Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE PERS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE PERS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De coelibaatskwestie

De nederlandse kerkprovincie van de r.k. kerk is door de kwestie van het coelibaat nogal in beroering en in bepaalde delen van de r.k. wereld ook in opspraak. Dat alles is verhevigd door de pauselijke uitspraken. Over de gang van zaken op de laatste zitting van het pastoraal concilie schrijft prof. dr. C. v. d. Woude in het Geref. weekblad van 23 januari.

Twee rapporten waren voor de laatstgehouden zitting ingediend, n.l. over de religieuzen, de mannen en vrouwen dus die met speciale geloften zijn toegetreden tot een van de vele orden van de r.k. kerk, alsmede een rapport over de ambtsbediening. Prof. v. d. Woude vermeldt hoe dit rapport, uitgaande van de huidige situatie meer sociologisch en pastoraal dan theologisch was ingesteld. Wij zouden willen zeggen: Dat is in het huidig denkklimaat geen vreemde zaak. Of de r.k. kerk niet deze benaderingswijze gediend is? Wij vrezen van niet. Immers een dergelijke sociologische benadering betekent in de practijk doorgaans een zwakke schriftuurlijke fundering.

Een onderdeel van dit ambtsrapport vormde de coelibaatskwestie, die zoveel aandacht kreeg. Er is veel verzet tegen het verplichte coelibaat. Het aantal jonge mensen dat het priesterambt begeert neemt af. Velen pleiten er dus voor ambt en coelibaat te ontkoppelen. Daarmee zou men echter in strijd komen met een eeuwenoude kerkelijke regel. Binnen de r.k. kerk wordt over dit alles zeer verschillend gedacht.

De verschillende stromingen binnen het concilie hebben zich alle doen gelden. De discussie werd geopend door een interventie van kardinaal Alfrink, die onder doodse stilte een zestal opmerkingen maakte. Zijn rustig en weloverwogen optreden kon niet voorkomen dat bij een deel der vergadering de vraag opkwam wat het motief voor deze interventie was. Ondanks het groot vertrouwen, dat zijn persoon bij het concilie heeft, gelukte het toch niet aan allen een opkomend wantrouwen te onderdrukken. De later bekend geworden brief van de paus verklaart echter veel. De kardinaal wees er op dat men in het coelibaat met een stuk traditie van de kerk heeft te doen, waarover men niet te licht moet denken. Hij herinnerde ook aan de kersttoespraak van de paus, waarin op het handhaven van de coelibaatsverplichting was aangedrongen. Ook wees hij op het feit, dat dit probleem momenteel bij verschillende instanties in studie was en dat men niet moest vergeten hoe aan het priesterlijk coelibaat ook een positieve kant is op te merken. Hij maakte verder attent op de verdeelde meningen binnen de nederlandse kerkprovincie zelf en meende, dat men pastoraal met beide helften moest rekenen. Voorts maande hij de pers tot voorzichtigheid in haar publicaties. Tenslotte herinnerde hij aan het breed beraad met alle priesters over deze kwestie, dat echter nog niet breed genoeg was, maar nog moest worden uitgebreid tot de zgn. Provincialen, t.w. de bestuurders van de religieuze orden. Eerst na dit beraad zou 't episcopaat tot besluitvorming kunnen komen.

Het bedachtzame woord van de kardinaal zal wel mede zijn beïnvloed door de pauselijke brief. Het concilie werd er door tot voorzichtigheid gemaand en aan zijn verantwoordelijkheid herinnerd. Aan de vrijheid van discussie en stemming werd echter niets tekort gedaan, al hebben de bisschoppen zelf zich buiten stemming gehouden. Maar dat was hun recht en een teken, dat ook zij hun verantwoordelijkheid beseften.

Diezelfde avond werd in de conciliezaal een vergadering van Septuaginta gehouden, die buiten het kader van het concilie viel, hoewel veel leden van het concilie tegenwoordig waren. De naam „Septuaginta" herinnert aan de zeventig mannen, aan wie de griekse vertaling van het Oude Testament wordt toegeschreven. De Septuagintagroep heeft daar echter niets mee te maken. Het is een groep, die sterk ijvert voor de opheffing van het coelibaat. Ze heeft zich Septuaginta genoemd, omdat op haar eerste vergadering ook zeventig personen aanwezig waren. De groep is echter sterk uitgegroeid en heeft, naar men mij meedeelde, ongeveer duizend sympathisanten. De vergadering stond onder leiding van pater van Kilsdonk, die de nood van vele priesters schetste. De discussie was af en toe rumoerig en men was niet spaarzaam met critiek. Vele jongeren waren present en gaven uiting aan een radicale progressiviteit.

