Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reformatie in Utrecht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie in Utrecht

Schalkwijk krijgt pas in 1609 een dominee

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De hervormde gemeente van Schalkwijk, dorp bij Houten, bestaat precies vier eeuwen. Later dan in andere dorpen, pas in 1609, vervangt een dominee de pastoor. Drie jaar later zijn altaren en beelden nog steeds niet verwijderd. Hoe kan dat?

De Staten van Utrecht verbieden al in 1580 de rooms-katholieke eredienst. In 1581 wordt dat verbod herhaald. Maar op het platteland werkt dat zo niet. Daarom besluiten de Staten dat pastoors onder voorwaarden mogen aanblijven. De schrijver van Kroniek van hervormd Schalkwijk en ’t Goy (2009), de rooms-katholieke amateurhistoricus P.M. Heijmink Liesert, vertelt dat Schalkwijkse parochianen de pastoor trouw blijven en deze blijft in kerk en pastorie tot zijn dood. Zijn broer volgt hem op. Ook als in Schalkwijk in 1609 de reformatie wordt doorgevoerd, blijft de meerderheid van Schalkwijk rooms-katholiek, net als Houten, Bunnik, Werkhoven en Tull en ’t Waal.

Pastoor Duifhuis
Weten deze dorpen dan waar het over gaat in de Reformatie? Wat weet de pastoor van Luther? Wat gebeurt er nadat de pastoor van Woerden om zijn lutherse denkbeelden in Den Haag is verbrand? In het zogeheten wonderjaar 1566, als Calvijns invloed in de Nederlanden zichtbaar wordt, worden in de buurt van Utrecht alleen in Bunschoten en Langerak hagenpreken gehouden; de Beeldenstorm gaat het platteland voorbij. De meeste Utrechtse slachtoffers van Alva’s Bloedraad komen uit de stad Utrecht en de vrije baronie IJsselstein. Willem van Oranje, leider van de Opstand in Holland (1572), mag na de Pacificatie van Gent, die vrede met de overige gewesten brengt, ook weer stadhouder van Utrecht worden (1577). Voorwaarde is dat hij de aloude religie niet verhindert, die overigens in Holland sinds 1573 verboden is.
Maar dan komt pastoor Duifhuis (1531-1581) uit Rotterdam naar de Utrechtse Jacobikerk. Hij deelt in 1578 het stadbestuur mee ‘hoe sijn gemoedt hem drong, voortaen op de wijze der gerefomeerden te leeren, waartoe hij verlof versocht’. Na de mis beginnen hervormingsgezinde parochianen buiten luid ‘Heft op uw hert’ te zingen. Maar een calvinist wordt Duifhuis uiteindelijk niet. In 1578 krijgen gereformeerden de Utrechtse Minderbroederkerk. Dat gebeurt onder Datheen, de voorzitter van de tweede ‘nationale’ synode, in 1578 te Dordrecht. Omdat de Unie van Utrecht, de bond van opstandige gewesten (1579), religievrede wil, krijgt de stad naast rooms-katholieke priesters twee predikanten. Maar Oranje kerkt liever bij Duifhuis.

Laatste mis
Het verraad van Rennenberg – stadhouder in het Noorden, die in 1580 overgaat naar Spaanse zijde – brengt plotseling een tweede front. Daarop wordt ook in Utrecht de rooms-katholieke eredienst toch verboden. Een felle beeldenstorm volgt. In de Dom wordt de laatste mis opgedragen en preekt de eerste dominee. Op de derde nationale synode, in 1581 te Middelburg, zijn behalve Gelderse, Noordelijke en Vlaamse voor het eerst ook Utrechtse afgevaardigden aanwezig. Maar een kerkorde voor alle gewesten mislukt.
Als Filips II in 1581 is afgezworen, verbieden ook de Prins en het Hof van Utrecht de roomse godsdienst, alsook zondagsarbeid en herbergvermaak onder kerktijd. Maar wat blijkt? Dat ‘de voorszeyde roomsche religie noch in veele plaatsen van de Lande van Utrecht, zoe in ’t heymelik als in ’t openbaar, geëxerceert [gepraktiseerd] word.’
Om totale ontregeling van het pastoraat te voorkomen mogen de nog in functie zijnde pastoors blijven preken zonder dat ze de gereformeerde religie mogen schaden of de roomse bevorderen. Ook mogen zij kinderen blijven dopen, zij het zonder ceremonie. Daarnaast mag ook de gereformeerde religie worden ingevoerd.
Maar de reformatie op het platteland mislukt. Na het vertrek van Leicester, landvoogd van 1585 tot 1588, volgt een libertijnse reactie. In 1590 voeren de Staten van Utrecht een eigen kerkorde in, Poincten ende articulen, die predikanten moeten ondertekenen. Utrecht krijgt een provinciale ‘staatskerk’. Gereformeerden houden particuliere bijeenkomsten, maar deze worden uiteengejaagd en ook opgaan naar IJsselstein wordt verboden.
In 1593 klaagt de Utrechtse kerkenraad bij de Staten dat men ‘een saecke (...) op het hoochste bevolen van den levendigen Godt, so eenen langen tijt getraineert ende onbevordert heeft laten blijven’. Dan volgt een visitatie op 55 plaatsen. Maar apostolisch vicaris Sasbout Vosmeer prijst de vrijheid voor de katholieken in Utrecht. Volgens historicus dr. A.Th. van Deursen is er zelfs van een katholieke herleving sprake.
In 1606 mag dan voor het eerst in Utrecht een gereformeerde provinciale synode gehouden worden, ruim 25 jaar na Gelderland. Alle dorpspredikanten brengen verslag uit.
Dat de protestantisering met geweld doorgevoerd zou zijn, is zeker voor Utrecht niet waar.

