Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verbond niet uithollen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verbond niet uithollen

Van der Schuit over het genadeverbond (4)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het mag merkwaardig heten, dat zowel A. Kuyper als G.H. Kersten, hoe verschillend de uitwerking bij beiden is, zich hebben beroepen op Comrie. In de Gereformeerde Kerken leidde dit in navolging van Kuyper tot een idealistische verbondsopvatting. In de Gereformeerde Gemeenten leidde dit in navolging van Kersten en later - in nog extremer zin - van Steenblok tot een verbondsopvatting die hier lijnrecht tegenover stond.

In de Gereformeerde Kerken werd idealistisch gesteld: alle bondelingen (dopelingen), zijn in principe verkorenen "tenzij....", in de Gereformeerde Gemeenten stelt men: alleen de verkorenen zijn de echte bondelingen (dopelingen), alleen voor hen gelden de beloften van het verbond. Alleen met hen stelt de Heere Zich in het "uur der minne", corresponderend met de verkiezing van eeuwigheid, in een werkelijke gemeenschapsrelatie. Niet-uitverkorenen behoren niet wezenlijk tot het genadeverbond. Voor hen, die wel gedoopt zijn, geldt slechts een "uitwendig" verbond, een "verkeren op het erf van het verbond" of hoe men dit verder ook noemt.

Vanuit de Gereformeerde Gemeenten werd reeds ten tijde van Van der Schuit tegen diens verbondsopvatting, die al meer gemeengoed geworden was in de Christelijke Gereformeerde Kerken, het ernstige bezwaar naar voren gebracht, dat deze een vernieuwd remonstrantisme zou betekenen.
Toen door ds. A. Moerkerken in 1979 op het standpunt van de Gereformeerde Gemeenten een nadere toelichting werd gegeven, werd opnieuw deze beschuldiging geuit. "Onze gemeenten hebben terecht het opkomen van de drie verbondenleer als een dodelijk gevaar beschouwd. Evenals van de opvatting van Kuyper en Schilder hebben zij zich ook van deze beschouwingen gedistantieerd", aldus Moerkerken.
In de Gereformeerde Gemeenten wordt de drieverbondenleer "verbondsuithollend en -ontzenuwend" genoemd. De vraag is echter: door wie werd en wordt het verbond uitgehold, door de Christelijke Gereformeerde Kerken c.q. Van der Schuit of door de Gereformeerde Gemeenten c.q. Kersten?
Op deze vraag proberen we antwoord te geven.

Leeruitspraak Gereformeerde Gemeenten
Mede tot nadere bepaling van hun positie tegenover de Gereformeerde en tegenover de Christelijke Gereformeerde Kerken namen de Gereformeerde Gemeenten in 1931 op de Synode van Rotterdam een leeruitspraak aan over het verbond, die kortweg de volgende zes punten omvat:
1. Er is geen wezenlijk onderscheid tussen verbond der verlossing en genadeverbond.
2. De Heilige Schrift kent slechts twee verbonden nl. verbond der werken en genadeverbond, niet drie.
3. In Romeinen 5 is sprake van twee verbondshoofden.
4. God heeft het genadeverbond van eeuwigheid opgericht met de uitverkorenen in Christus als hun vertegenwoordend Hoofd. In de tijd openbaart God dit verbond (subjectief) met de uitverkorenen, als zij door wedergeboorte en geloof in het verbond worden ingelijfd.
5. Het genadeverbond heeft een uitwendige openbaringsvorm, die wisselde onder Oud en Nieuw Testament, en velen omvat die verworpen zijn: alleen de uitverkorenen zijn wezenlijk in het genadeverbond begrepen.
6. De verantwoordelijkheid van de mens wortelt in de schepping, krachtens welke schepping God van de mens Zijn beeld terugvordert. De verantwoordelijkheid wordt te groter door de bemoeienissen die God met de mens maakt.
(De letterlijke tekst bij Van Genderen, Verbond en Verkiezing, blz. 93 en Blaauwendraad. De Leer tegen het Licht, bijlage blz. 157).
In het boekje Louter genade, met als ondertitel "Over verbond, beloften en prediking", op last van de Generale Synode 2001/2002 van de Gereformeerde Gemeenten uitgegeven, blijkt dat bovengenoemde leeruitspraak nog steeds tot de leer van de Gereformeerde Gemeenten gerekend mag en moet worden.

