Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Duurzaam ondernemen, heeft dat zin?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Duurzaam ondernemen, heeft dat zin?

44 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding
We leven in een tijd waarin zowel arm als rijk een groeiende ongerustheid ervaren over hoe zaken in deze wereld (uit de hand dreigen te) lopen. Hoewel elk weldenkend mens tegen honger, oorlog, armoede, ziekte, corruptie, onderdrukking, ongelijkheid en milieuvervuiling is en daar wel wat voor over heeft, zien we in grote delen van de wereld stagnatie in het oplossen van deze problemen. Bovendien maken we ons zorgen over de bevolkingsgroei en de wens van het arme deel der mensheid om ook in welvaart en welzijn te mogen delen. Zorgelijk is ook dat er honderden miljarden euro’s aan oorlogen, wapentuig en controleapparaten worden uitgegeven om terrorisme te bestrijden en bestaande machtsverhoudingen in stand te houden. We zien verder dat het neoliberale kapitalistische systeem tegen zijn grenzen begint aan te lopen met als kenmerken aantasting van natuurlijk, sociaal, moreel en psychisch kapitaal. Die aantasting uit zich in een sterke afname van biodiversiteit oftewel natuur, grondstofvoorraden, milieuvervuiling met onder andere het broeikaseffect, toenemende (jeugd)werkloosheid, elitevorming door zelfverrijking, HIV/aids, toenemende stress en andere nieuwe ziekten. De gezondheidszorg wordt daardoor onbetaalbaar. De explosieve economische groei, vooral in de opkomende economieën zoals bijvoorbeeld China en India, stelt de mensheid op niet al te lange termijn voor een verergering van de genoemde problemen. Als bovendien de economische groei in de geïndustrialiseerde wereld daardoor zal gaan stagneren, zal dit de ongerustheid alleen maar doen toenemen. Het rijke Westen is bezorgd een fors deel van de verworven welvaart te moeten inleveren. Kortom, de rekening van het kapitalisme lijkt ons in deze tijd gepresenteerd te worden. Het is tijd voor bezinning op mogelijke alternatieven. Ondanks de zorg is men in de westerse wereld vrij algemeen van mening dat economische groei de oplossing is voor al deze problemen. Dat komt omdat sinds de Verlichting er langzaam maar zeker een cultuur is ontstaan van vooruitgangsgeloof, waarin stilstand als achteruitgang wordt gezien. Er heerst daardoor een enorm optimisme en vertrouwen dat wetenschap, techniek en vindingrijkheid van de mens alle problemen zullen kunnen oplossen. Ogenschijnlijk wijst de praktijk dit tot nu toe ook uit. De geschetste dilemma’s zijn niet nieuw. Meer dan 30 jaar geleden zagen de eerste publicaties het licht waarin op de gevaren van een ongeremde groei in productie en consumptie werd gewezen, namelijk milieuvervuiling, uitputting van grondstofvoorraden en uitbuiting van de mens (Meadows et al. 1972; Schumacher 1973). Want de ‘gelovigen in groei’ vergeten dat de aarde en haar grondstoffen per definitie niet meegroeien, maar eindig zijn. De politiek verantwoordelijken werden opgeroepen om zorg en matiging te betrachten. Wat zorg voor het milieu betreft is er sinds die tijd veel gebeurd. Er is een uitgebreide milieuwetgeving tot stand gekomen. Milieu is sindsdien niet meer van de politieke agenda verdwenen en individuen en bedrijven handelen tegenwoordig milieubewuster dan voorheen. Ook is er in de afgelopen decennia een enorme kennis opgebouwd met betrekking tot de aard en oorzaken van de genoemde problemen en de wijze waarop deze technologisch en organisatorisch kunnen worden opgelost. Zorg voor de mens is in de westerse wereld vertaald in welvaart. Maar welzijn staat sterk onder druk als we het toenemende beroep op de gezondheidszorg bezien ten gevolge van de enorme haast en stress waaronder mensen momenteel leven en werken. Wat matiging betreft is de zaak behoorlijk uit de hand gelopen. Een belangrijke reden daarvoor is de sterk gestegen welvaart door ongekende, stormachtige technologische ontwikkelingen en de daaraan gekoppelde consumptieve bestedingen. Daarbij komt dat sinds de Verlichting zich een verschuiving in zingeving heeft voltrokken van een geloof in eeuwig leven naar het verwerpen daarvan. In de afgelopen 30 jaar zijn er bovendien omvangrijke olie- en gasvoorraden gevonden, die de mens de illusie geven dat er voorlopig nog voldoende grondstoffen zijn. De ‘doemdenkers’ (Meadows et al. 1972; Schumacher 1973), die voorspelden dat rond het jaar 2000 de olievoorraad op zou zijn, hebben dus ongelijk gehad en men neemt nu onbewust aan dat ‘de bomen tot in de hemel groeien’. Het gevoel van urgentie heeft het daardoor moeten afleggen tegen het consumentisme en materialisme dat onze huidige postmoderne cultuur kenmerkt. Dat feit vindt zijn vertaling in de politiek, waarin kortetermijnbelangen meestal prioriteit hebben ten opzichte van de oplossing van langetermijnproblemen. Er is dus reden voor zorg, temeer omdat het consumentisme zich razend snel verspreidt over de aardbol. Daarbij vergeet men dat daardoor de grondstofbehoefte eveneens explosief aan het stijgen is en samen met de demografische problemen rond 2050 tot grote schaarsteproblemen zal leiden. Consumentisme, gekenmerkt door ongelimiteerde consumptie en verkwisting als het ultieme doel in het leven, staat lijnrecht tegenover het begrip rentmeesterschap, dat verantwoordelijkheid, solidariteit, zorg, matigheid en uitzicht op het koninkrijk Gods, oftewel een betere wereld als kenmerken heeft. De kern van het vraagstuk is dat de postmoderne consument voor zichzelf leeft en dat de gelovige rentmeester voor God leeft. Die visie op rentmeesterschap laat zich in het huidige tijdsgewricht even moeilijk communiceren als het Evangelie zelf, wellicht omdat ze geheel of gedeeltelijk samenvallen. Bezinning is daarom nodig. Als eerste stap zou men zich een globaal beeld moeten vormen van de duurzaamheidsproblemen en de positie die men zelf daarin inneemt. Dat zou de motivatie kunnen opleveren om zich in te spannen een bijdrage tot verbetering te leveren. Echter, er ontbreekt een samenhangend beeld van wat een individu, een onderneming of een regering kunnen doen om bedreigingen van vervuiling, uitputting en allerlei vormen van onrecht het hoofd te bieden. Vanuit een christelijk perspectief kan men op elk van die niveaus verantwoordelijkheid nemen voor Gods schepping als goede rentmeesters over de vele genadegaven Gods (1 Petrus 4,10). De zaak is ernstig maar niet hopeloos. We moeten niet alleen naar technologische oplossingen streven, maar ons ook laten inspireren door Gods Woord tot matiging en zorg, zeker nu de omstandigheden daartoe nopen. Dit verhaal is een handreiking daartoe. Er wordt een aanzet gegeven tot de stapsgewijze ontwikkeling van een duurzaamheidsmodel, dat zowel persoonlijk als voor een onderneming en zelfs voor een regering, kan dienen om problemen in samenhang te bezien en vandaaruit oplossingen te bedenken.

