Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Interview: Arend Jan Poelarends

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Interview: Arend Jan Poelarends

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als gereformeerd wetenschappelijk tijdschrift begeeft Radix zich op het intrigerende snijvlak van geloof en wetenschap. De bijdragen op dit snijvlak hebben veelal een theoretische inslag. Maar hoe ziet die vaak ingewikkelde combinatie van geloof en wetenschap er in de praktijk uit voor christenen? In deze rubriek vragen we christelijke academici hoe zij geloof en wetenschap in hun dagelijkse werkzaamheden combineren en wat hun studententijd daaraan heeft bijgedragen. Zou u bepaalde christelijke academici graag geïnterviewd zien?
Mail ons dan op redactieradix@gwg.nl.

Naam:
Arend Jan Poelarends (1979)
Studie(s):
Technische Natuurkunde, Universiteit Twente (1997-1998)
Natuur- & Sterrenkunde, Universiteit Utrecht (1998-2002)
Covenant Theological Seminary, Saint Louis, USA (vanaf juli 2007)
Studentenvereniging: Vereniging van Gereformeerde Studenten in Twente (1997-1998)
Vereniging van Gereformeerde Studenten te Utrecht (1998-2005)
Huidige functie:
Postdoctoraal onderzoeker, Sterrenkundig Instituut Utrecht (tot juni 2007)


Hoe zien je dagelijkse bezigheden er uit?
Momenteel zit ik in een soort van overgangsfase. Op 24 januari van dit jaar ben ik gepromoveerd in de sterrenkunde. Vanaf juli hoop ik weer te gaan studeren, nu iets heel anders (theologie), hoewel ik soms wel voor de grap zeg dat het allebei over boven gaat. De afgelopen vier jaar heb ik als assistent in opleiding gewerkt aan het Sterrenkundig Instituut van de Universiteit Utrecht. Mijn onderzoek ging over sterren die in het overgangsgebied zitten tussen lichte sterren die aan het einde van hun leven langzaam uitdoven en een witte dwerg worden, en zware sterren die hun leven beëindigen met een supernova explosie en een neutronenster vormen. Zowel lage massa sterren als zware sterren zijn uitgebreid onderzocht in het verleden (en nog steeds), maar juist het overgangsgebied is onontgonnen, terwijl er vermoedens zijn dat juist deze sterren een antwoord kunnen geven op onopgeloste vragen rond bijvoorbeeld chemische evolutie van het heelal (hoe en waar ontstaan de chemische elementen met hoge atoomnummers). Mijn onderzoek was numeriek van aard, wat betekent dat ik mijn dagen doorbracht achter een supersnelle computer die was uitgerust met een groot programma die de evolutie van een ster heel nauwkeurig kan doorrekenen. In zo’n sterevolutiecode zit heel gewone natuurkunde, zoals bijvoorbeeld de gaswetten en de zwaartekracht, omdat niet alleen dingen op aarde aan natuurwetten gehoorzamen, maar de sterren ook. Afhankelijk van welke natuurkunde je allemaal meeneemt in je model (een compleet realistisch model met alle bekende natuurkunde bestaat nog niet) duurt het doorrekenen van de levensloop van een ster van een paar uur tot soms wel een paar maanden. Er zijn dus maanden dat ik alleen maar naar getalletjes zit te kijken die mijn computer uitspuwt, andere maanden dat ik aan het programmeren ben, en weer andere maanden dat ik mijn resultaten analyseer en in een artikel beschrijf, maar meestal loopt het allemaal dwars door elkaar heen. Een paar keer per jaar wordt dit onderbroken door een conferentie of workshop, ergens op de wereld (sterrenkunde is een heel internationaal vakgebied) en in 2004 heb ik voor een paar maanden onderzoek mogen doen op het wereldberoemde (of beruchte) Los Alamos National Laboratory in de woestijn van New Mexico (bekend vanwege het Manhattan project). Daarnaast begeleid ik studenten bij hun afstudeeronderzoek, geef ik werkcolleges en begeleid ik het natuurkundepraktikum in het eerste jaar.