Het standpunt Van der Schuit
Dezelfde Van der Schuit die stelling nam tegen de objectivistische, idealistische verbondsopvatting van de Gereformeerde Kerken, nam niet minder krachtig stelling tegen bovenstaande subjectivistische opvatting van de Gereformeerde Gemeenten.
Waar de Gereformeerde Gemeenten verbond der verlossing en verbond der genade vereenzelvigden, benadrukte Van der Schuit het onderscheid tussen beide.
Van der Schuit leerde ten aanzien van het genadeverbond dat dit behoorde tot Gods heilsbedeling in de tijd. Maar hij had zeker ook oog voor de achtergrond van dit heilshandelen van God in de gang van de historie, namelijk voor wat de Schrift ons bekend maakt als Gods heilsbeschikking in de eeuwigheid of van eeuwigheid.
Tot deze heilsbeschikking rekent Van der Schuit niet alleen het verbond der verlossing, maar ook daar nog weer aan voorafgaand de predestinatie oftewel het besluit van God tot verkiezing en verwerping. Zonder hier verder op in te gaan was Van der Schuit overtuigd infralapsariër. Verkiezing en verwerping stonden bij hem niet op één lijn. De verwerping, als de donkere schaduwkant van het licht van Gods verkiezing, had bij hem een ondergeschikte plaats, in de soevereine volvoering van Gods welbehagen, ter grootmaking van Zijn rechtvaardigheid.
Op blz. 11 van zijn bekende rede Het Verbond der Verlossing omschrijft hij dit verbond als volgt: "het is de verbintenis van de Goddelijke personen onderling: Vader, Zoon en Heilige Geest, Die Zich garant stellen in het stuk der zaligheid van Gods verkorenen ten eeuwige leven".
Zonder het genadeverbond en het verbond der verlossing c.q. Gods verkiezing met elkaar te vereenzelvigen stelt Van der Schuit met nadruk dat zonder het laatste het eerste er nooit zou zijn geweest. Vanuit de verkiezing en vanuit het verbond der verlossing, vanuit het onderhandelen en beraadslagen van de drie Personen in God onderling, treedt God in het genadeverbond naar buiten in de openbaring en bekendmaking van Zijn heil en genade, niet slechts aan de uitverkorenen, maar aan gevallen zondaren. Vanuit Gods heilsbeschikking in het verbond der verlossing volgt Gods heilsbedeling met name in het genadeverbond.