Definities
Duurzaam ondernemen is een onderdeel van duurzame ontwikkeling, namelijk de bijdrage die ondernemingen kunnen leveren tot die ontwikkeling. Ook burgers hebben door hun consumptie- en stemgedrag in het maatschappelijke proces van duurzame ontwikkeling een belangrijke rol te vervullen. Ten slotte hebben overheden door hun lokale, regionale, nationale en internationale politieke invloed, beleid en uitvoering een belangrijke sturende taak in duurzame ontwikkeling. In deze bijdrage zal op al deze aspecten dieper worden ingegaan. Men zal kunnen ontdekken dat er een grote mate van onderlinge betrokkenheid en samenwerking nodig is tussen bedrijven, burgers en bestuurders, wil duurzame ontwikkelingen tot stand kunnen komen. Voor duurzame ontwikkeling bestaan vele verschillende definities. Dat feit geeft al aan dat het een tamelijk abstract begrip is, dat voor velerlei uitleg vatbaar is. Het is een ‘containerbegrip’, men kan er van alles onder verstaan. Meestal wordt de definitie uit het Brundtland-rapport Our common future (World Council for Economic Development 1987) gehanteerd. Daarin wordt onder duurzame ontwikkeling verstaan: “de ontwikkeling die de huidige generatie in staat stelt om in haar behoeften te voorzien, zonder het vermogen aan te tasten van toekomstige generaties om in hún behoeften te voorzien”. Het gaat dus over de handelwijze van mensen ‘hier en nu’ en over de gevolgen ervan ‘daar en straks’. In deze bijdrage wordt de nadruk gelegd op duurzaam ondernemen, dat echter niet los kan worden gezien van de maatschappelijke en culturele context, waarin zich allerlei ontwikkeling afspelen en zich vele belanghebbenden (de zogenaamde stakeholders) bevinden, die tegenwoordig steeds kritischer meekijken hoe bedrijven handelen. Ook voor duurzaam ondernemen bestaan vele definities, die alle betrokken zijn op de Brundtland-definitie. Men moet echter constateren dat met name het midden- en kleinbedrijf (MKB) nauwelijks belangstelling heeft voor duurzaam ondernemen, omdat men de directe zin, meestal opgevat in termen van geldelijk voordeel, er niet van inziet. Het bestaansrecht en de continuïteit van een onderneming hangt echter niet alleen af van de winstgevendheid en van de kwaliteit van het personeel en de bedrijfsvoering, maar ook van omgevingsfactoren, zoals de maatschappelijke acceptatie in brede zin. Dat betekent dat de ondernemer niet alleen oog zal moeten hebben voor de eigen onderneming en de markt, maar ook voor de totale productketen en de maatschappij en wereld om hem heen. Deze zijn aan sterke en snelle veranderingen onderhevig, die als bedreigingen maar ook als kansen kunnen worden opgevat. Als men daarbij bedenkt dat voor een MKB ondernemer het bedrijf vaak zijn pensioenvoorziening vertegenwoordigt, is hij wel gedwongen zijn beslissingen ook in het licht van de lange termijn te bezien. In deze bijdrage wordt daarom gekozen voor de volgende definitie: “Duurzaam ondernemen is zodanig ondernemen dat het bedrijf over 25 jaar nog steeds bestaat.” (Venselaar 2005) In zijn boek De levende onderneming meldt Arie de Geus (1994) (ex-Shell) dat bedrijven die overleven als kenmerk hebben dat het lerende ondernemingen zijn, dus open staan voor ontwikkelingen in technologie en maatschappij en zich hebben weten aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dat ondernemen inderdaad een proces van vallen en opstaan is, blijkt uit cijfers dat ieder jaar 7% van de Nederlandse MKB-ondernemingen failliet gaat. De faalfactoren zijn meestal de focus op winst zonder met mens- en omgevingsfactoren rekening te houden. Voor grotere bedrijven heeft behoud van werkgelegenheid historisch een belangrijke sociale rol gespeeld voor de continuïteit van de onderneming. Helaas is de laatste tien jaar een ontwikkeling waarneembaar dat ondernemers en topbestuurders de werkgelegenheidsaspecten ondergeschikt maken aan hun eigen belangen. Die ontwikkeling wordt in de hand gewerkt door een sterke tendens tot verkoop en overname van bedrijven. Dit verschijnsel kan een negatieve invloed hebben op de bedrijfscultuur, de motivatie van personeel en dus op de productiviteit.

Triple P concept
Als men spreekt over duurzaam ondernemen dan hanteert men vaak het begrip Triple P dat staat voor people, planet en profit. Daarmee bedoelt men dat de ondernemer rekening dient te houden met sociale, economische en milieubelangen. Deze belangen zouden in balans moeten worden gebracht. Men kan die balans visualiseren met behulp van de volgende driehoek. (zie voor de driehoek het orginele pdf)

Dit 3P-concept bevat een sterke communicatieve kracht door de alliteratie. Triple P is een concept dat bedacht is door John Elkington (1997) van het Londense adviesbureau SustainAbility. Hij is een belangrijke opinieleider op het gebied van duurzaamheid en duurzaam ondernemen. Er worden wel kanttekeningen geplaatst bij de P van profit. Allereerst is winst maken een zeer eenzijdige vertaling van het economisch belang van de onderneming. Economie in de oorspronkelijke (Griekse) betekenis van het woord is: zorg voor de huishouding, dat een rechtvaardige verdeling van schaarse goederen omvat. Beleidsambtenaren in Nederland spreken, in navolging van de VN-conferentie van 2002 over duurzame ontwikkeling in Johannesburg, momenteel van prosperity in plaats van profit. Ze duiden daarmee welvaart en welzijn aan als economische factoren, die van belang zijn voor het evenwicht dat tussen mens en de aarde zou moeten worden nagestreefd. Daar is iets voor te zeggen, maar laat mijns inziens teveel ruimte voor de verwachting van een onbezorgde en onbekommerde toekomst door economische groei. Profit is weliswaar de sterkste drijfveer in de huidige postmoderne samenleving van het neoliberale kapitalisme, maar het verdoezelt evenals prosperity de werkelijke oorzaak van de problemen die de mensheid bedreigen. In zijn boek Economie van de barmhartigheid maakt Roel Jongeneel (1996)duidelijk dat het bijbelse denken over winst altijd het tijdelijke karakter ervan benadrukt. In het jubeljaar werden alle rekeningen weer vereffend en de sociale scheefgroei gecorrigeerd. Persoonlijk ben ik van mening dat de samenhang tussen productie en consumptie de kern aangeeft waar de cruciale vraagstukken liggen in de verhouding tussen people en planet, mens en aarde. Immers, niet door winst wordt de ecologische, economische en sociale balans op deze aarde verstoord, maar doordat zowel de huidige productie als consumptie een te grote aanslag vormen op de strategische kernvoorraden ruimte, grondstoffen en biodiversiteit. Met andere woorden, door overproductie, uitputting, vervuiling van water, atmosfeer en bodem en aantasting van de natuur tast de mens de essentiële levensvoorwaarden van zijn eigen bestaan aan. Men moet namelijk bedenken dat de tien miljard mensen die in 2050 op deze wereld naar verwachting gevoed, gekleed, gehuisvest en verplaatst moeten worden, een vergelijkbare aanspraak op de genoemde voorraden kunnen laten gelden als de twee miljard westerse mensen hier en nu. Dat zou in ieder geval het resultaat moeten zijn van het dan bereikt hebben van de zogenaamde millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties van 2002. Deze doelen omvatten, kort samengevat: honger, armoede en aids de wereld uit; onderwijs, respect en gelijkwaardigheid voor iedereen; zorg voor duurzame landbouw en instandhouding van de biodiversiteit. Vooropgesteld dat de productie op die consumptieverwachting kan worden afgestemd, wat velen betwijfelen, dan nog kan de kans dat een groot deel van de mensheid omkomt in eigen vuil, althans bij de huidige stand der techniek, niet worden uitgesloten. Bovendien zullen de meeste grondstoffen en vooral fossiele brandstoffen zoals olie, kolen en gas maar ook schoon drinkwater zodanig schaars worden dat dit plaatselijk kan leiden tot massale sterfte van mens, plant en dier. Dat is een gruwelijk apocalyptisch perspectief. De publieke opinie dicteert dat, wil men aan groeiende behoeften voldoen, welvaartsgroei nodig is. Vandaar dat men de politiek economische groei en concurrentiekracht wil blijven bevorderen, geheel in de traditie van het neoliberale kapitalisme. Daar kan men kanttekeningen bij plaatsen omdat de nadelen van het kapitalisme zo langzamerhand duidelijk worden, te weten aanslagen op sociaal, ecologisch, psychisch en moreel kapitaal. Dat wil zeggen hoge werkloosheid onder de jeugd, stress, welvaartziekten en uitputting van ruimte, grondstoffen en biodiversiteit. Daar komt bij dat wereldwijd een tweedeling en een verharding in kapitalistische maatschappijen is waar te nemen. Dat verschijnsel uit zich in elitevorming met als kenmerk excessieve beloningen van bestuurders. Het is begonnen in de private sector en zal zich ongetwijfeld ook naar de publieke sector gaan uitbreiden. Iedereen, inclusief de politiek, schijnt deze nadelen te accepteren als een onvermijdelijk gegeven. Daartegen moet actief stelling worden genomen, omdat bij een toegeeflijke houding de mens steeds meer wil hebben en zijn grenzen in termen van looneisen steeds verder zal willen verleggen. Uiteindelijk zal de bom barsten als gevolg van een ‘sociale run-away reactie’. De aarde is eindig als het gaat om haar voorraden. Net zo min als de toren van Babel kunnen bomen niet tot in de hemel groeien. Op een zeker moment groeien bomen niet verder omhoog maar streven ze naar verbreding, versterking en verdieping. De wortels zoeken breder en dieper naar voeding, water en stevigheid. De takken en bladeren verbreden zich eveneens tot een bepaalde grens en richten zich op de zon om optimale vrucht te geven. Snoeien kan daarbij helpen. Deze metafoor van de boom moet ons doen bezinnen op het natuurlijke feit dat kwantitatieve groei op een gegeven moment plaats zou moeten maken voor kwalitatieve groei, die staat voor kwaliteit, continuïteit en zorg. Innovatie van dienstverlening en technologische kennis bieden minstens zoveel economische perspectieven als kwantitatieve groei in termen van klassieke productie, waaraan vaak milieubezwaren kleven. Export van innovatieve kennis en schone technologie naar derdewereldlanden kan bijdragen het sociale, economische en ecologische evenwicht in de wereld te herstellen. Maar voordat men aan zorg kan toekomen moeten mens en maatschappij eerst worden ‘genezen’ van het ‘schaarstesyndroom’, van hebzucht en consumentisme. Een ondernemer met visie zal zich dus eerder op technologieontwikkeling toeleggen dan op productie die dure grondstoffen en transport vergt. Bovendien kan hij zich in het kader van een toekomststrategie de vraag stellen of hij consumentisme wil bevorderen of zich wil richten op duurzame producten en diensten. De casus die verderop wordt beschreven kan als voorbeeld dienen.

