Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN KERKRECHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN KERKRECHT

Dordtse Kerkenorde. Artikel 38.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Welverstaande, dat in de plaatsen, daar de kerkeraad van nieuws is op te richten, 't zelve niet geschiede, dan met advies van de classis. En daar 't getal van de ouderlingen zeer klein is, zullen de diakenen mede tot de kerkeraad mogen genomen worden.

NIEUW OP TE RICHTEN EN KLEINE KERKE­RADEN (7).

Dat deze twee zaken in één artikel samengevoegd zijn, is begrijpelijk. In pas opgerichte kerkeraden is het getal van kerkeraadsleden meestal klein en is de hulp van ouderlingen en diakenen onderling een noodzakelijke zaak voor het goed funktioneren van de ingestelde ambten.

De redaktie „daar de kerkeraad van nieuws is op te richten" zag aanvankelijk op gemeenten, die door de vervolging van Spanje uiteen gedreven waren en zodra de rust weergekeerd was, langzamerhand weer bijeen vergaderden. Wanneer nu dit getal van teruggekeerde gemeenteleden groot genoeg was, moesten de ambten opnieuw worden ingesteld. Waren er nog van de oorspronkelijke ambtsdragers overgebleven, dan werden deze gehandhaafd en het getal zo nodig aangevuld. Waren er echter geen ambtsdragers meer, dan werd een geheel nieuwe kerkeraad gekozen. Later, en vooral na de Afscheiding en de Doleantie, kwam het ander geval er bij om nieuwe kerkeraden op te richten in steden en dorpen waar tot nu toe geen gemeente samenkwam. Op die plaatsen waar een aantal mensen bij elkaar kwam en die verlangden een eigen geïnstitueerde gemeente te vormen. In verband hiermee werd toen dit artikel wel uitgebreid met de woorden: voor het eerst of opnieuw op te richten kerkeraden. Van de aanvang van het gereformeerd kerkelijk leven in ons land hebben de kerkelijke vergaderingen de noodzaak ingezien, dat de reeds bestaande kerkeraden geroepen waren om in de plaatsen in hun omgeving te werken tot het vergaderen van gemeenteleden. En zo bepaalde reeds Emden, 1571: „De dienaren en ouderlingen der classes, die onder 't kruis zijn, zullen in alle steden en dorpen. welke onder hun'classes of daaromtrent gelegen zijn, naarstig onderzoek doen naar degenen, die tot de zuivere godsdienst genegen zijn, om hen tot hun plicht aan te sporen. Derhalve zullen zij zich beijveren om kerken of tenminste beginselen van kerken te vergaderen. En om dit beter ten uitvoer te brengen zullen die classes de naburige steden en dorpen onderling verdelen, opdat niets verzuimd worde".

Ook werd daarna de ambtelijke bearbeiding van die plaatsen, die eerst rechtstreeks van de classicale vergadering uitging, opgedragen aan een genabuurde kerkeraad. Men ging er dus in de praktijk toe over om sommige plaatsen onder één kerkeraad samen te voegen. Zo besloot de Synode van Sneek 1607: „Er is eenstemmig door de Synode geadviseerd, dat alle dienaren, die vanwege het geringe aantal ledematen geen aparte kerkeraad kunnen hebben, alle mogelijke vlijt zullen aanwenden om óf door middel van bijvoeging bij een grotere kerk óf door samenvoeging van twee of drie kleine dorpen hun gemeente onder een kerkeraad te besluiten".

Zo werden door de classes degenen, die aansluiting zochten bij de kerk, maar die woonden in een plaats waar nog geen mogelijkheid was om een gemeente te institueren, gesteld onder pastorale bearbeiding van een naburige gemeente. Deze genabuurde gemeente kreeg dan ook de opdracht om toe te zien of er dan een mogelijkheid zou komen om tot instelling van kerkdiensten over te gaan en om eventueel te komen tot een instituering van een aparte gemeente. Hoe groot het aantal moet zijn om daartoe te komen, is niet precies te zeggen. Elk geval moet voor zichzelf beoordeeld worden. Een belangrijke faktoris ofer een mogelijkheid is tot het bevestigen van ambtsdragers. Een belangrijke faktor is ook of er hoop is op uitbreiding. De Synode van Utrecht, 1905, van de Gereformeerde Kerken, bepaalde dat er voor de instelling van gemeenten op Java minstens een twaalftal broeders moest zijn en bovendien dat deze mensen niet te verspreid zouden wonen, zodat zij een zekere bij elkaar wonende kring vormden, of de instituering van een nieuwe gemeente moet de classis echter toestemming geven. Vooraf heeft echter deze de taak te onderzoeken of er levensvatbaarheid is voor een nieuwe gemeente, dat deze geen noodlijdende gemeente zal blijven.

’s-Gravenhage

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1968

De Saambinder | 4 Pagina's

KERK EN KERKRECHT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 september 1968

De Saambinder | 4 Pagina's