Hoe kijk je terug op je studententijd qua inhoudelijke vorming?
In 1997 werd ik lid van de VGST in Enschede, een vereniging met een groot aandeel technische studenten, wat duidelijk uitkwam in de discussies die gevoerd werden. Filosofie stond hoog op de agenda, discussies waren bijna altijd intellectueel getint maar raakten ook af en toe het hart. Een aantal lezingen kan ik me nog levendig herinneren, maar dat kan ook komen doordat alles toen nieuw en spannend was. Toen ik me een jaar later aansloot bij de VGSU in Utrecht bleek dat het klimaat in Enschede toch ook wel een beetje eenzijdig was. Ik kijk dankbaar terug op de positieve invloed die alpha’s en gamma’s op mijn leven en denken gehad hebben. Helaas was ik in Utrecht een van de weinige bètastudenten, waardoor er niet heel veel aandacht was voor typisch bètavraagstukken. Toch heb ik gedurende mijn studietijd behoorlijk wat opgestoken van (wetenschaps) filosofie en van allerlei onderwerpen binnen en buiten de christelijke wereld. Een van de belangrijkste ontwikkelingen die ik heb doorgemaakt tijdens mijn studietijd, is dat ik meer en meer gefascineerd werd door de wereld waarin we leven. Ik ben bevangen door, zoals ze dat in het Engels zo mooi zeggen, ‘a sense of wonder’, en ik voel me een bevoorrecht mens dat ik dag-in-dag-uit bezig mag zijn om deze schepping te onderzoeken.

En op je studie?
Inhoudelijk ben ik van mening dat er veel te weinig ruimte was voor reflectie in het curriculum. Wetenschapsfilosofie en geschiedenis van de natuurwetenschappen waren hooguit keuzevakken voor degene die geïnteresseerd was, maar waren helaas niet verplicht voor iedereen. Met veel plezier heb ik een aantal van deze vakken gevolgd en ze hebben me meer zicht gegeven op de context van natuurwetenschappelijk onderzoek en haar uitgangspunten. Verdere verdieping heb ik gehaald uit de colleges reformatorische wijsbegeerte van prof. Geertsema en uit gesprekken met prof. Glas.

Welke rol heeft geloof gespeeld in je studietijd?
Tijdens mijn studietijd heb ik een sterke ontwikkeling doorgemaakt in mijn geloof, zoals waarschijnlijk de meeste studenten, die de overgang maken van het geloof dat ze van hun ouders hebben meegekregen naar een persoonlijk doorleefd geloof. Toen ik in het tweede jaar van mijn studie gelijktijdig geconfronteerd werd met moderne kosmologische theorieën, sociale theorieën over het ontstaan en de betekenis van religie en daarnaast met geloofstwijfel binnen de VGSU, sloeg ook bij mij de twijfel toe. Ik herinner me deze periode als een existentieel onrustige periode, somber en grijs, waarin ik het zicht op God regelmatig behoorlijk kwijt was. Ik heb hierin het staartje meegekregen van wat Koert van Bekkum beschreef in het voorgaande interview en ik herken veel in de termen die hij gebruikt, zoals godsverduistering, postmodern-zijn en een rationeel geloof, dat toch ook een soort masker bleek te zijn. Op zoek naar antwoorden las ik o.a. Heidegger en Wittgenstein, maar ook Kuitert, die me in die tijd erg kon raken met zijn analyses. Het boek dat ongetwijfeld de meeste invloed op mij heeft gehad, en wat voor mij model staat voor die periode is Verlangen naar God in een verlaten cultuur van Jan van Riessen. Zijn sceptische theologie sloot aan bij mijn ervaring dat God zich had verborgen, dat we als mensen eenzaam op deze aarde ronddolen, maar dat we stellig mogen hopen in een goede afloop, omdat we geloven in de God van genade. Door contacten binnen de Nederlandse tak van IFES (International Fellowship of Evangelical Students) en conferenties die ik van hen bezocht, drong langzaam het besef door dat geloven niet alleen iets was van het hoofd, maar ook van het hart. Ik kan me de emoties nog goed herinneren toen ik terugkwam van een conferentie waar ik God helemaal als nieuw had leren kennen. IFES is voor mij hierin echt een aanjager geweest, omdat het mijn rationele geloofsbeleving heeft opengebroken en omdat ik leerde om me ook emotioneel te uiten en een balans te vinden tussen verstand en gevoel. Langzaam kon ik mijn masker van intellectualiteit afzetten en me leren kwetsbaar op te stellen, emoties te tonen en mijn hart te laten spreken. Dat is iets waar ik nog steeds dankbaar voor ben. Toen ik in 2003 heb meegeholpen met het organiseren van het paascongres ´Op weg naar Emmaus´ over moderne hermeneutiek, hebben we al die dingen bij elkaar proberen te brengen: het lezen van de bijbel mag je doen met je hoofd, hart en handen. We namen daarom tijdens het congres de tijd om te schilderen, mee te doen met een vesper of stille tijd te houden. Ik durf wel te zeggen dat dit nog steeds de basis is onder mijn geloof: het kennen van Jezus Christus, het kennen van God de Vader, gaat het verstand te boven, maar raakt tot diep in het hart en wordt werkelijkheid in je dagelijkse leven.