Overgangsfiguren
In de provincie Utrecht blijken rond 1600 wel zes soorten voorgangers te zijn geweest. Naast twaalf standvastige priesters zijn er vijf overgangsfiguren (in Bunschoten, Doorn, Kamerik en Kockengen) en 29 ‘Duifhuisianen’. Duifhuis heeft dus niet alleen in de Jacobikerk maar in het hele voormalige bisdom invloed. Tot 1606 ontbreken hier echt gereformeerde predikanten.
Ook in Schalkwijk staat zo’n overgangsfiguur, al wekt Heijmink Liesert in zijn kroniek de indruk dat het gaat om een overtuigde pastoor. Wordt hij beschermd door de jonkheer van het kasteel? Hoe het zij, twee classispredikanten krijgen gewoon geen voet aan de grond.
Behalve het genoemd verbod worden de rooms-katholieke kerken geconfisceerd. De parochie verliest haar bezit. Het juridisch eigendom komt bij de centrale overheid te liggen, het beheer bij het plaatselijke bestuur – in Schalkwijk het gerecht. Toch blijft de pastoor op zijn post. Vrijwel alle katholieken weigeren hervormd te worden en bovendien ze willen geen afstand van hun kerkgebouw doen. De overheid hoopt op een natuurlijk verloop. Heeft Schalkwijk soms mede bewerkt dat priesters op voorwaarden mochten blijven?

Verjaagd
Na de gedwongen reformatie van 1609, als Schalkwijk toch een dominee krijgt, biedt de jonkheer de rooms-katholieken de kapel van zijn nabijgelegen kasteel aan. Hij laat altaar en doopvont uit de kerk halen. Maar omdat een schuilkerk niet zichtbaar mag zijn, ontmantelt de maarschalk in 1651 de kapel met geweld. De priester wordt verjaagd en de toren afgebroken.
De roomsen vinden onderdak in een boerderij, op de plek waar later de rooms-katholieke kerk zou worden gebouwd.

Trend
De lokale reformaties in Utrecht laten een trend zien. Overgangsfiguren die ergens lang staan, bewerken de meeste protestantisering. In Utrechters entre-deux bespreekt J.G. Smit de reformatie van Amersfoort. In 1572 zijn er geuzen, een beeldenstorm en de eerste preken, maar geen bestuurswisseling. In 1578 staat Jan van Nassau met troepen voor de muren met in zijn kielzorg twee Utrechtse predikanten. Hij stelt wel een nieuwe magistraat aan. Naar het voorbeeld van Utrecht wordt religievrede ingesteld, maar deze is niet te handhaven. Na het verraad van Rennenberg en het religieverbod wordt de St. Joriskerk voor de gereformeerde prediking in gebruik genomen (1580). Maar 40 procent van de bevolking blijft katholiek. Volgens de volkstelling van 1809 zijn de hoogste percentages Utrechtse hervormden te vinden in Veenendaal (92,1 %), Amerongen (95,6 %), Woudenberg (95,8 %), Doorn (95,9 %), Bunschoten (97,9 %) en bovenal Leersum (98 %). Nu verbaast dat ons hervormden misschien niet, maar vergeet de rooms-katholieke percentages elders in Utrecht niet. De hoogste: in Houten 73,1, Tull en ’t Waal 76, Vleuten 80,9, Schalkwijk 81,6, Bunnik 81,9 en bovenal Werkhoven 82 procent. Vier van deze laatste plaatsen liggen rond Schalkwijk. Schalkwijk is niet de laatste gemeente die overgaat. In 1610 volgt Tull en ’t Waal.

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's

Reformatie in Utrecht

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 2009

De Waarheidsvriend | 24 Pagina's