Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het predikantsgezin in de gemeente (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het predikantsgezin in de gemeente (1)

(Inleiding op studieontmoetingsdag voor can didaten in de theologie en predikanten in hun Ie gemeente, 28 okt. 1987.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Inleiding op studieontmoetingsdag voor can didaten in de theologie en predikanten in hun Ie gemeente, 28 okt. 1987.)

Ik zou eigenlijk willen beginnen met het intrappen van een open deur. Dat veroorzaakt in ieder geval geen rumor in casa. Ik doe dat om ons ook vandaag laag bij het draagvlak van het gemeenteleven te houden. Dat is ook de plaats waar wij ons allereerst thuis mogen voelen. Die open deur is dan de zuiver bijbelse gedachte dat het gezin van een predikant niet anders behoort te zijn dan dat van elk van zijn gemeenteleden.

Een predikantsgezin is in wezen niet anders dan het gezin van andere gemeenteleden, ongeacht het beroep dat het hoofd van het gezin, de vader uitoefent, of welk ambt hij ook bekleedt. Ik ga er dan wel vanuit dat dat beroep een goddelijk beroep is, om het met het huwelijksformulier te zeggen, en dat het ambt een waardig ambt is. Je zou daarbij allerlei vergelijkingen kunnen maken tussen beroepen en ambten. Maar laat ik dit nu nog niet doen uit vrees de fout te begaan, die eens een collega maakte bij zijn intrede. Om duidelijk te maken dat hij ook maar een gewoon mens was, zei hij in zijn preek dat men niet alleen dis predikant een roeping moest hebben tot het ambt, maar dat ieder door God geroepen was tot het beroep, dat hij uitoefende. Dat gold zelfs voor degenen, die achter de vuilniswagen liepen om het vuü op te halen. Dat zag hij waarschijnlijk als het minst verheven beroep. De goede man wist toen nog niet dat er twee van zijn kerkeraadsleden dit beroep van müieubeheerder uitoefenden.

In ieder geval had die predikant wel gelijk. We moeten maar beginnen gewoon te zijn en gewoon te doen en niet teveel gehoor geven aan allerlei eigentijdse opmerkingen over het bijzondere van het gezin van een predikant. Bij het lezen van het boekje 'Vragen rond de pastorie' onder redactie van dr. H. Faber en dr. T. Kruijne, viel het mij op dat daar heel veel vragen gesteld worden die ik in het pastoraat bij 'gewone' gezinnen in de gemeente ook tegen ben gekomen. Zo zal b.v. iedere vader en moeder vanuit het gezinsleven markante opmerkingen van hun kinderen kunnen verhalen. Ik bedoel dan opmerkingen, die betrekking hebben op het werk en de werkomstandigheden van vader. Hij brengt immers, wét hij ook tot onderhoud van zijn gezin doet, iets van die werkomstandigheden mee naar huis. I Zeker als de sfeer thuis goed is, zal er 's j avonds aan tafel wel eens iets verteld wor-' den van wat elk der gezinsleden die dag beleefd heeft. De kinderen komen met verhalen van ' school, moeder vanuit haar huishoudelijk werk of bijzondere ontmoetingen tijdens het winkelen of op theevisite en vader vanuit zijn werkkring. Vele vaders zullen wel eens mopperen over hun overvolle agenda of iets laten merken van zorgen, die hun werk met zich meebrengt of ovei-een vergadering, die hij die avond heeft. Ik kan me dan best voorstellen dat -een jongen, die gehoopt had dat zijn vader hem juist op die avond zou helpen bij zijn huiswerk of met zijn hobby, zich de opmerking laat ontvallen: U ook altijd met uw werk. Heeft u dan nooit tijd voor ons? Nu weet ik dat dit in een predikantsgezin eerder gezegd zal kunnen worden dan in andere gezinnen omdat juist de avonden voor vader vaak de spitsuren van zijn werk zijn.

Dr. H. Faber verhaalt van een dominee's zoon, die toen hij vader 's avonds direct na het eten zag wegrijden, de opmerking maakte: 'Ga je weer naar je rotkerk? ' Dat is wat grof gezegd, maar de werkelijkheid kan zich inderdaad zo voor doen. Maar dat kan met velerlei variaties van meer vaders gezegd worden. Ik denk wel dat deze opmerking ontsproten is uit de wijze waarop zijn vader over zijn werk en zijn kerk sprak in huis.

Gezin

Bij al het bijzondere en eigene van het leven.van een predikantsgezin in de gemeente, moeten we toch allereerst vragen welke plaats het gezin heeft in de gemeente. Een dominee is ook maar een mens, zeggen we nogal eens om" onszelf te verontschuldigen als we wat vergeten zijn. Nu hij is óók maar een gewoon mens in het huwelijk en in het gezin. Een gewone man voor zijn vrouw en een gewone vader voor zijn kinderen. Zo is de dominese ook maar een gewone vrouw voor haar man en een gewone moeder voor de kinderen. Zo zijn de kinderen van een predikant ook maar gewone kinderen. Bij de doop belijden ook de dominee en zijn vrouw, dat hun kinderen in zonde ontvangen en in ongerechtigheid geboren zijn. Anderzijds leven ook zij binnen het Verbond. De Heere maakt in Zijn belofte en roeping met betrekking tot de opvoeding van de kinderen geen uitzondering.