En op je werk, heeft je christen-zijn gevolgen voor hoe je je werk doet, of voor de manier waarop collega’s naar je kijken?
 Ja, het heeft zeker gevolgen, maar ik geloof niet dat ik minder serieus wordt genomen door mijn collega’s, omdat ze me kennen en weten hoe ik in m’n onderzoek sta. Toch ben je als christen wel uniek. De meeste van m’n collega’s zijn nog niet vaak met een overtuigd christen in aanraking gekomen –zeker niet in de sterrenkunde– omdat die er bijna niet zijn. In heel Nederland ken ik momenteel 6 andere sterrenkundigen die voor hun christen-zijn uitkomen. Wereldwijd zijn er natuurlijk meer christen-sterrenkundigen. Onderling houden we contact met elkaar via een email-lijst, worden ontmoetingen gearrangeerd op grote conferenties en wordt soms ook publiekelijk actie ondernomen om een fair beeld te geven van bijvoorbeeld intelligent design, wanneer dat aan de orde komt in een tijdschrift of op een conferentie. Sinds het moment dat ik, ongeveer een jaar geleden, met collega’s ben gaan praten over mijn plannen om na mijn promotie theologie te gaan studeren, heb ik wel een verandering gemerkt bij collega’s. Wat het precies is weet ik niet, maar ik denk dat het feit dat mijn geloof zo belangrijk voor mij is, dat ik daardoor keuzes maak die consequenties hebben voor de rest van mijn carriere, iets is wat hun intrigeert. In ieder geval is sinds dat moment ‘geloof’ een issue geworden bij ons op het instituut, en heb ik er ongeveer wekelijks wel een gesprek over met zowel studenten als collega’s. Regelmatig heb ik daarin de gelegenheid om te getuigen van Jezus Christus, maar soms blijft het wat algemener op het vlak van zingeving of praten we over de vooronderstellingen van wetenschap waarvan sommige collega’s zich erg goed bewust van zijn. Het levert altijd weer boeiende gesprekken op.

