Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ADVENT IN AFBRAAK-TIJD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ADVENT IN AFBRAAK-TIJD

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

en Ik zal u aannemen, één uit een stad, en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion; en het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in he£ land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: e ark des Verbonds des HEE-REN; ook zal zij in het hart niet opkomen, en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weer gemaakt worden. Jeremia 3 : 14b, 16.

Dit lijkt heelemaal geen woord voor den , , mooien, stemmingsvoUen Adventstijd". Hoe kan uit zoo'n somber dreigwoord Adventstroost geput worden? Vele menschen denken daar niet over. Er zijn er zelfs heel wat in het „Kerkelijk Jeruzalem", die dit woord van Jeremia, als zij het citeeren, gebruiken, om eigen en vooral anderer zielen te verschrikken en neer te drukken. Ge hebt ze misschien ook wel eens ontmoet, die met een benauwd gezicht en een diepen zucht kunnen zeggen: „ach ja, 't zal zijn één uit een stad en twee uit een geslacht!" Zulke menschen meenen dus, dat hier Gods ontferming op haar smalst wordt voorgesteld, in plaats van op haar ruimst.

En toch is dit woord juist een Adventswoord. Het is vol .van de liefde Gods, Die grooten haast heeft om tot Beèhlehem te komen. En Die daarin tegengestaan wordt door Zijn Eigen Bondsvo'k — door Jeruzalem — door Juda, het tweestammenrijk, dat hier genoemd wordt: „Trouwelooze Juda" — dat is als een huis, voor afbraak verkocht

Het is haast ongelooflijk. Maar is dat juist niet Advent, en is dat juist niet Kerstfeest, dat het ongelooflijke geschiedt?

Wij kunnen dit Schriftwoord niet verstaan, als we het niet belichten uit het verband.

Jeremia's werkterrein is Juda. De Noord-israëlietische broederstaat, het tien-stammenrijk, bestaat in zijn dagen al sinds bijna een eeuw niet meer: de wraak des Verbonds heeft het getroffen, het is weggevaagd van de wereldkaart, de bloem der natie is in ballingschap gedeporteerd

Nu moet de proleet zich naar het Noorden begeven, op de grensscheiding tusschen Juda en Israël gaai? staan, en dan het profetische Woord spreken.... niet tot Juda, maar tot de overgeblevenen van Israël, tot dat volksdeel, waarmee de HEERE al afgerekend heeft.

Waarom? Omdat 't er met de Kerk van den Ouden Dag, met dat Juda, zoo droevig voorstaat. Zoo droevig? En Jeremia spreekt deze woorden in de dagen van den koning Josia, den grooten reformator van^ tlien tijd: is niet onder zijn regeering, bij ïestauratiewerken aan den Tempel, het wetboek van Mozes hervonden, het boek des Verbonds, de oorkonde van zijn adeldom? en heeft deze godvruchtige koning niet de afgoderij uit Juda gebannen? En dan tóch zoo'n droeve toestand?

Ja, maar ook over alle reformatie gaat de critiek Gods.

En vaft deze oordeelt de HEERE: „e n zelfs in dit alles heeft zich haiar trouweloozle zuster Juda tot Mij niet bekeerd met haar gansche hart, maar V a 1 s c h e 1 ij k" (vs 10). Achter de uiterlijke vormen der reformatie ziet de HEERE de innerlijke onbekeerlijkheid, de toenemende Woordverlating. Want, is Israël te kwalificeeren als „Afkeerigheid Israël", Juda ontvangt hier den naam: „Trouwelooze Juda". Het zijn twee overspelige zusters, die den HEERE, haar „Man", in echtelijke ontrouw verlaten hebben. En Juda's verantwoordelijkheid is nog zooveel te grooter, omdat het gewaarschuwd is, door Gods strafoefening over „Afkeerigheid Israël". Het heeft zich niet waarachtig bekeerd. Het hart des volks is vergiftigd, en dat uit zich in het staatkundig leven, want men kent den psalm niet meer: „Vertrouwt niet op prinsen, op het menschenkind, bij hetwelk geen heil is. Welgelukzalig is hij, die den God Jacobs tot zijn hulp heeft, wiens verwachting is op den HEERE, zijn God". We moeten „werkelijkheidspolitiek" voeren: door al de branding van het wereidleven kom je alleen, door óf pro-egyptisch óf pro-Assyrisch te zijn, al naar gelang het noodig en nuttig is. En daarom heeft Juda méér schuld dan Israël: het ziet in hoogmoed en zelfgenoegzaamheid op dat gestrafte broedervolk neer

(zie ook vs 11). En zie, in dezen tijd, tot dit volk, dat ondanks de uiterlijke reformatie toeneemt in onbekeerlijkheid en verharding, moet Jeremia het Woord des HEEREN spreken: , , Bekeert u, gij afkeerige kinderen, want Ik heb u getrouwd, en Ik zal u aannemen, één uit eenstad, en twee uit een geslacht, en I, _k za 1 u brengen te Sio n”.