Mensbeeld als hand, hoofd, hart (3H-concept)
De menselijke verantwoordelijkheid en het daaruit voortkomende menselijk gedrag is de meest cruciale factor in duurzame ontwikkeling. De mens heeft echter moeite dat te erkennen. Onderzoek heeft uitgewezen dat de consument de neiging heeft de verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling af te wentelen op overheid en bedrijfsleven. Democratische overheden worden door mensen gekozen en bedrijven produceren omdat er marktvraag naar is, omdat consumenten ernaar vragen. Het volgende model beoogt daarom ook de verantwoordelijkheid van de mens in beeld te brengen. Omdat de mens als rentmeester de verantwoordelijkheid over de aarde heeft ontvangen om haar te bewaren en te bewerken (Genesis 2,15) moet het mensbeeld bij het model worden betrokken. De mens bestaat volgens de Schrift uit lichaam, ziel en geest (1 Tessalonicenzen 5,23). Vanwege de communicatieve kracht van de alliteratie heb ik gekozen voor de metaforen hand, hoofd en hart. Deze begrippen dekken elkaar weliswaar niet helemaal, maar het model moet ook herkenbaar en aanvaardbaar zijn voor andersdenkenden. Een model is uiteindelijk maar een benadering van de werkelijkheid en een hulpmiddel om de essentie te kunnen communiceren en te onthouden.

Hand is de metafoor voor doen en heeft daarom betrekking op de technologie die ingrijpt in de natuur, waar de natuurwetten als basis van het bestaan gelden en tevens de randvoorwaarden dicteren hoever de mens kan gaan in het gebruik ervan. In de natuur spelen de wetten van de getalsmatige en ruimtelijke wiskunde, de mechanica, de natuurkunde, chemie en biologie een belangrijke rol. Deze aspecten van de natuur vormen de natuurlijke basis voor de verdere ontwikkeling van de mens als sociaal en religieus wezen. Hoofd staat voor verstand of de rede, dat analytisch vermogen en historisch besef omvat maar ook communicatie en economisch, juridisch en moreel besef. Ten slotte zou het hart opgevat kunnen worden als de metafoor voor gevoel, sociaal gedrag, esthetiek en religieus besef. Het gevoelsaspect is in de postmoderne belevingscultuur van vandaag een niet te onderschatten factor, waarmee bedrijven geducht rekening moeten houden in hun doen en laten. Aan de andere kant benutten, of liever misbruiken, sommige bedrijven het belevingsaspect om behoeften bij de consument op te wekken, waarvan deze het bestaan niet kende en waarvan het de vraag is of de bevrediging ervan wel bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. Een bekend voorbeeld in dit verband is de verwijdering van het Shell–booreiland, de Brent Spar. Deze zou op basis van rationele ecologische en economische argumenten het best op de bodem van oceaan kunnen worden gedumpt. Echter, het argument ‘dat doe je toch niet!’, ondersteund door een boycot van benzinestations in Duitsland, was voldoende om Shell tot andere gedachten te brengen.Relevant in dit verband is de bekende uitspraak van de wiskundige Blaise Pascal: “het hart heeft zijn redenen, waarvan de rede geen weet heeft.” Samenvattend kan men zeggen dat de hand aanleiding geeft tot de vraag naar het wat (wat is duurzaam ondernemen en wat moet ik concreet doen?), het hart stelt de vraag naar het waarom (waarom zou ik dat doen?) en het hoofd vormt de uitdaging naar het hoe (hoe pak ik dat aan?). Zowel een consument als een producent en zelfs een regering zouden deze vragen zichzelf kunnen stellen. Deze drie partijen representeren de vraag naar het wie. Het aldus ontstane model is dus relevant en toepasbaar op diverse niveaus van menselijk handelen, persoonlijk (micro), als bedrijf of organisatie (meso) en op regeringsniveau (macro).

De figuur maakt het volgende duidelijk: indien de mens (3H) op diverse niveaus het 3P-denken integreert dan komen vragen op naar het waarom, wat en hoe. In de zoektocht naar antwoorden kan een bewustwordingsproces ontstaan, waarin ik de lezer wil meenemen. De waarom-vraag onderzoekt de motivatie van de mens voor een bepaald gedrag, bijvoorbeeld consumptiegedrag. Die motivatie wordt bepaald door heersende waarden en normen, door de visie op de wereld, waarin men gelooft, waarop men zich richt, waaraan men passie ontleent, kortom door de cultuur waarin men leeft. De wat-vraag onderzoekt op welke wijze, met welke methoden de mens in zijn behoeften voorziet. In alle gevallen gaat het om technologisch ingrijpen in de natuur, het verrichten van arbeid om essentiële behoeften naar voedsel, kleding, onderdak, verplaatsen, ontspanning, te bevredigen. Op zowel micro-, meso- als macroniveau speelt het ingrijpen in de natuur een rol bij productie en consumptie. Het hoe is vooral een kwestie van organiseren, waarvoor de mens eveneens over bijzondere gaven beschikt. Organiseren komt neer op inrichten en structureren dat men in alle facetten en niveaus van het leven aantreft en dus ook bij het ondernemen en regeren. Het leven in de breedste zin van het woord, ook het bedrijfsleven en de politiek, vragen om structuur. De vragen naar het waarom, wat en hoe kunnen in het model worden omgezet in vraagstukken die betrekking hebben op natuur, structuur en cultuur. In de kwaliteitszorg spreekt men van richten (waarom?), inrichten (hoe?) en verrichten (wat?). Dat zijn omvangrijke onderwerpen, waarvan in het kader van dit verhaal slechts een paar deelaspecten aan de orde kunnen worden gesteld die voor ondernemers van belang zijn.