Verschillen tussen verbond der verlossing en genadeverbond
Van der Schuit wijst hierbij aansluitend op de volgende verschillen:
1. Er is verschil tussen partijen in het verbond. In het verbond der verlossing is sprake van de Drie Personen in God als partijen, die een verbond sluiten, of wellicht beter gezegd die een verdrag, ook wel raad des vredes genoemd, overeenkomen. In het genadeverbond zijn de partijen enerzijds God en anderzijds Abraham en zijn natuurlijk zaad (onder het Oude Verbond), de gelovigen en hun natuurlijk zaad (onder het Nieuwe Verbond).
2. Er is verschil in tijd van oprichting. Het verbond der verlossing is door God opgericht in de eeuwigheid "voor de grondlegging der wereld", om een bijbelse aanduiding te bezigen. Het genadeverbond is door God opgericht in de tijd: met dit verbond gaat de Heere in in de historie, het heeft verschillende bedelingen in de tijd, met dit verbond doorloopt God de tijd.
3. Er is verschil in de plaats van de mens in beide verbonden. In het verbond der verlossing gaat het over de mens of, beter gezegd, over het geheel van de nieuwe mensheid in tegenstelling tot de verkiezing waarin het gaat over menselijke personen die uitverkoren worden. In het genadeverbond gaat het om Gods handelen met de mens, c.q. met het verbondsvolk van Israël (onder de oude bedeling) en de gemeente, het verbondsvolk nu (onder de nieuwe bedeling).
4. Er is verschil tussen de plaats van Christus in beide verbonden. In het verbond der verlossing is Christus Hoofd van het verbond, in Wie alle verkorenen en alleen de verkorenen wezenlijk begrepen zijn. In het genadeverbond is Christus de Middelaar van het verbond. In het offer en daarmee in het Borgwerk van de Heere Jezus is het genadeverbond gefundeerd, terwijl het al het heil dat Christus door Zijn Borgwerk verworven heeft en op grond van Zijn Borgwerk nog beheert en ten uitvoer brengt tot inhoud heeft.
5. Er is verschil in duurzaamheid. Het verbond der verlossing, het pact tussen de Drie Personen in God is onverbreekbaar; het genadeverbond is van Gods kant evenzeer onverbreekbaar, (het is niet een verbond van eeuwigheid, wel een verbond tot in eeuwigheid), door de bondelingen van hun kant kan het verbond wel verbroken worden.

Voortgaande leerontwikkeling in de Gereformeerde Gemeenten
Toen de synode van de Gereformeerde Gemeenten in 1931 unaniem de leeruitspraken in bovengenoemde zes punten deed, waren zij één in het doen van deze uitspraak. In de jaren daarna is dit anders geworden.
Tegenover een nog verder gaande versubjectivering van Gods verbond, mede door een nog sterker benadrukken van Gods verkiezing en verwerping kwam in Veenendaal de bekende ds. R. Kok tot een ander standpunt, wat zelfs tot schorsing van deze predikant en het uittreden van de bekende drie "Koksiaanse" gemeenten uit dit kerkverband, resp. Mijdrecht, Veenendaal-Pniel en Westzaan heeft geleid.
Een ander conflict dat in de Gereformeerde Gemeenten ontstond en in 1952 tot een scheuring in de Gereformeerde Gemeenten heeft geleid, groepeerde zich rond de figuur van dr. C. Steenblok.
Hoewel pogingen zijn en worden aangewend om tot herstel van de eenheid en zo tot heling van de breuk te komen, is dit tot dusver niet het geval. Terwijl er enerzijds in de Gereformeerde Gemeenten een meer opschuiven naar de uitgetredenen plaats vindt, met name in de leiding die aan de gemeenten gegeven wordt, is er anderzijds naast een roep om rehabilitatie van ds. R. Kok, een toenemend verzet en verder om zich heen grijpende ontevredenheid merkbaar, omdat het alles zo ingewikkeld is geworden.

Wat heeft het ons te zeggen?
Nooit zullen we mogen zeggen dat wat zich in andere kerken op het terrein van verkiezing en verbond voordoet ons niet aangaat. Zowel voor kerkelijke bemoeizucht als voor kerkelijk leedvermaak hebben wij ons te wachten. Echter, nog afgezien van ons meeleven met hen die een ander kerkelijk beginsel en in een bepaald opzicht ook een andere geloofsovertuiging zijn toegedaan, doen dezelfde moeiten zich voor als in andere kerken, ook in wat wij "onze eigen kerken" plegen te noemen.
In plaats van nog scherpere tegenstellingen en ongezonde groepsvorming binnen eigen kerken, zou een gezonde, bijbelse herbezinning op deze voor het geloofsleven zo belangrijke zaken van groot nut en van grote betekenis kunnen zijn.

J. Brons
(ds. J. Brons is emeritus-predikant van Urk )

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 2004

De Wekker | 16 Pagina's

Verbond niet uithollen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 2004

De Wekker | 16 Pagina's