Dat is de weg van Gods Verbondsliefde! De weg van Zijn komen tot Bethlehem!

Dat is het doorgaande vergaderwerk van den Zone Gods, Die Zich Zijn gemeente, ten eeuwigen leven uitverkoren, vergadert, beschermt en onderhoudt. Ook in tijden van schijnbare reformatie, welke niet meer is dan deformatie onder een gedaante der godzaligheid.

En het is, zonde tegen den Christus Gods, wanneer men het woord van onzen tekst leest, als stond er: slechts één uit een stad, slechts twee uit een geslacht. Wat heeft satan daar al een pleizier in gehad, wanneer daar geestelijke keurmeesters optreden, die dit v/oord gebruiken als een soort beangstigende boeman! Het is juist een der heerlijkste woorden uit den Bijbel! Het is geladen met de ondoorgrondeüjke liefde. Gods!

Want het zegt: de Kerk blijft er, omdat Mijn Verbond vastligt, en Mijn beloften onwankelbaar zijn. Zelfs uit „Afkeerigheid Israël", zelfs uit „Trouwelooze Juda" zal Ik Mij Mijn gemeente vergaderen, want de bekeering, al is 't maar van enkelen, draagt rijke vrucht: die kern zal zich uitbreiden, de Groote Herder komt immers. Die Zijn Kerk weidt met wetenschap erf verstand, in dien tijd, dat er geen ark meer zal zijn, dat er zelfs geen vraag naar de ark meer zal wezen. Welk een Adventswoord wordt dit zoo! Want dit is geen verarming van het leven der Kerk. Is dat verarming, wanneer de HEERE het teeken van Zijn gemeenschap voorbijgaat, om Zich Zelf alleen maar heerlijker en voller te geven in Zijn liefde-volle Zelfopenbaring? Is Bethlehem niet rijker dan de Tempel? — de Pinksterkerk dan de gemeente der schaduwen? Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt, en de heerhjkheid, des HEEREN zal over u opgaan!

Eén uit een stad, twee uit een geslacht zoUdt ge er nu nóg een donker dreigwoord van durven te maken? van dezen lokkenden roep der liefde Gods? Zoudt ge u op den stoel des Almachtigen durven zetten en zeggen: pas op, pas op! 't gaat tegenwoordig zoo gemakkelijk! 't is maar: geloof, geloof; geloof! denk er aan, het staat er toch maar: één uit een stad, twee uit een geslacht! O, die satanische intonatie: slechts één, slechts twee... Het Adventslicht schijnt, ook door onzen tijd heen, die een tijd van afbraak is, geüjk de Schriften het voorspellen. Die afbraak is naar Gods bestel. Wij zien de wereld onzer dagen, niet slechts in de kringen, die met God en Zijn gebod volkomen gebroken hebben, maar ook in de ontrouwe en afvallige Kerk, steeds meer aan den greep van het Woord ontzinken. Het ongeloof heeft de leiding genomen in het staatkundig en maatschappelijk leven. Er is nog een gedaante der godzaligheid, maar daaronder ontstellende Woordverlating. Wereldgehjkvormigheid en zingenot verdrijven de ware Godsvrucht. De ongerechtigheid vermenigvuldigt zich, wij zien den mensch der zonde naderen, door valsche profetie en menschvergodende dictatuur heen.

Het staat er met de Kerk in onze wereld voor als met Juda in Jeremia's dagen. Om een beeld te gebruiken: het stond er met „Trouwelooze Juda", het staat er met Christus' Kerk voor als met een huis, dat voor afbraak is verkocht. En wie gaat nu zoo'n huis nog schoonmaken, als de sloopers reeds de voorbereidende maatregelen treffen, aan hun werk te beginnen? Sterker nog: wie gaat in een huis, waarin op één kamer de sloop al begonnen is, een ander vertrek reinigen? Ongelooflijk!

Maar Advent: dat is de roep tot reformatie. En Kerstfeest: dat is de verkondiging der trouwe liefde Grods.

, Eén u i t e e n stad, twee uit een geslacht: het zal straks worden de groote gemeente, waarin Gods Gezalfde den lof Zijns Vaders zingt. De schare, die niemand tellen kan.

Dat is het loon aller waarachtige reformatie.

En dat ligt nu gefundeerd in Bethlehem!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

ADVENT IN AFBRAAK-TIJD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's