Natuur, structuur en cultuur
Wat we tot nu toe hebben gevonden is in overeenstemming met de principes van de kwaliteitszorg en met wat diverse organisatiedeskundigen beweren. Noël M. Tichy (1983), een deskundige op het gebied van verandermanagement, stelt dat binnen bedrijven (en ik voeg daaraan toe dat dit ook geldt voor individuen, voor landen en zelfs voor de wereld) er drie zaken doorlopend aan veranderingen onderhevig zijn. Dat zijn technologie, politiek en cultuur. Uit het voorgaande is duidelijk geworden dat technologie kan worden gedefinieerd als menselijk ingrijpen in de natuur, dat politiek vooral gaat om veranderingen van structuren en dat daarmee ook de cultuur verandert. Het startpunt kan ook liggen bij de cultuur, wanneer de mens zich realiseert dat het kapitalistische systeem grote gevaren voor de mensheid inhoudt. Veranderingen zijn altijd bedoeld als verbeteringen, maar er kunnen spanningen ontstaan tussen verschillende belanghebbenden. De hand zal op een duurzamere wijze moeten ingrijpen in de natuur ten behoeve van productie en consumptie. De structuur van de samenleving in al zijn geledingen zal zich daarop moeten instellen en daarvoor is politiek draagvlak en denk- en organisatievermogen nodig. Uiteindelijk zal dit een cultuuromslag tot gevolg hebben die een blijvende verandering in gedrag en mentaliteit teweeg kan brengen. Bijvoorbeeld van egoïsme en onverschilligheid naar sociaal en milieubewustzijn, van graaien naar eerlijk delen, van oorlog naar vrede.

In cultuur, structuur en natuur spelen allerlei cyclische (deel)processen van continue verbetering een rol. Bij cultuur kan men de vraag stellen: Wat is de zin van het leven? Welke waarden en normen worden aangehangen en tot welke visie leidt dit? Uit deze visie zich in een persoonlijke of bedrijfsmissie en tot welk(e) gedrag(sverandering) leidt dit? Geeft dat passie en motivatie? Zo niet, dan vraagt dat bezinning op de huidige waarden en normen en de missie die daaruit afgeleid kan worden. Het betreft hier dus een verbetercyclus in de bewustwording van de mens. Bij structuurverandering denkt men in onze westerse wereld al gauw aan een nieuwe politiek en een bijbehorende strategie. Het gaat om een stappenplan: waar staan we nu? Waar willen we heen? En hoe doen we dat? Wat zijn de stappen die we moeten zetten? Wie neemt daarin welke verantwoordelijkheid? En hoe ziet het verantwoordingsproces eruit? Men zal dat verbeterproces moeten sturen door eens per jaar de voortgang te checken en de plannen opnieuw bij te stellen en uit te voeren. Plan-do-check-act: plannen maken – uitvoeren – controleren – aanpassen, dat is de verbetercyclus uit de kwaliteitszorg. Wat met natuur aangeduid wordt moet aldus worden begrepen: het betrekken van de technologie op de natuur. Dat is cultuurhistorisch ook de weg geweest. Techniek is in de schepping bedoeld om het leven van de werkende mens te vergemakkelijken en te verrijken. Het wiel, de schep, ploeg, bijl en zaag, en later de fiets, trein, auto en het vliegtuig, de oven, koelkast, radio, telefoon, televisie en computer, het zijn allemaal prachtige vindingen die bij de ontwikkeling van de mens horen en het leven zeer kunnen veraangenamen. De verbetercyclus voor natuur en technologie start bij eco-efficiency en loopt via innovatie naar transitie, namelijk naar een systeem waar de mens met al zijn behoeften in evenwicht met de natuur leeft. Ik kom daar verderop op terug. Bij al deze technologische ontwikkelingen is er echter een gevaar van een onjuist gebruik. De mens is geroepen om de aarde te bewerken en te bewaren. Er wordt zelfs gezegd dat de mens moet heersen over de natuur (Genesis 1:28). Dat kan worden uitgelegd dat de mens moet voorkómen dat de natuur ons gaat beheersen. Een uitdagende stelling in dit verband luidt als volgt: als we slaaf worden van de natuur en technologie, dan verliest de mens zijn bestemming en zingeving. In de volgende paragraaf werk ik dit aspect verder uit, maar het vormt in feite stof voor een heel boek.

Scheppingsorde
Om zingeving en de bestemming van de mens te duiden is het goed naar de scheppingsorde te kijken. Men ziet een bepaalde hiërarchie van verschillende rijken van de geschapen werkelijkheid. We kennen het onderscheid van dode en levende materie. De dode materie omvat het mineralenrijk, dat opgeslagen is in de aardkorst. De mineralen zelf bevatten weliswaar geen leven, maar men weet dat de stoffen van dat rijk wel een levensvoorwaarde vormen voor bijvoorbeeld het plantenrijk en ook voor het dierenrijk en voor de mens. Met andere woorden, de ‘zin’ van het mineralenrijk komt pas tot uitdrukking als het zich ‘opoffert’ of ten dienste stelt aan de rijken die boven hem zijn gesteld. Hetzelfde geldt voor het plantenrijk. Zin of nut van planten en bomen komt tot uitdrukking als ze dienstbaar worden voor het dieren- en mensenrijk, namelijk als voedsel, medicijn, bouwmateriaal, kleding, schoeisel, of als ‘natuur’, waarin de mens zijn Schepper kan eren.

Evenzo het dierenrijk: het dier komt tot zijn recht in dienstbaarheid aan de mens door voedselproductie (vlees, melk, kaas en eieren), door benutting van huiden (leer) en beenderen (lijm), of door het genieten van de natuur. Uitbuiting is daarbij uit den boze. In het houden van dieren hebben we zorgplicht. Men kan echter ook technologische uitwassen waarnemen in de massaproductie van vlees. Verder moet men zich realiseren dat de biodiversiteit die God heeft geschapen een belangrijke levensvoorwaarde is voor mens en dier. De voedselketen is daarvan een sprekend voorbeeld. Dan blijft nog over de mens. Hoe komt hij tot zingeving? De scheppingsorde geeft hierop het antwoord: de mens komt tot zingeving als hij zich op zijn beurt dienstbaar stelt aan het rijk boven hem, namelijk het koninkrijk Gods. “Want een ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen, maar ieder die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het vinden” (Matteüs 16,26). Voor wie een inspirerende visie op dit thema ontbeert raadplege E. Stanley Jones (1948: 165).