Heb je iets aan de vele discussies die je in je studententijd hebt gehad over de combinatie van geloof en wetenschap?
Ja en nee. Veel discussies over geloof en wetenschap werden gedomineerd door schepping versus evolutie of de betrouwbaarheid van de bijbel, en hoewel ik denk dat het belangrijk is om hierover na te denken en hierin een standpunt te bepalen, heb ik voor mezelf helaas pas vrij recent ontdekt dat een veel fundamenteler debat ligt op het vlak van wereldbeschouwing (of in het Engelse worldview, wat ik een veel mooier woord vind) dat –zoals dat in de reformatorische wijsbegeerte wordt genoemd– ‘voorwetenschappelijk’ is. Al vroeg tijdens mijn studietijd was ik hiermee in aanraking gekomen, onder andere door het boek Schepping zonder grens van Al Wolters, maar pas twee jaar geleden, na het horen van een serie preken van een Amerikaanse predikant over Genesis, vielen alle puzzelstukjes op hun plek. Omdat iedereen een wereldbeeld heeft (ook al is dat vaak niet heel duidelijk gearticuleerd) dat richting geeft aan je leven, en dat antwoord zou moeten geven op de wezenlijke vragen zoals, Waar komen we vandaan?, Waar gaan we naar toe?, Wat is er eigenlijk aan de hand met deze wereld?, Is er een oplossing?, Wie zijn we en wat betekent het om mens te zijn?, Is er een god, en welke plek heeft hij in dit alles? is dit een veel vruchtbaardere bodem voor een gesprek met zowel niet-christenen als christenen over oorsprongsvragen. Een discussie over schepping versus evolutie is vaak zo steriel, maar deze vragen raken je diep in je eigen hart, waardoor je wordt gedwongen je bloot geven. Ik vind het fascinerend om te ontdekken dat de geschiedenis (en het verhaal) waar wij deel van uitmaken, en waarvan het eerste gedeelte in de Bijbel staat opgetekend, een coherent wereldbeeld presenteert dat bevredigende antwoorden geeft op al deze vragen, iets wat je van de door het naturalisme gedreven wetenschappelijke theorieën mijns inziens niet kunt zeggen. Ik heb hierin veel geleerd van de Engelse evangelicale theoloog N.T. Wright die op een fantastische manier deze vragen weet te verbinden met het moderne levensgevoel en ze gebruikt als richtingaanwijzers naar God.

Bedoel je hiermee te zeggen dat je eigenlijk geen spanning ziet tussen geloof en wetenschap in dit soort kwesties?
Nee, die spanningen zijn er wel degelijk. Regelmatig krijg ik de vraag ‘hoe ik denk dat het allemaal gegaan is tijdens de schepping’ waarop ik dan het antwoord schuldig moet blijven - wat mezelf niet altijd even lekker zit. Maar ik worstel er niet existentieel meer mee, zoals een paar jaar geleden. En wanneer het me soms toch nog aangrijpt, dan zeg ik tegen mezelf: ‘Stop en sta eens stil, kijk naar boven en verwonder je. De God, die dit gigantische heelal heeft gemaakt, waar jij als sterrenkundige zo goed de weg in weet, die God, heeft jou lief tot in het diepst van Zijn hart.’ Dat is me veel meer waard dan strijden over schepping en hoe dat precies gegaan is. Niet omdat ik denk dat God niet scheppend actief was –dat zeker wel, en nu nog steeds: zonder zijn genade van seconde tot seconde, zouden we hier niet zijn– maar omdat ik denk dat er ook goede argumenten zijn om de eerste hoofdstukken van Genesis niet te lezen als een historisch letterlijk verslag van het gebeuren toen. Ik moet wel toegeven dat deze omslag in mijn denken vooral gedreven werd door wetenschappelijke ontdekkingen in natuurkunde en kosmologie en niet zozeer door theologisch onderzoek. Als sterrenkundige werk ik met de uitgangspunten van het oerknalmodel, een model dat gezien de huidige stand van de wetenschap een elegante theoretische beschrijving vormt van dit heelal en de waarnemingen goed kan verklaren, hoewel daar de laatste jaren ook wel wat problemen zijn opgedoken. Als christen heb ik met de theorie zelf geen enkel probleem, wel met de conclusies die daaruit worden getrokken vanuit de pretentie van een neutrale wetenschap. Ironisch genoeg is de aanzet tot het oerknalmodel gegeven door de Belgische priester George Lemaître. De theorie werd in die tijd hevig gewantrouwd en bekritiseerd vanwege het ‘iets uit niets’ principe, wat niet-christelijke wetenschappers wel heel erg herinnerde aan het bijbelse scheppingsverhaal. Nu is het, samen met de theorie van de biologische evolutie, het paradepaardje geworden van de wetenschappers die, mede op basis van deze twee theorieën, beweren dat we God in het geheel niet meer nodig hebben, wat mijns inziens een bizarre conclusie is. Soms ben ik wel eens bang dat een belangrijke reden voor de irrelevantie van God voor de huidige wetenschap is dat christenwetenschappers zich niet durven laten horen, of zich hebben teruggetrokken uit de wetenschap vanwege het vijandige karakter, of zich bezighouden met achterhoedegevechten zoals het zogenaamde jonge-aarde creationisme. Op één of andere manier zijn we de oergereformeerde notie kwijtgeraakt, dat er twee boeken zijn waaruit we God kunnen leren kennen, zijn we bang geworden voor de resultaten van het moderne wetenschappelijke onderzoek en richten we ons voor waarheid volledig op de bijbel. Ik ben persoonlijk van mening dat dit een verarming is ten opzichte van de geschiedenis en onze eigen traditie, en heb in mijn werk altijd beide geprobeerd bij elkaar te houden. In die zin ervaar ik soms ook een strijd op twee fronten. Aan de ene kant wil ik christenen duidelijk maken dat er meer is dan de bijbel en dat de wetenschap -nota bene het bestuderen van Gods eigen wereld en handwerk- echt serieus genomen moet worden. Aan de andere kant probeer ik mijn collega´s voor te houden (of beter soms, voor te leven) dat er meer is dan wetenschap, dat wetenschap nooit neutraal is en dat zingeving en waarheid uitgaan boven de werkelijkheid die we met onze instrumenten kunnen bestuderen en in onze theorieën kunnen vatten, en dat het bestaan uiteindelijk z´n grond vindt in een liefdevolle Vader en een scheppende God.

