Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om de kernpunten van het evangelie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de kernpunten van het evangelie

7 minuten leestijd

Leen van Valen schreef een studie die een vervolg is op zijn proefschrift ‘In God verbonden’. In zijn proefschrift bestudeerde hij de invloed van vertalingen van Schotse piëtistische werken uit de zeventiende eeuw op de kerk van Nederland in die tijd. In 'Om de kernpunten van het Evangelie' doet hij hetzelfde maar dan voor de achttiende eeuw. Behalve dat hij onderzoek doet naar vertalingen van Schotse werken in het Nederlands schenkt hij ook aandacht aan opwekkingsverschijnselen zowel in Nederland als in Schotland.

Als het gaat om vertalingen dan wordt duidelijk dat vertalingen uit de zeventiende eeuw in de achttiende eeuw herdrukt zijn. Ook werden er zeventiende-eeuwse werken van Schotse predikanten voor het eerst in de achttiende eeuw vertaald. Vooral schenkt Van Valen aandacht aan achttiende-eeuwse Schotse werken die in het Nederlands werden vertaald. Dan vragen werken van de zogenaamde ‘Marrowmen’ bijzondere aandacht. De auteur steekt niet onder stoelen of banken dat deze schrijvers en hun specifieke accenten zijn hart hebben.

The Marrow of Modern Divinity is een werk uit de zeventiende eeuw. De schrijver zette daarin de kern of het merg van de theologie van de Reformatie uiteen in samenspraak tussen nomista, antinomista, evangelista en neofytus. Thomas Boston stuitte op dit boek in zijn eerste gemeente Simprin. Het hielp hem het Evangelie helderder en indringer te verkondigen.

Naast Thomas Boston zijn de gebroeders Ralph en Ebenezer Erskine de belangrijkste vertegenwoordigers van de Marrowmen, de Schotse theologen die zich verbonden wisten met de specifieke accenten van The Marrow of Modern Divinity. In de theologie van de Marrowmen heeft het aanbod van Christus en het appel Hem zonder uitstel in geloof te omhelzen een grote plaats, zonder dat dit ten koste gaat van de aanklagende functie van de wet die zondaren schuldig stelt.

De Marrowmen hielden zonder reserve vast aan het feit dat Christus metterdaad voor al de Zijnen heeft betaald. De verzoening is particulier, maar aan elke zondaar van het menselijk geslacht mag worden verkondigd dat er voor hem of haar een gestorven Zaligmaker is. Niet de verkiezing of de beperktheid van de verzoening staat centraal bij de prediking van het Evangelie aan onbekeerden, maar de algenoegzaamheid van de verzoening en de bereidwilligheid van Christus verloren zondaren te ontvangen. Ik noteer dat het merkwaardig is dat in de door Comrie geredigeerde Nederlandse vertaling van The Marrow of Modern Divinity de uitdrukking ‘there is a dead Christ for you’ wordt vertaald met ‘Christus is voor u gestorven’. In hun verdediging van dit boek was voor de Marrowmen juist het onderscheid tussen die twee opvattingen van eminent belang. Van Valen geeft dit citaat na de titelpagina weer, maar stelt in het boek niet aan de orde dat de vertaling feitelijk onjuist is. In Nederland hebben zowel Theodorus van der Groe als Alexander Comrie zich op de Marrowmen georiënteerd. Van der Groe schreef uitgebreide voorredes in de Nederlandse vertalingen van de werken van de Erskines. Comrie kwam als jongeman van Schotland naar Nederland. In zijn vaderland heeft hij meer dan eens onder het gehoor van Ebenezer en Ralph Erskine gezeten.

Terecht constateert Van Valen dat bij Van der Groe en Comrie de accenten toch anders vallen dan bij de Marrowmen. Theologisch ging Van der Groe helemaal in hun lijn, maar bij hem is het pastorale element veel minder. In zijn preken tendeert hij ernaar een bewuste, zij het geloofsmatige beleving van de rechtvaardiging als beginpunt van het geestelijke leven te zien.

De Marrowmen zijn ervan overtuigd dat elke christen leert steunen op de toegerekende gerechtigheid van Christus, maar telkens weer benadrukken zij dat er geen bepaalde mate van zondekennis vereist is in het komen tot Christus. Het gaat erom dat wij op Hem leren leunen. Bij de Erskines komt steeds naar voren dat de rechtvaardiging niet verbonden is aan een bepaalde wijze waarop God het geloof in ons werkt, maar aan de oprechtheid ervan.

Van Valen laat zien dat Comrie zeker in zijn latere geschriften zozeer de nadruk laat vallen op de habitus (hebbelijkheid) van het geloof dat dit ten koste gaat van aandacht voor het geloof als het aannemen van Christus. Het gevaar is ook dat zondekennis zonder een daadwerkelijk geloof als teken van wedergeboorte wordt gezien.