De volgende dag kwam in het concilie een andere vleugel van de kerk aan het woord. Deken Joosten uit het bisdom Roermond legde namens een groep priesters uit verschillende bisdommen een verklaring af. De wind woei hier uit een andere hoek. In de met kracht van overtuiging uitgesproken rede van deken Joosten waren de „verontrusten" uit de rooms-katholieke kerk aan het woord. Critiek werd geoefend op de saamstelling en besluiten van het pastoraal concilie, op het ambtsrapport, op de houding tegenover de paus, op „de meest geruchtmakende leden van de katholieke geloofsgemeenschap, die even snel veranderen als de tijden". Protest werd aangetekend tegen een eventuele opheffing van het coelibaat en ernstig gewaarschuwd tegen invoering van intercommunie, mede namens duizenden verontruste leken. Ontstemming werd geuit over de publiciteitsmedia, die alleen zgn. progressieve opvattingen aan het woord laten en tenslotte werd eerbiedige gehoorzaamheid betuigd aan de hoogste Herder en Leraar van de Kerk: paus Paulus VI!

Na deze positiebepalingen is een dag van bewogen discussie gevolgd. Deze liep uit op een stemming over enkele conclusies ten aanzien van het coelibaat. De bisschoppen onthielden zich daarbij van stemming. Met 90 tegen 6 stemmen en 2 blanco werd uitgesproken dat het coelibaat niet meer als voorwaarde mag worden gesteld voor de ambtsbediening.

In een tweede conclusie werd voorgesteld om voor priesters, die willen huwen of reeds gehuwd zijn de mogelijkheid te openen hun ambtsbediening voort te zetten. Hier deed zich de moeilijke vraag voor of priesters, die eens hun woord hebben gegeven, niet ontrouw zijn, als zij deze belofte niet houden. Er werd tegen opgemerkt, dat ook de Kerk, aan wie zij hun woord hebben gegeven, van inzicht is veranderd. De conclusie werd daarna aanvaard met 86 tegen 3 stemmen, en 8 blanco. Het voorstel om ook gehuwden tot het ambt toe te laten werd daarna met 94 tegen 1 stem en 2 blanco aangenomen.

De uitspraak van het concilie was duidelijk. Slechts enkelen hadden zich tegen opheffing van de coelibaatsverplichting verklaard.

Sinds deze zitting zijn de spanningen verhevigd door de uitlatingen van paus Paulus VI. Het Vaticaan blijkt onverkort te willen vasthouden aan het coelibaat. Wat zullen de gevolgen zijn? Zijn er toch nog enkele „mazen" in dit net? Of zal het uitlopen op een breuk tussen Vaticaan en nederlandse kerkprovincie?

Achtergronden

Men kan natuurlijk de vraag stellen: Wat zijn nu de achtergronden hiervan? In een artikel in „Hervormd Nederland" van 31 januari gaat ds. F. H. Landsman daarop nader in. Hij schrijft, dat het naar zijn gevoel nog alles behalve duidelijk is, waarom de nederlandse kerkprovincie de ambtsbediening wil los maken van de belofte ongehuwd te zullen blijven. Als argument komt steeds weer naar voren dat het coelibaat strijdig is met het moderne levensbesef en met de nieuwe waardering voor individuele vrijheid.

Maar een duidelijk, bijbels antwoord is niet gegeven. Er zijn wel enkele aanwijzingen die gaan in de richting van een nieuw verstaan van het ambt.

Er zijn wel aanwijzingen dat de eigenlijke bedoeling is dat het priesterlijke ambt niet langer in zichzelf iets heiligs zou moeten zijn, dat de mens, die er mee bekleed is, tot een ander soort mens maakt. Meer een functie, een dienst waartoe men afgezonderd wordt.

Dat zou kunnen wijzen in de richting van de reformatorische visie op kerk en ambt, maar helemaal zeker is dat niet. Als dat wèl zo was, dan was het óók zeker, dat de diepste grond van de beslissing van het concilie zou moeten worden gezocht in een nieuw verstaan van de bijbelse boodschap. En als dat het geval was, was het ook zeker dat het niet alleen om het coelibaat ging, niet alleen om het ambt, zelfs niet alleen om de vraag wat de kerk eigenlijk is, maar om de kernvragen van rechtvaardiging en heiliging, natuur en genade, kerk en wereld, wereld en koninkrijk Gods.

Dan zou het coelibaat wel eens de ene steen kunnen zijn die losgeraakt uit het geheel, een lawine in beweging doet komen.

Maar dat behoeft allemaal niet zo te zijn. Ik heb de indruk dat als het zo zeker was dat alles in beweging zal komen, het Nederlandse episcopaat zich niet bij het concilie zou hebben aangesloten en niet naar Rome zou gaan om de concessies te verkrijgen die men als noodzakelijk ziet voor de goede ontwikkeling van het kerkelijke leven hier te lande.

Het is immers heel goed mogelijk dat ook de gehuwde priester drager is van de sacramentele genade, die hij alleen krachtens zijn wijding, kan uitdelen aan de gelovigen.