Ben je tevreden met hoe je geloof en wetenschap op dit moment in je werk combineert?
Ja, maar ik verlang naar meer. De afgelopen tien jaar heb ik in één van de meest seculiere wetenschappen rondgelopen. Ik heb ervan genoten, het heeft me gevormd, ook op geestelijk gebied, maar langzamerhand begon er wel iets te knagen bij mij. Als we als christenen zo’n fantastische boodschap hebben, waarom zijn we dan zo weinig in staat om dat over te brengen, naar elkaar toe, maar zeker ook naar niet-christenen toe. Als eerste moet ik de hand dan in eigen boezem steken, want hoe vaak sta ik zelf niet met een mond vol tanden. Toch is er de laatste jaren in mij een diep verlangen gegroeid om de rijkdom van de bijbel, het evangelie van Jezus Christus, creatief te kunnen verwoorden, relevant, aansprekend, confronterend en gepassioneerd, zodat ook mijn collega’s het kunnen begrijpen en erdoor aangesproken worden. Een verlangen dat gelijk op gaat met het verlangen naar een kerk die vitaal gereformeerd is en eigentijds kerk wil zijn. Dat is één van de redenen dat ik theologie ga studeren, om ergens in de toekomst mijn kleine steentje hieraan bij te kunnen dragen. Ik hoop van harte dat mijn achtergrond in de sterrenkunde daarin mee kan blijven spelen, en één van de dingen waar ik me komende jaren zeker verder in wil verdiepen is daarom ook worldview zoals ik dat hiervoor schetste, omdat het zoveel raakvlakken heeft met cultuur, apologetiek, filosofie, geloof, zingeving en wetenschap.

Wat zou je alle werkende christen-academici willen meegeven?
Wees open over je geloof, wees geïnteresseerd in je collega´s, ga gesprekken niet uit de weg, lees goede boeken die je versterken en bemoedigen in je geloof, verdiep je in apologetiek, leef dicht bij God.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2007

Radix | 107 Pagina's

Interview: Arend Jan Poelarends

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2007

Radix | 107 Pagina's