Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

A.,K. Straatsma, „Van Menschenharten en Menschengeluk”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

A.,K. Straatsma, „Van Menschenharten en Menschengeluk”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenigen tijd geleden verscheen bij de Uitgeversmaatschappij „Holland" te Amsterdam, verzorgd op de bekende keurige wijze, een nieuw boek van Ds A. K. Straatsma. Reeds door den naam van den Auteur wekt het onze belangstelling, maar vooral ook om zijn inhoud verdient het onze aandacht en. daarom benut ik de eerste gelegenheid tot boekbespreking-in-een-artikel, die in den nieuwen 'jaargang zich opdoet, om het bij onze lezers te introduceeren.

Het nieuwe boek is een schetsenbundel, bevattend drie afzonderlijke verhalen, die onder den titel „Van Menschenharten en Menschengeluk" vereenigd zijn.

Veelal wordt een schetsenbundel genoemd naar het eerste verhaal, dat hij brengt en heeft dus de titel van het boek geen betrekking op den inhoud als geheel. Hier is dat niet het geval. De schetsen dragen ieder een eigen opschrift en het „Van Menschenharten en Menschengeluk" is de opzichzelf staande titel van het boek.

Maar dat opzichzelf staan beteekent geenszins zonder-verband-zijn. Juist het tegendeel is waar. Het „Van Menschenharten en Menschengeluk" is de samenvatting van den inhoud, is de aamwigzingj van de hoofdzaak der respectieve verhalen, is de achtergrond tegen welken iedore schets zich afteekent. In elk der onderdeelen brengt het boek! de analyse van menschenharten en menschengeluk en die analyse wordt den lezer voorgehouden ten spiegel van eigen hart en eigen, werkelijk of vermeend, .geluk.

In deze stofkeuze herkennen we aanstonds den Schrijver. ,

Wat Ds Straatsma te voren gaf aan belletristisch werk, in boeken aJs „Late Lente" en „De Gantelboer" en ook in zijn meditatiën-bundel „Licht eii' Kruis" was steeds ontleding van menschenharten! en menschengeluk. En dan die beide gezien in him onderling verband: de geluksverwachtingen en geluksvoorstellingen van 'den mensch, zijn veel en veelsoortig en het menschenhart schept zich dienaangaande allerlei illusies^ die het leven dikwijls breekt in wegen van zwaren strijd en diepe teleurstelling. Daarom is dat onderling verband in den regel een verhouding van tegenstellingen, die eerst worden opgeheven, als ze als licht en kruis in hoogere synthese worden gezien. Moeilijk! echter is het voor velen, die synthese te vinden. In wat het menschenhart als menscliengeluk begeert is vaak zoo heel veel, dat van het waarachtig geluk afvoert en den weg naar de verzoening der tegendeelen verspert. Daarop te wijzen is het doel, dat achter Straatsma's boeken staat en dat we, wanneer we die goed lezen, ook steeds duidelijk zien.

Hier, in dezen schetsenbundel, komt die bedoeling naar voren op verschillende wijzen, maar de belijning is, althans in de twee eerste verhalen, scherp genoeg.

Zie maar de eerste schets „Armoede", die vertelt van een achtenzeventigjarigen dorpsrentenier, wiens „vroomheid" werkheiligheid is. Hij is oud-ouderhng ea oud-kerkvoogd; na iederen verjaardag doet hij zooveel in de armenzak als zijn jarental geklommen is; de vervallen toren van de kerk is doo-r zijn bemoeiingen hersteld en wat aan, het bijeengezamelde ontbrak heeft hij zelf bijgelegd. Hij heeft dus royaal en aan alle kanten zijn plicht gedaaa en behoeft zich „over de eeuwigheid niet ongerust te maken". De jonge dominee, die pas op het dorp zijn intree heeft ge'daan, denkt er anders over en hij grijpt de gelegenheid, dat te doen blijken, aan, als de oude ziek is geworden en de deur van zijn hart op een kier heeft gezet. Met zekeren tiiuraf heeft deze den dominee gevraagd of er misschien „kwaad" in stak in alles, wat hij voor de Kerk heeft gedaan en of God ten opzichte van hem aan straffen zou denken. Daarop heeft de dominee gereageerd, scherp, rechtuit: „als u me op den man af vraagt of het kwaad was, wat u deedt, met dien toren en met dat _geld op uw verjaardag, dan moet ik zeggen: ja zeker was dat kwaad! De toren was niet voor God, maar..." Verder is hij niet gekomen. De zieke, rood van drift, heeft hem de deur gewezen.

En nu zal de oude man zelf zijn rekening opmaken. Hij wil besommen, wat hij in zijn leven gegeven heeft. Potlood en" papier moet zijn huishoudster hem brengen, dan zal hij zijn becijfering maken. Maar midden onder dat werk overvalt hem de dood en men vindt hem, een stuk papier, half verkreukeld, in de doxre hand, „het toegangsbewijs voor den hemel", zooals de dominee zegt, „dat hij klaar gemaakt had, maar... niet meenemen (kon)."