Transitie van fossiele naar hernieuwbare grondstoffen
In duurzame ontwikkeling speelt het thema dat hier wordt aangeduid met natuur een belangrijke rol. De mens zal namelijk vroeger of later een overgang, transitie genoemd, moeten doormaken van fossiele grondstoffen naar hernieuwbare of natuurlijke grondstoffen. Dat geldt niet zozeer voor onze voeding, want deze is per definitie van natuurlijke of landbouwkundige oorsprong. Daar spelen wel allerlei ethisch-technologische vraagstukken, zoals genetische modificatie en hoe we met dieren omgaan, die echter buiten het bestek van dit verhaal vallen. Transities zijn echter belangrijk voor onze energievoorziening, voor kleding, huisvesting, transport, die sterk afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van aardolie, kolen en gas. Nog maar een eeuw geleden werden kolen voor het eerst ingezet als grondstof voor chemie, energie en staalproductie met een enorme vervuiling als gevolg. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog begon de toepassing van aardolie als veel schonere grondstof voor de chemie. Momenteel vindt verbruik van fossiele brandstoffen plaats op zeer grote schaal, namelijk ongeveer 30 miljoen ton olie-equivalent per dag. Om de uitstoot in tonnen CO2 te krijgen moet dit getal met vijf worden vermenigvuldigd. Over 50 jaar kan de CO2-uitstoot vertienvoudigd zijn bij de huidige stand der techniek en de momenteel verkwistende wijze van verbruik. Dat komt doordat ook Aziaten, Oost-Europeanen en Brazilianen een auto willen rijden en er ’s winters warmpjes bij willen zitten. Deze enorme toename van CO2 zal het leven op aarde volledig ontwrichten door het broeikaseffect. Het tij kan alleen worden gekeerd door massale aanplant van bomen en andere gewassen voor de grondstoffen- en energievoorziening en een zuiniger verbruik door gedrag en schonere technologie. Hiermee wordt enerzijds het broeikaseffect (opname van CO2 voor de fotosynthese) bestreden en anderzijds kunnen nieuwe grondstoffen voor alle facetten van ons leven worden geproduceerd, zoals het geval was in de tijd van voor de tweede industriële revolutie, die loopt vanaf 1950 tot heden. Tot die tijd was men aangewezen op natuurlijke grondstoffen voor alle mogelijke nuttige toepassingen. Veel kennis over natuurproducten en hun verwerkingsprocessen, vergaard vóór 1950 en neergelegd in talloze ‘vergeten’ patenten en wetenschappelijke publicaties, ligt nu nog te wachten op ontsluiting en verdere ontwikkeling. Want wanneer de olie, gas en kolenvoorraden opraken zullen de grondstoffen weer uit de natuur moeten komen. Niet alleen biomassa voor de energievoorziening, maar ook als basisgrondstof voor de chemie. De weg van optimalisatie (eco-efficiency), innovatie en transitie naar biomassa is het stappenplan dat de industrie dan opnieuw moet doorlopen. De technologie zal daarbij een belangrijke rol blijven vervullen. Technologie is in de afgelopen 30 jaar zodanig ontwikkeld dat vervuiling, die ook de grootschalige verwerking van biomassa met zich mee zal brengen, goeddeels vermeden kan worden. Een dergelijke omschakeling brengt echter wel een cultuuromslag met zich mee, namelijk van uitbuiting naar zorg voor de schepping en de schepselen. Samenwerking in plaats van uitbuiting zal nodig zijn om te overleven. De natuur zelf is een inspirerend voorbeeld van samenwerking in allerlei kringlopen van dode en levende natuur.

Fotosynthese als een onuitputtelijke scheppingsbron
De natuur mag weliswaar niet vergoddelijkt worden, dat zou afgoderij zijn, maar vormt wel de basis van het leven op aarde doordat zij de mens ‘hernieuwbare grondstoffen’ levert met de zon als krachtbron. De fotosynthese, het proces in groene planten en bomen dat CO2 onder invloed van zonlicht omzet in biomassa, heeft dus weer toekomst. Dat vraagt van de mens zorgvuldig beheer omdat de ‘groene natuur’ ook regulerend werkt tegen het broeikaseffect. In principe mag niet meer biomassa worden geoogst als wordt aangeplant om het CO2-evenwicht op aarde niet te verstoren. Tegen dit principe wordt nog steeds gezondigd, met name in het Amazonegebied, waar kortstondig winstbejag het klimaat op aarde dreigt te ontregelen. Zorgvuldig beheer van de natuur als leverancier van hernieuwbare grondstoffen houdt ook in dat zoveel mogelijk Integrated plant conversion (IPC) wordt nagestreefd. Dit is noodzakelijk om massale milieuvervuiling tegen te gaan. IPC beoogt namelijk alle delen van een gewas optimaal te benutten (Netherlands’ Foundation for Development of Sustainable Chemistry 1999). Stanley Jones (1948: 182) meldt een opvallend feit dat in de jaren dertig van de vorige eeuw een zwarte christenonderzoeker (dr. Carver) uit de pinda 300 en uit de aardpeer 150 verschillende producten heeft ontwikkeld. Hij zag, met vooruitziende blik, dat als een ontwikkeling die past in het koninkrijk Gods. Algen zijn bijvoorbeeld een nieuwe, unieke en interessante bron van grondstoffen voor allerlei nuttige toepassingen in voedsel, farmacie, cosmetica, smeermiddelen en brandstoffen. Hennep, de aardappel, suikerbiet en suikerriet, de kokospalm en tarwe zijn andere voorbeelden van gewassen die zich eveneens zeer goed lenen voor IPC. Duurzame chemie, voedingsmiddelen en energietechniek zullen in principe met de huidige technieken kunnen volstaan, maar er moet nog veel onderzoek worden gedaan naar een betere scheiding van de diverse nuttige fracties van producten. De transitie van onze samenleving van eindige voorraden (fossiel) naar hernieuwbare bronnen (de natuur) betekent naast een culturele ook een structurele verandering. De mens moet veel zuiniger met grondstoffen en energie moeten omgaan. Er zal daarom meer accent moeten komen op de ontwikkeling van de regionale economie om transportbewegingen te beteugelen. Energie en voedselvoorziening zullen dan meer decentraal (dus kleinschaliger) worden opgezet. Telewerken zal de mobiliteit van de burger doen afnemen, maar zijn flexibiliteit verhogen. Dat zal ingrijpende maatschappelijke consequenties hebben: nieuwe ruimtelijke inrichting, kleinschaligheid en ontstedelijking.

Evenwicht en ontwikkeling
Door cultuuroptimisten wordt aangenomen dat tussen 2050 en 2100 de aarde en haar bewoners in een zogenaamde demografische steady state zouden kunnen geraken. De bevolkingsgroei zou dan tot staan zijn gekomen door een evenwicht tussen geboorten en overlijden. Er zou tevens een evenwicht ontstaan tussen productie( ruimte) en gevolgen van consumptie. Dat zou een periode van consolidatie kunnen inluiden die veelal gepaard gaat met kwalitatieve ontwikkeling. De dynamiek van samenleving zal daardoor blijven bestaan in een verdere ontwikkeling en differentiatie in alle aspecten van het leven. De genoemde transitie van groei naar zorg is ook technologisch te vertalen. De industrie moet niet uitbreiden maar verbeteren, dus geen kwantitatieve groei maar kwalitatieve groei. Dat is in overeenstemming met de roeping van de mens de schepping tot ontplooiing te brengen. Interessant is dat de verbetercyclus uit de kwaliteitszorg goed daarbij aansluit. Er zijn volop ontwikkelingen gaande die kunnen helpen om tot kringloopsluiting, hergebruik en dematerialisatie over te gaan. Nanotechnologie en miniaturisatie kunnen daarbij helpen. De mens is namelijk in staat om steeds kleinere apparaten te maken met steeds betere prestaties, zoals foto- en filmcamera’s, computers, radio-, televisie- en nierdialyse. Die goddelijke gave van de creatieve mens zal ook in de maatschappij van de toekomst voor voldoende dynamiek en innovatie zorgen om verveling te vermijden. De voorlopige conclusie kan zijn dat, wellicht met inzet van technologische middelen, een totale ineenstorting van onze cultuur nog te keren is. Maar niet door technologie alleen. Onze maatschappij is aan fundamentele vernieuwing toe. Er moet dus een nieuwe maatschappijvisie worden ontwikkeld en daarbij is het in ons land met name Bob Goudzwaard (19954) geweest die daarvoor al meer dan 30 jaar bijbels geïnspireerde ideeën heeft aangedragen.