Als het gaat om de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten geeft Van Valen mij de indruk dat hij Comrie iets te veel interpreteert vanuit de wijze waarop hij later is gelezen. Lees ik De eigenschappen des geloofs dan is er nooit een rechtvaardiging in de vierschaar van God zonder een rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten. Bij het laatste gaat het dus niet om een dateerbare crisiservaring zoals in de gezelschapstheologie van de negentiende eeuw het geval werd. In de ondertitel van De eigenschappen des geloofs staat onder andere dat zwakgelovigen volgens de kenmerken worden vermaand hun staat vast te houden en dan gaat het om de staat van de rechtvaardiging.

Bij Comrie kunnen we naar mijn overtuiging nog niet van een vierschaarervaring spreken. Volgens Comrie ontvangt de zondaar die beladen met schuld tot Christus komt, de bekendmaking van het vrijsprekend vonnis van God door de werking van Gods Geest. Dit hele proces beginnend met komen tot Christus is voor Comrie de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten. De bekendmaking is of middellijk, en dan is zij verbonden met de kenmerken van genade, of onmiddellijk. Echter, dan is het nog niet zoals Van Valen stelt buiten het Woord om, maar wel een zekerheid die niet aan de kenmerken van genade is verbonden, maar een meer gevoelsmatig karakter heeft. Ik val Van Valen wel bij in zijn opvatting dat de vele onderscheidingen die Comrie in zijn latere geschriften met betrekking tot de rechtvaardiging heeft gemaakt, eerder verwarrend dan verhelderend zijn.

De achttiende eeuw is de eeuw van opwekkingen. In Schotland vonden die plaats in Cambuslang. De Erskines stonden kritisch ten opzichte van deze opwekking. Zij vonden dat daar het gevoel een te overheersende plaats kreeg. Echter, hun negatieve oordeel stond niet los van het feit dat zij inmiddels buiten de Kerk van Schotland stonden. John Willison oordeelde juist positief. In de prediking van Willison had, evenals in die van de Marrowmen, de gewilligheid van Christus een grote plaats. In tegenstelling tot de Marrowmen had hij echter geen moeite met het woord ‘voorwaarde’ in het kader van het ingaan in het verbond van genade. Hij bedoelde daarmee dat wij nooit in Gods genade kunnen delen zonder geloof dat gepaard gaat met bekering. Wellicht had Van Valen hier iets meer aandacht kunnen vragen voor het betrekkelijke van theologische formuleringen. De ene theoloog bedoelt met hetzelfde woord net iets anders dan de andere.

In Nederland vonden onder andere in Nijkerk opwekkingen plaats. Van Valen wijst erop dat Hugh Kennedy, die als predikant aan de Schotse gemeente van Rotterdam was verbonden, een spilfiguur was tussen de opwekkingen in Schotland en Nederland. De opwekking in Nijkerk ontstond onder de prediking van Gerardus Kuypers. Bij Kuypers was er geen sprake van een bijzondere waardering voor de Marrowmen. Van Valen laat zien dat Kuypers door de geschriften van Philip Doddridge, een milde en piëtistische calvinist, beïnvloed was.

Kennedy beoordeelde de opwekking in Nijkerk evenals die in Cambuslang positief. Het oordeel van Van der Groe was negatief en Comrie hield zich op de vlakte. We zien een verschil in waardering van opwekkingsbewegingen door predikers die feitelijk vrij dicht bij elkaar stonden. Dat is een verschijnsel dat wij ook later in de kerkgeschiedenis zien tot op de dag van vandaag. Van Valen wijst erop dat de opwekking in Nijkerk niet op zich stond. Er waren ook opwekkingen in Werkendam, Woubrugge, de Alblasserwaard en Aalten. Zelf zou ik er de vinger bij willen leggen dat de opwekking in Woubrugge laat zien dat Comrie niet als een representant kan worden gezien van een vorm van christendom dat geloofszekerheid en geloofsblijdschap geen plaats kan geven.

In Om de kernpunten van het Evangelie geeft Van Valen op zowel deskundige als betrokken wijze informatie over het Schots en Nederlands gereformeerd piëtisme van de achttiende eeuw. Voor liefhebbers van de kerkgeschiedenis en de theologiegeschiedenis van harte aanbevolen. In de achttiende eeuw bleven bij de vertegenwoordigers van het gereformeerd piëtisme de kernpunten van het Evangelie bewaard. Niet allen legden dezelfde accenten. Met Van Valen ben ik ervan overtuigd dat een prediking waarin de Persoon en het werk van Christus centraal stond de eeuwen door het middel is geweest waardoor God Zijn kerk heeft verlevendigd.


Naar Aanleiding Van:

Leen J. van Valen, Om de kernpunten van het Evangelie . Parallellen tussen Schots en Nederlands Gereformeerd Piëtisme en Evangelikalisme in de eeuw van de Verlichting (Dordrecht: De Dauw, 2023), hardcover 400 pp., € 35,- (ISBN 9789090370101)

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2024

Zicht op de kerk | 32 Pagina's

Om de kernpunten van het evangelie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juni 2024

Zicht op de kerk | 32 Pagina's