Scherp is hier het beeld van een menschenhaxt en de daarin wonende geluksverwachting, scherp' in de teekening van de versperring der eigengerechtigheid, die zich een „toegangsbewijs" voor den hemel ontwerpen wil en daarmee juist zich den eenigen weg afsluit. Want als de dominee hem spreekt van Jezus keert hij in ergernis zich af: „hij kende dat wel, het had hem vaak genoeg geërgerd, dat preeken in de kerk, altijd weer over zonde en genade en bekeering... Alsof ieder mensch in het tuchthuis had gezeten of daar tenminste behoorde te zitten..." En de lezer, in wiens menschenhart ook verwachtingen wonen op geluk als vrucht van eigen verdiensten, ziet zich den spiegel der waarheid onontkoombaar voorgehouden!

Juist omgekeerd is het effect van de tweede schets: „Maarten, de Visscher". Maarten wil gaan trouwen met Geertje. Maar hij heeft aan zijn vader, bij diens sterven, een belofte gedaan: hij zal voor zijn tweede moeder zorgen. En zie nu zjn moeilijkheid. Jong en oud in één huis_, dat gaat niet. Geertje wil het trouwens ook beslist niet. Maar wat dan? Het oudje is zijn tweede moeder! Veel heeft ze in vaders leven niet beteekend! Een moeder is ze voor Maarten eigenlijk nooit geworden! Alles waar — maar er is die belofte, waaraan hij zich gebonden voelt!... Een geschikte oplossing schijnt gevonden te worden in het besluit, het oudje in het armenhuis te plaatsen. Doch als deze, wanneer de gedachte daaraan wordt uitgesproken, hevig verschrikt en klagelijk vraagt, waarom ze het huisje uit moet, raakt Maarten opnieuw in de moeilijkheid. Hij treedt wel bruusk tegen haar op, maar in zijn hart schrijnt het: het is niet vlak van binnen. . >

Bijzonder goed wordt dit conflict geteekend. Maar ook is voortreffelijk de analyse van het zorgvolle denken van het moedertje o-ver het waarom en het hooj en het nukkig drijven van "de knappe Geertje, die zich de sterkste weet. Menschenharten in hun worsteling om menschengeluk!

Ten slotte gaat Maarten naar den dominee. Deze, een oude man, kennend door ervaring de bewegingen van het menschenhart om menschengeluk, voelt Maarten's toestand duidelijk aan en weet hem tot het besluit te brengen, al kost het dan ook nieuwen strijd: „zonder Geertje, da's erg, maar, met Geertje, en dan van binnen niet zuiver... van binnen... niet... zuiver, da's nog erger". Want het zien van Thorwaldsen's Christus-schildering, op dominees studeerkamer als Maarten daar zit te wachten, heeft een sprake tot hem doen uitgaan: .. .„het mooiste — en Maarten's oogen worden er telkens weer heen getrokken — „dat zijn de armen, noodend uitgestoken. Als de Heiland zóó in de wereld heeft gestaan, met zulke uitgebreide armen, zooveel liefde in dat ééne gebaar, dan is het geen wonder, dat vermoeide, bedroefde zielen graag bij hem waren. Dat zijn de armen, die zoo'ii eenzaam oudje, dat thuis in groote spanning zit te wachten, niet zouden" (afstooten).

Ook hier weer een scherp beeld van een menschenhart en de daarin wonende geluksverwachting. Maar nu gesteld in het andere licht, in dat der synthese. Nu zoo, dat duidelijk wordt, hoe een wegnemen van de versperring bet wezenlijke geluk brengt, anders dan het verwachte, maar zuiver en geadeld. Dat kost strijd, want de kracht der tegendeelen is sterk, doch de overwinning is zeker, omdat ze door grooter kracht wordt bevochten. —

Eindelijk is er het derde verhaal „Frits en Janke", een dorpsgeschiedenis op het thema van standsonderscheid. Frits is een stadsche jongen, onderwijzer op een dorp en Janke een boerendochter. Ze hebben in jonge liefde elkaar gevonden, maar de standstrots van haar moeder staat tusschen hen. En zijn officieel aanzoek wordt hoo^g van de hand gewezen. „Met bijtenden spot maakt de moeder die heele mooie liefdegeschiedenis dood".

Weer hebben we hier de schildering van menschenharten en menschengeluk en ook nu is de ontleding scheip en sprekend. Maar als deel van het geheel voldoet dit derde verhaal niet. De synthese, de opheffing der tegendeelen wordt hier gemist. De schets is goed geschreven en goed typeerend, maar ze heeft niet den achtergrond, die de beide andere tot een getuigenis maakt.

Voor mijn besef ligt dan ook de waarde van dit boek in zijn twee eerste stukken. Die vormen een eenheid, juist de eenheid der tegendeelen. En die staan ook op de lijn, die Ds Straatsma steeds heeft gevolgd, de lijn, die hij uitstippelde in het onderhoud met den heer Risseeuw (waarvan deze vertelt in zijn boek „Christelijke Schrijvers van dezen tijd"): het zonder opzettelijkheid en zonder dik-erboven-opleggen vertellen wie Christus is, omdat , , wanneer Jezus Christus in ons hart de centrale plaats heeft gekregen... er in ons leven en "dus ook in ons literaire werk iets van Hem te zien (moet) zijn."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

A.,K. Straatsma, „Van Menschenharten en Menschengeluk”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1931

De Reformatie | 8 Pagina's