Het is heel goed mogelijk dat hij, hoewel gehuwd zijnde, deel uitmaakt van die klerikale bovenbouw van het gewone leven, die representant en teken is van de „bovennatuur" waardoor de menselijke natuur moet worden vervolmaakt om deel te krijgen aan het goddelijke leven.

En als de curie en de paus zo fel afwerend reageren op de Nederlandse wensen (hoewel men weet dat ook elders in de wereldkerk het coelibaat een steen des aanstoots aan het worden is) dan is dit alleen te verklaren uit eeuwenoude kerkelijke wijsheid die weet dat het bij dergelijke „kerkordelijke" vragen vaak slechts schijnbaar alleen om kerkelijke wetten gaat, maar feitelijk om „ketterijen" die wel eens het gehele, zorgvuldig geconstrueerde kerkelijke „leergebouw" aan het wankelen zouden kunnen brengen.

Maar gaat het in het Nederlandse katholicisme inderdaad om meer dan bijkomstige, dus niet wezenlijke, kerkelijke leefregels?

Ik ben er, rekening houdend met andere uitingen van de r.k. kerk in Nederland, in de eerste plaats de nieuwe catechismus, inderdaad van overtuigd dat het, of men dit openlijk toegeeft of niet, om meer gaat.

Een andere visie op de kerk. Een andere visie op het ambt. Alleen: zó anders dat werkelijk principieel afgerekend wordt met het bovennatuurlijke heilsinstituut, met de binding van de echtheid van de bediening van de eucharistie aan de wettigheid van de „wijding" van de dienaar? Zó anders dat niets meer in de weg behoeft te staan aan intercommunie en intercelebratie, avondmaalsgemeenschap en wederzijdse ambtserkenning, tussen de kerk van Rome en die van de Reformatie?

Als de heroriëntering werkelijk bijbels gericht is, behoeft het antwoord niet twijfelachtig te zijn. Als dit niet het geval is, zou ondanks de „ontkoppeling" alles wel eens bij het oude kunnen blijven.

Ds. Landsman gaat aan het slot van zijn artikel ook nog in op de wortels van de coelibaatsopvatting. Hij wijst erop dat hier twee elementen een rol spelen: a. een bepaalde visie op de verhouding lichaam/geest, b. de uitlatingen van Paulus in 1 Cor. 7. Landsman is van oordeel dat in de doordenking van deze vragen de paulinische woorden uit 1 Cor. 7 over het vrijwillig ongehuwd blijven om beter de Here te kunnen dienen in de verwachting van Zijn nabije komst, niet verwaarloosd mogen worden. Daarmee wil hij uiteraard geen pleidooi voeren voor het coelibaat, maar stelt hij de roomse kerk wel de vraag, of deze bij alle vernieuwingen wel voldoende rekent met bepaalde bijbelse aspecten.

Wij menen dat het vraagstuk wat ds. Landsman hier aanroert, in alle kwesties waarin de r.k. kerk zich bevindt mee spreekt. Wat is de bron van de vernieuwing? Is de bezorgdheid van de roomse curie alleen maar een stuk conservatisme en een vasthouden aan de traditie? Of wil men zich verzetten tegen bepaalde humanistische en modernistische invloeden die de r.k. kerk binnendringen? Uiteraard willen we de pauselijke uitspraken daarmee niet verdedigen. Maar het is tekenend voor de weg die de r.k. kerk gaat. Een weg vol vernieuwing, maar onduidelijk is wat de achtergronden zijn. Of anders gezegd: Te vrezen is als we afgaan op allerlei uitlatingen dat veel vernieuwingen niet voortvloeien uit een schriftuurlijke heroriëntering, maar een gevolg zijn van het huidige, saecularistische denken, waarin de eigentijdse situatie norm en uitgangspunt is.

Juist de reformatorische gesprekspartners in het gesprek met Rome hebben m.i. de taak om hierin te helpen helderheid te verschaffen. Want juist van de reformatorische kerken mag verwacht worden dat zij vanuit het grondbeginsel der Reformatie (de Schrift alleen, Christus alleen, de genade alleen) het gesprek voeren. Dan leveren ze ook werkelijk een bijdrage, die vruchtbaar kan zijn. Te vrezen valt echter dat ook van reformatorische zijde al te vaak de situatie norm en uitgangspunt is.

En om nog eenmaal op de onderhavige kwestie terug te komen. Wanneer er zo sterk gepleit wordt om ambt en coelibaat te ontkoppelen, zal men dit van reformatorische zijde alleen maar kunnen toejuichen. Rome legt immers hiermee aan grote groepen lasten op, die het niet mag opleggen. De gewetensnood is bij velen groot. Maar deze toejuichingen behoeven toch niet te verhinderen dat tegelijk gevraagd wordt: Wat zijn de achtergronden? Wat is, ook bij ontkoppeling van ambt en coelibaat, de visie op het ambt? Blijft dan alles bij het oude? Of gaat het de vernieuwers om een bijbelse heroriëntering inzake het ambt?

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

UIT DE PERS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 februari 1970

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's