Cultuurverandering
In de wereld waarin we leven zijn allerlei belangentegenstellingen waar te nemen. Wantrouwen, concurrentie, macht en individualisering zijn kenmerken van onze kapitalistische samenlevingen geworden. Hoe sterker het sociale onrecht en hoe groter de kloof tussen arm en rijk, des te groter de angst en het wantrouwen, des te hoger de scheidsmuren en des te dikker het prikkeldraad. Wantrouwen heeft impulsen gegeven aan de wapenindustrie en heeft miljoenen mensen het leven gekost. Als kenmerk van de kapitalistische samenlevingen moet ook het verschijnsel concurrentie genoemd worden. De meeste mensen weten niet beter of het ‘elkaar doodconcurreren’ is normaal en het gevolg van het algemeen geaccepteerde marktmechanisme. De supermarktoorlog is een voorbeeld, waarbij overigens de consument zich als een speelbal van het grootkapitaal laat misbruiken in plaats van principieel te kiezen voor de buurtsuper. Past het begrip concurrentie nu bij een christelijke overtuiging en een duurzame maatschappij? Concurrentie is een ideologie geworden en heeft geen ander doel de ander uit de markt drukken waarbij alle middelen zijn toegestaan. Merkwaardig genoeg heeft dit nadelen voor alle betrokkenen. Bij de ‘winnende’ partij raken mensen overwerkt met een vorstelijk salaris, maar tegen een hoge aanslag op fysiek en moreel welbevinden. Bij de ‘verliezende’ partij raken werknemers hun baan en vaak ook hun zingeving kwijt en de gemeenschap draait voor de kosten op. Men is vergeten dat het in principe ook mogelijk is om de arbeids- en welvaartskoek eerlijk te verdelen, waarbij allen aan het werk blijven en tot zingeving kunnen komen. De boodschap van het koninkrijk Gods van liefde, vrede en gerechtigheid voor alle mensen heeft helaas terrein prijs moeten geven. Christenen hebben daarom een taak, een roeping en een voortrekkersrol te vervullen. De verschillende belanghebbenden moeten weer de dialoog zoeken, indien een menswaardig en zinvol bestaan voor alle mensen nastrevenswaardig is. Een dialoog moet resulteren in onderling vertrouwen en samenwerking. Ook in onze samenleving zullen de handen ineen moeten worden geslagen om samen duurzame ontwikkeling in gang te zetten. Burgers, bestuurders en bedrijven moeten met elkaar in gesprek. Bedrijven kunnen daarbij hun reputatie versterken. Bestuurders moeten zich weer bewust worden van hun dienende taak in de samenleving om burgers en bedrijven te helpen door het samen bepalen en bewaken van randvoorwaarden. Burgers komen weer toe aan betrokkenheid, zingeving en kwaliteit van leven. Kortom, er ligt heel veel potentieel voor synergie. De basis is respect voor de ander en een herbezinning op fundamentele waarden. In die zoektocht is de bijbel voor ieder mens en ondernemer een inspirerend boek, waarin de liefde van God voor alle mensen centraal staat en waarbij de mens geroepen is tot liefde voor de naaste, vijanden liefhebben, barmhartigheid en mededeelzaamheid. Er staan veel aanknopingspunten voor rechtvaardig en maatschappelijk verantwoord handelen en ondernemen in (Jongeneel 1996). Maar draagt dit soort duurzame ontwikkelingen en beperkingen in de persoonlijke sfeer nu bij aan zingeving? Het gedrag en de mentaliteit van de mens zijn daarin cruciaal. Is hij bereid om voor een overlevingsstrategie een stap terug te doen en af te zien van die tweede auto, de boot en het tweede huis? Sinds hij zijn doel niet meer naar boven richt maar naar beneden voor aards gewin, lijkt hij niet meer in staat om tevreden te zijn met het nodige. Hij vindt geen zingeving meer. Hij wil meer omdat hij in het materiële zijn zingeving meent te kunnen vinden. Hij weet ergens wel dat geld niet gelukkig maakt, maar toch wil hij dat eerst nog even zelf ervaren. Een cultuurverandering is nodig van concurrentie naar zorg.

Kenniscirculatie
De transitie naar een op biomassa gebaseerde grondstofvoorziening zal een ingrijpend gevolg hebben op de structuur van de samenleving en een nieuwe politiek vergen om de regionale economie te ontwikkelen. Allerlei veranderingsprocessen zullen zich tegelijkertijd in de maatschappij gaan afspelen. Een belangrijke, zo niet een centrale factor in het transitieproces zal kennis zijn. Bij de genoemde doorlopende veranderingsprocessen in natuur, structuur en cultuur speelt kennisgeneratie en kenniscirculatie een beslissende rol. Door onderwijs, onderzoek en ondernemen moet relevante kennis worden gegenereerd en in circulatie worden gebracht, dat wil zeggen in toepassing, evaluatie, aanpassing en verbetering. Deze visie is in het onderstaande model geïntegreerd, waarbij het complex als een dynamisch tandwielkastje of uurwerk te beschouwen is. In deze metafoor werkt alles op elkaar in. Opmerkelijk is dat wanneer andere processen, zoals natuurtechnologische ontwikkeling, structuur- en cultuurverandering, in de tijd verlopen dat de kenniscirculatie anti-clock-wise verloopt. Dat kan worden opgevat als kennis en ervaring, die is gegenereerd in onderzoek en toegepast in praktijk en weer wordt ‘teruggeploegd’ in het onderwijs.

Daarbij is het van belang te wijzen op de metafoor van kennisverliezen of kennislekkage. Veel kennis in bedrijven en organisaties blijft onbenut en komt vaak in ‘dode hoeken’ (bijvoorbeeld een lade of in het hoofd van iemand) terecht. Het is van groot belang dat kennis op een gestructureerde wijze wordt geproduceerd en in circulatie gebracht door uitwisseling, delen en toepassen, evaluatie. Vaak ziet men binnen bedrijven en organisaties dat men kennis voor zichzelf wil houden uit angst dat een ander met de eer gaat strijken. Kennis wordt echter vermenigvuldigd door deze te delen. Bedrijven die zich als een lerende organisatie opstellen en partnerschappen met kennisinstellingen zoeken, zijn vaak beter in staat op veranderingen in de maatschappij in te spelen en tot innovaties te komen (De Geus 1994). Ze generen zingeving voor mens en maatschappij, bevorderen de reputatie van het bedrijf en dragen bij tot de continuïteit door het creëren van draagvlak bij overheden. Een praktijkvoorbeeld kan dit illustreren.

