeperkt: predikanten moeten ervoor waken dat het uitspreken van de woorden niet als een vorm van ‘consecratie’ wordt opgevat, waarbij het brood ‘gewijd’ zou worden tot het lichaam van Christus (de rooms-katholieke Avondmaalsopvatting volgens welke het brood in het lichaam van Christus verandert).
5. Kerkelijke tucht
Uitvoerig wordt aandacht geschonken aan de tucht (‘discipline’), de taak van de predikanten en ouderlingen (Gen. 25). Deze treedt in werking als iemand gezondigd heeft, dat wil zeggen als hij of zij in de leer gedwaald of in het leven gezondigd heeft (Gen. 26). Hoe te getuigen van deze zonden en hiertegen te vermanen (door de kerkenraad) en welke stappen zij zetten moet(en), hangt af van de vraag of het om een verborgen (alleen bij één of enkele getuigen bekend) of openbare (bij de hele gemeente bekend) zonde gaat. Ook is dit afhankelijk van de mate waarin zonden tot smaad van de gemeente leiden of door de overheid bestraft moeten worden. Leiden de vermaningen niet tot een teken van berouw, dan volgt uitsluiting van het Avondmaal en in het uiterste geval uitsluiting van de gemeente (Gen. 25-34).
Tot slot
Het is veelzeggend dat de acta van de Synode van Emden beginnen met de oproep dat gemeenten en ambtsdragers niet over elkaar mogen heersen. Dit anti-hiërarchische beginsel zien we ook terugkeren in het model van kerkregering, het presbyteriaal-synodale stelsel. Hoe functioneert dit principe? Gemeenten en ambtsdragers mogen elkaar niet de maat nemen, maar is er wel een maat waaraan zij getoetst worden? Die is er, namelijk de zuivere leer en een heilig leven. Wie in de leer dwaalt of in zijn levenswandel zondigt, wordt onder tucht gesteld. Er is dus een maat, maar anderzijds is er volgens de Emdense acta vrijheid met betrekking tot de ceremoniën bij Doop en Avondmaal. Dit betekent dat er een kern is – zowel met betrekking tot leer als leven – waarin ieder gemeentelid en iedere ambtsdrager moet overeenstemmen en middelmatige dingen waarin verschil van opvatting of handelen mogelijk is. Met de kern, neem bijvoorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis als samenvatting van de Bijbelse leer, moet iedereen instemmen. Die eenheid – die overigens verder gaat dan onze landsgrenzen – laten ambtsdragers zien door de belijdenisgeschriften te ondertekenen en zij zijn aan deze belijdenis gebonden. Als we de belijdenis als leeswijzer bij de Bijbel gebruiken vinden we ook antwoorden op de hete hangijzers van deze tijd. Naast deze kern is er echter een rand van zaken waarover men mag verschillen; bijvoorbeeld met betrekking tot de ceremoniën: de vormen bij het Avondmaal of het metrum waarin men de Psalmen zingt (ritmisch of iso-ritmisch). Als de vormen die een gemeente kiest, maar niet tot theologische misvattingen leiden. En tenzij op een synodevergadering een besluit wordt genomen om één bepaalde vorm te kiezen.
Zie voor de acta O.A.:
J.F. Gerhard Goeters (red.), Die Akten der Synode der Niederländischen Kirchen zu Emden vom 4.–13. Oktober 1571. Im lateinischen Grundtext mitsamt den alten niederländischen. französischen und deutschen Übersetzungen, Neukirchen-Vluyn 1971.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 oktober 2021
Zicht op de kerk | 32 Pagina's