In bijbels licht gezien is het gezinsleven een leven onder de belofte en beademing van Gods Verbond en Woorden. Het is de cel, waaruit de Heere Zijn kerk en gemeente opbouwt; een kerkje binnen de kerk; een koninkrijkje binnen Gods Koninkrijk. Van dat gezinskoninkrijk is de vader de koning en de moeder de koningin en zijn de kinderen de onderdanen. Vader en moeder zijn is het teerste ambt, waarmee God mensen bekleedt. Zij dragen het ouderschap als een van God geschonken grootheid. En God Zelf beschermt dat ambt in het vijfde gebod. Hierin zijn vader en moeder niet te scheiden, wel te onderscheiden. De Bijbel spreekt daar anders over dan de mensen doen. De mensen zeggen: de man is het hoofd, maar de vrouw de nek, waar het hoofd op draait. Gods Woord tekent ons de vader als het hoofd, maar de moeder als het liefdevolle kloppende hart, dat kinderen tot Jezus brengt. Vele groten in de Bijbel hebben de godsvrucht van hun moeder ingedronken als de moedermelk. Denk maar aan David: 'In de schoot mijner moeder ben ik op God geworpen'.

Niet voor niets wordt er van Timotheüs gezegd, dat hij het zelfde ongeveinsde geloof had als zijn grootmoeder Loïs en zijn moeder Eunice. Juist de moeder geeft de nestwarmte in het gezinsleven. Denk maar aan Augustinus.

Zo is de bron voor het gezinsleven, waar kinderen uit drinken, de godsvrucht van de ouders, afgezien ervan of hun vader nu dominee is of niet, of hun moeder dominee's vrouw is of niet. Zoals voor ieder echtpaar geldt, dat zij hun kinderen op moeten voeden in vreze des Heeren, zo geldt dit in niet mindere of niet meerdere mate voor het echtpaar dat de pastorie bewoont.

Maar aan dit doel van het huwelijk gaat nog een ander doel vooraf. En dat is dat man en vrouw elkaar moeten helpen in de tijdelijke en eeuwige dingen. Het gezinsleven staat of valt met het leven in het trouwverbond van de man en vrouw, dus ook van de dominee en zijn vrouw. Als predikant loop je het gevaar voor ieder een oor te hebben, ook voor de geestelijke vragen van gemeenteleden, maar thuis geen oor te hebben om de noodsignalen van je eigen vrouw op te vangen. Komt dit misschien omdat je vrouw je van zo'n heel andere kant ook leert kennen dan de gemeente dat doet? Niet alleen kinderen weten: 'Er is niemand groot voor zijn kamerdienaar'. Ook de vrouw van de predikant weet dat geen dominee groot is voor zijn eigen vrouw. Maar geldt dit niet van alle vrouwen die hun mannen ook meemaken in hun zwakke momenten, om maar niet te zeggen: in hun zondige neigingen en daden?

Alleen, de vrouw van de dominee hoort hoe hij zelf zondags in de preek de gemeente aanspreekt en juist die zonden veroordeelt, die hij kort daarvoor zelf beging. Ook de kinderen horen dat en hun oren zijn scherp en de conclusie die zij trekken is vaak haarfijn. Gelukkig als daar na de preek ook over gesproken wordt en als dan blijkt dat vader en moeder toch een eenheid vormen in het leven des geloofs. Dan is de vrouw de hulp van de man in geestelijke dingen. Wanneer deze geestelijke eenheid openbaar komt in de aanvaarding van elkaar in al de zwakheden, die er kunnen zijn, dan is de band tussen vader en moeder een fundament, waarop het gezinsleven is gebouwd. Deze band wordt in elk gezin merkbaar als men ontdekt dat beiden weten wat het betekent dat de bron van het leven is: de genade Gods in Jezus Christus en als dit door het geloof beleefd wordt. Ook daarvan geldt voor een vader en moeder in het gezinsleven: 'Mijn genade is u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwaldieid volbracht'. Die genade is dan geen doekje voor het bloeden om onze tekorten, zonden en gebreken te bedekken ofte verdoezelen, maar om deze des te meer uit te laten komen als de bron van het gezinsleven.

Elkaar kennen

De grote vraag daarbij is wel of we elkaar kennen, als man en vrouw in het geestelijke leven. Voelen we elkaar aan? Hebben we geleerd de ander uitnemender te achten dan onszelf? Hoe kun je elkaar leren kennen? Tijdens huwelijksgesprekken met a.s. bruidsparen dring ik er altijd op aan om met elkaar de dag te sluiten in gemeenschappelijk gebed, waarin man en vrouw afwisselend voor gaat in het gebed.

Kun je je voor elkaür nog groot houden, in het gebed ben je, als het goed is, de minste. Dan begint je met de schuld van jezelf om

daarna ook met de schuld van de ander tot de Heere te gaan. Hier wordt de eenheid gesmeed in de diepe afhankelijkheid van de genade Gods in Christus. Hierin krijgen de zorgen van het werk in huis en buitenshuis een plaats. Hier draag je elkanders lasten voor het aangezicht van de Heere. Hierin ligt ook de versterking van het geloof in de Almachtige God en Vader, die om Christus wil, onze God en onze Vader wil zijn.

In het avondgebed mag je alle zorgen en moeite en zegeningen van de dag neerleggen voor de Heere. Wederzijds werkt dat vertroostend en beschermend. Zo is men één in geloof, één in de hoop één in de liefde.

We mogen hier ook wel denken aan het avondoffer van Job, waarin hij zijn kinderen opdroeg aan de Heere en verzoening zocht voor hun zonden. Kinderen mogen en moeten weten dat vader of moeder hen niet alleen bestraft en als ze verkeerde dingen doen, maar ook voor hun worstelen aan de troon van de genade. Ze mogen weten dat hun ouders in het gebed meedenken en meeleven met hun kleine zorgen en later met hun grotere vragen van het leven. Ze mogen weten, vanuit het gebed aan tafel, dat het welzijn van hen voor dit leven en voor het geestelijk welzijn van hen voor de eeuwigheid, hun ouders ter harte gaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het predikantsgezin in de gemeente (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1987

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's