Casus Interface
Ray Anderson was begin jaren negentig directeur van het internationale bedrijf Interface Inc. (Atlanta, US) dat allerlei soorten vloerbedekkingen produceert. Zoals een goede ondernemer betaamd dacht hij na over de vraag: waarin kan ik mij nu onderscheiden van mijn collega-bedrijven? Daarbij komt al snel innovatie naar voren. Maar wat innoveren: mijn producten, mijn organisatie of misschien de dienstverlening naar klanten? Door Paul Hawken (1994) werd hij op het idee gebracht om een nieuw concept uit te proberen dat kan worden gekarakteriseerd door: ‘Niet alleen producten verkopen maar totale dienstverlening!’ Dus geen rollen tapijt meer verkopen maar uitsluitend kwaliteitsinrichting. Hij wist een contract te krijgen voor de luchthaven van Atlanta. Na enige tijd bleek dat bij de vervanging van oude tapijten door nieuwe een enorme berg afvaltapijt ontstond. Afvoeren en begraven was duur en eigenlijk niet meer van deze tijd, dus slecht voor de reputatie. Recyclen was weliswaar een optie maar de processen daarvoor waren nog niet voldoende ontwikkeld. Toen werd voorlopig gekozen voor een betere kwaliteit tapijt die langer mee zou gaan. Dit besluit werd genomen om tijd te winnen om processen te ontwikkelen en de kwaliteit van tapijten te verbeteren, de productieprocessen te optimaliseren en de afvaltapijten geschikt te maken voor recycling. Hij streefde naar volledige kringloopsluiting. In de volgende jaren ontwikkelde dit gedachtegoed binnen het bedrijf zich verder. Omdat Anderson zich realiseerde dat de voorraden grondstoffen (aardolie) van zijn tapijten eindig zijn, richtte hij zich op hernieuwbare, natuurlijke grondstoffen, waarbij hij ook de eigen energievoorziening betrok. Met deze stappen werd het draagvlak binnen en buiten het bedrijf voor duurzame ontwikkeling steeds groter. Ook de medewerkers realiseerden zich dat ze nuttige producten ontwikkelden die niet meer vervuilen maar die bijdragen aan een betere wereld. Dat feit had een enorme motiverende kracht en ook het ziekteverzuim liep sterk terug. De organisatie moest worden geherstructureerd om de creativiteit en het toegenomen verantwoordelijkheidsbesef te kanaliseren. Die ontwikkeling binnen het bedrijf was bovendien ook een sterk verkoopargument en werkte reputatieverhogend. De belanghebbenden van Interface zoals klanten, leveranciers, overheden en banken, realiseerden zich dat zich hier een belangwekkende ontwikkeling aan het voltrekken was, die ook economische vruchten afwierp. Ze hoefden geen reclame meer te maken en gemotiveerde mensen boden zich aan als medewerker. De overheid hoefde niet meer te controleren en vergunningen werden gemakkelijker verstrekt. De motivatie en het enthousiasme van Interface medewerkers is bekend over de gehele wereld, want ze hebben een missie die navolging verdient. Ze zijn ware en trotse ambassadeurs voor hun bedrijf, met een duurzaamheidsvisie. Naar verluid hadden de ontwikkelingen binnen het bedrijf ook merkbare gevolgen voor het persoonlijk gedrag van de werknemers. Terugkijkend wordt duidelijk dat een fundamentele innoverende visie op de grondstoffenvoorziening (uitputting van fossiele grondstoffen en energiedragers) bepalend is geweest voor de andere innovaties van het bedrijf: producten op basis van natuurlijke vezels, platte organisatie, meer verantwoordelijkheid van werknemers, inspirerend leiderschap, nieuwe productieprocessen en recyclingsystemen, toepassing van duurzame energie, optimaal ketenbeheer, open communicatie en dialoog met stakeholders en innovatie van gedrag, de moeilijkste van alle. Kortom, er heeft zich een opvallende transitie voltrokken in cultuur, structuur en natuur.

Stakeholders-dialoog
Een bedrijf dat niet alleen gericht is op winst maken maar door een bewust verantwoorde productie aan zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid beantwoordt in al de genoemde aspecten, zal dus intrinsieke waarden zoals zingeving, reputatie en continuïteit genereren. Dit geldt niet alleen voor de onderneming zelf, maar er kan, zoals bij Interface, een uitstralingseffect gaan ontstaan naar de omgeving, waar allerlei stakeholders invloed kunnen uitoefenen. Die invloed van stakeholders is zichtbaar te maken door burgers, bestuurders en bedrijven op te voeren als representatieve, verstandige en evenwichtige belanghebbenden met weliswaar verschillende visies maar ook met een gemeenschappelijk doel, namelijk een duurzame samenleving.

De 3B-driehoek geeft de stakeholders-dialoog aan. Burgers, bestuurders en bedrijven zijn de belangrijke spelers van het maatschappelijke speelveld, die door samenwerking duurzame ontwikkeling moeten vormgeven ook in een globaliserende samenleving. Dagelijks kan men in krantenberichten lezen dat het principe van de stakeholders-dialoog nog tamelijk onbekend is, zowel in overheidskringen als bij non-gouvernementele organisaties (NGO’s). Dat principe heeft betrekking op de samenstelling en selectie van stakeholders, de inhoud, het dialoogproces en de daarbij vereiste mentaliteit, motivatie en houding. Overheden maken vaak afspraken met het bedrijfsleven zonder de burgers in de besluitvorming te betrekken. Deze gaan vervolgens in bezwaar en beroep met veel tijd, verziekte verhoudingen, tijdverlies en maatschappelijke kosten als gevolg. De invloed van de burger wordt momenteel, ook door hemzelf, nog onderschat. Dat komt omdat in elk mens een strijd om prioriteiten woedt. Hij is zowel een politiek bewuste burger, als ook een consument, die zich tegenwoordig veel kan veroorloven maar ook prijsbewust is. Enerzijds zegt zijn geweten dat hij de plicht heeft rechtvaardig te handelen, ook ten opzichte van zijn arme medemens, en dat brengt hij doorgaans tot uitdrukking in zijn stem- en donatiegedrag. Anderzijds is hij egoïstisch en gemakzuchtig wat vaak is af te lezen is aan zijn consumptiegedrag. De apologeet C.S. Lewis (1959, 12) concludeerde iets dergelijks 60 jaar geleden, toen hij opmerkte: “In alle culturen kent de mens een vergelijkbare zedenwet (hoe men zich zou moeten gedragen), maar niemand is in staat zich er aan te houden.” De organisatie Natuur en Milieu heeft enige jaren geleden haar conflictmodel opgegeven en bespreekt nu bilateraal met multinationals (ondere andere Shell) de te volgen strategie. De gesprekken, hoewel ze niet openbaar zijn, gaan ongetwijfeld over de transitie van fossiele naar duurzame en natuurlijke grondstoffen voor de energievoorziening. Het moet maar worden afgewacht of de overheid, volgens het model een essentiële stakeholder die evenwel niet in deze gesprekken participeert, de eventuele aanbevelingen zonder meer gaat overnemen. Immers afspraken over duurzaam ondernemen hebben invloed op de structuur van de samenleving en daarin heeft de overheid een belangrijke rol te vervullen. In principe zal de partij die buiten het overleg gehouden wordt altijd dwars gaan liggen. Betrokkenheid, gelijkwaardigheid en mondigheid zijn in deze tijd belangrijk aspecten in de hedendaagse cultuur, waarmee alle partijen rekening moeten houden. Dit voorbeeld staat niet op zichzelf en is eindeloos uit te breiden. Waar het om gaat is dat met overleg tussen zorgvuldig gekozen betrokkenen op basis van gelijkwaardigheid en respect voor de diverse standpunten maatschappelijk aanvaardbare compromissen worden gesloten. Het zou bijvoorbeeld goed zijn indien er een stakeholders- dialoog zou plaatsvinden over salarissen van topfunctionarissen, waarin ook de burger als afnemer zou kunnen participeren.

Scheppingsmodel
Ten slotte kan het model worden uitgebouwd tot een globale of wereldwijde visie. Dat is in een globaliserende samenleving geen utopie. Een bijbels geïnspireerd wereldbeeld staat mij voor ogen. Liefde tot de Schepper, de schepselen en de schepping vormt het universele uitgangspunt en is tevens het doel van mijn model. Interessant is dat bij het benoemen van de ontstane driehoeken dan noties als vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping heel treffend passen. Dat zijn de thema’s van het conciliair proces van de jaren tachtig. Die zaken hebben kennelijk nog niets aan relevantie ingeboet blijkens de zogenaamde ‘millenniumdoelstellingen’ voor armoede, honger, ongelijkheid en aids-bestrijding. Dat zijn duidelijk aspecten van gerechtigheid. Klimaatvraagstukken, duurzame landbouw, water en energievoorziening zijn zaken die het behoud van de schepping aangaan en vredesvraagstukken zijn urgenter dan ooit. Dus de thema’s vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping staan na twintig jaar weer centraal in de discussie over duurzame ontwikkeling. Dat deze thema’s ook in hun samenhang relevant zijn voor bedrijven, bewijst bijvoorbeeld de aanwezigheid van toenemende aantallen multinationale ondernemingen in ontwikkelingslanden, waar ze een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot sociale gerechtigheid maar niet zelden in de valkuil raken van uitbuiting van mens en natuur. Bedrijven die lokaal actief zijn betrekken vaak grondstoffen uit ontwikkelingslanden. Ook worden op de markt zeer veel producten uit derdewereldlanden te koop aangeboden, waar het van belang is achtergronden te kennen. Bij aankoop, vaak tegen de laagste prijs, is de kans niet denkbeeldig dat men daarbij onrecht, misbruik en uitbuiting in stand houdt. Dat geldt zowel voor consumenten als bedrijven en overheden. Door bewuste keuzes hebben ook ondernemers een zinvolle bijdrage te leveren tot vrede, gerechtigheid en behoud van de schepping, dus tot een betere wereld. Samenwerking van bedrijven met bestuurders en burgers (NGO’s) is cruciaal in duurzame ontwikkeling. Bedrijven hebben daarom een visie nodig voor duurzame ontwikkeling. Dan heeft ondernemen pas zin.

Duurzaam Ondernemen in de praktijk
Het is de vraag of een dergelijk model inspireert tot het anders ondernemen dan gebruikelijk, anders dan het maximaliseren van winst, waarbij de medewerker en het milieu duidelijk minder prioriteit hebben. Ondernemers zijn niet zo vaak bereid om de klassieke wijze van ondernemen ter discussie te stellen. Die bereidheid lijkt er pas te komen als het bedrijf in de problemen is geraakt of er is een andere crisis in het leven van de ondernemer. Welnu, een crisis is het beste moment voor bezinning. Is dat punt eenmaal bereikt dan is het zaak een vertrouwenspersoon te kiezen met wie samen een zoektocht kan worden ondernomen naar de diepere drijfveren van een ondernemer om vandaaruit tot een nieuwe visie, missie en strategie te komen. Interface is daar een voorbeeld van, maar er zijn meer bedrijven, zoals Gulpener Bier hier te lande, die als inspiratiebron kunnen dienen voor andere ondernemers.

Toekomst van duurzaam ondernemen
Duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen is nog geen gemeengoed in Nederland, laat staan in deze wereld. Multinationale bedrijven zijn de voorlopers omdat hun reputatie van zeer groot belang is voor hun beurswaarde. Ze erkennen ook allemaal dat er geen weg terug is. Maar er is nog een lange weg te gaan voordat ook zij al hun problemen open en eerlijk zullen bespreken met hun stakeholders. Maatschappelijke ontwikkelingen dicteren echter steeds meer transparantie en openheid, rapportage via de structuur van Global Reporting Initiative (GRI) en openbaarmaking van positief en negatief feitenmateriaal ten aanzien van duurzame ontwikkeling. Een bedrijf als Shell is actief bezig met duurzame energievormen (wind- en zonne-energie en vergassing van biomassa). Afhankelijk van de ernst van de klimaatverandering zal wellicht kernfusie over enkele decennia een belangrijk deel van de energievoorziening voor haar rekening kunnen nemen. De economische ontwikkeling van derdewereldlanden zal sterk moeten worden gestimuleerd ten koste van de eigen economische groei om redenen van vrede, inclusief veiligheid en gerechtigheid. Technologische ontwikkelingen zullen zich sterk op schone technologie, schone productieprocessen, miniaturisatie en kringloopsluiting gaan richten. Oorlog mogen niet meer voorkomen, niet alleen om humanitaire en veiligheidsredenen maar ook vanwege puur economische redenen. Met de kostenbesparing door de beëindiging van de bewapening komen voldoende gelden vrij om vrijwel alle millenniumdoelstellingen binnen tien jaar te realiseren. Dat zal een enorm positief effect hebben op de politieke stabiliteit in de wereld. Eerlijk delen en samenwerking kan de wereldvrede veel sneller dichterbij brengen dan machtspolitiek. Maar een betere wereld begint bij vrede in onszelf. En duurzame vrede kunnen we maar op één adres krijgen!

Conclusie
Het is jammer dat de aandacht voor duurzame ontwikkeling, duurzaamheid en duurzaam ondernemen op scholen minimaal is. Daar is nog een wereld te winnen, letterlijke en figuurlijk! Educatie in duurzame ontwikkeling - en wel zo vroeg mogelijk, dus te beginnen op de basisschool - is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Als een materialistische levensbeschouwing al vroeg invloed krijgt op de mens dan strijden we een vergeefse strijd. Liefde, respect, vrede, gelijkwaardigheid en onderling vertrouwen zijn de noodzakelijke ingrediënten van educatie over duurzame ontwikkeling. Want het gaat over een aarde waar vrede en gerechtigheid zullen heersen en de mens is geroepen om daar nu al een bijdrage aan te leveren. Samen bouwen aan een betere wereld is daarbij het devies. In het voorgaande betoog is getracht met behulp van een model en een paar praktijkvoorbeelden een beeld te schetsen van de bijdrage die individuen, maar met name bedrijven, overheden en ook het onderwijs kunnen leveren aan duurzame ontwikkeling. Een puntige conclusie kan zijn dat consumentisme geen zin heeft en ook geen zin geeft. Werken aan een betere wereld en bijdragen aan het koninkrijk Gods door vrede, gerechtigheid en heelheid van de schepping te bevorderen hebben en geven pas echt zin.

Literatuur
Anderson, Ray C. 1998. Midcourse Correction. Toward a sustainable enterprise: The Interface Model. Atlanta Georgia: The Peregrinzilla Press.
Elkington, J. 1997. Cannibals with forks. The triple bottom line of the 21st century business. Oxford: Capstone. Geus, A. de. 1994. De levende onderneming. Schiedam: Scriptum
Goudzwaard, B., Lange, H.M. de. 19954 (19861). Genoeg van teveel - genoeg van te weinig. Wissels omzetten in de economie. Amsterdam: Ten Have.
Hawken, P. 1994. The ecology of commerce. A declaration of sustainability. London: Orion Books Ltd.
Jongeneel, R.A. 1996. Economie van de barmhartigheid. Een christelijk normatieve visie op economie. Kampen: Kok. Lewis, C.S. 1959. De sleutel tot het geheim. Amsterdam: W. ten Have N.V.
Meadows D. et al. 1972. The limits to growth. London: Pan Books Ltd.
Netherlands’ Foundation for Development of Sustainable Chemistry. 1999. Sustainable technological development in chemistry. Improving the quality of life through chemistry and agriculture. Wageningen: Stichting DCO.
Schumacher, E.F. 1973. Small is beautiful. A study of economics as if people mattered. London: Blond & Briggs Ltd.
Stanley Jones, E. 1948. Is het Koninkrijk Gods werkelijkheid? Amsterdam: H.J. Paris.
Tichy, N.M. 1983. Managing strategic change. Managing technical, political and cultural dynamics. New York: Wiley.
Venselaar, J. 2005. Duurzame bedrijfsvoering. Meerwaarde in de praktijk. Lectorale rede Avans Hogeschool Breda.
World Council for Economic Development. 1987. Our common future. Brundtland Report.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2005

Radix | 101 Pagina's

Duurzaam ondernemen, heeft dat zin?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 2005

Radix | 101 Pagina's