Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Incidenteele samenwerking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Incidenteele samenwerking.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag over samenwerking is onder ons in de laatste lijden met bizondere klem aan de orde gesteld. Door allerlei omstandigheden. De aanleiding is vermoedelijk wel geweest, althans in sterke mate, de bekende geschiedenis van het ter ziele gegane Deventer kwartet.

En op de Synode van Middelburg is deze kwestie van alle kanten bekeken.

Van verschillende zijden is de aangenomen houding bezien. Reeds voor de Synode samenkwam, is een brochure verschenen van den heer Bruins, die een warm pleidooi deed hooren voor zoo breed en intensief mogelijke samenwerking.

Niet daarover wil ik het hebben; in de pers is hierover in den breede gediscussieerd. Maar de heer Bruins heeft ook mij in het debat betrokken door gewag te maken in zijn brochure van den arbeid onder de te werk gestelde werkloozen in de Rijkswerkverschaffingen.

Over deze kwestie wil ik daarom een woord zeggen.

De heer Bruins wil bewijzen, dat deze arbeid Evangelisatie is en op grond daarvan mij beschuldigen van inconsequentie; omdat ik vroeger in dit blad schreef dat permanente samenwerking niet mogelijk is, terwijl ik dat hier toch wel doe.

In antwoord daarop een dubbele opmerking.

In de eerste plaats is het hier bedoelde werk niet te vereenzelvigen met Evangelisatie. Het wordt verricht onder raenschen van Protestantschen huize, waarvan een bepaald, en een groeiend deel, behoort tot wat ik moge noemen: de orthodoxen; waarvan zelfs velen lid zijn van een Gereformeerde Kerk. Maar daardoor is dan ook bepaald, dat deze arbeid met Evangelisatie niet mag worden vereenzelvigd.

Ja, het evangeliseert óók; o, zonder twijfel; maar is er één tak van Christelijken arbeid, in het publiek verricht, die niet evangeliseert? Kunnen we ooit in het openbaar, voor het oog der „wereld" iets doen voor het Koninkrijk Gods, dat niet evangeliseert?

En toch, dat noemen we géén Evangelisatie. Dat is niet de Evangelisatie, waarvoor onze Kerken het spoor hebben getrokken en waarover de Synode van Middelburg een besluit genomen heeft.

De Evangelisatie, waarover het gaat, waarvoor de lijnen getrokken zijn, is de arbeid aan de van God en Zijn Woord en Zijn Kerk vervreemden, om hun te prediken het Evangelie. Alle andere arbeid, die wel óók evangeliseert, maar zich tot het hiertwven gezegde niet bepaalt, is niet, wat wij Evangelisatie noemen en waarover het gaat.

De heer Bruins mag niet zeggen, dat wij principieel nooit een scheidslijn kunnen trekken — want dat is niet geheel juist. Iets anders jgezegd, zou het juist zijn: practisch kunnen we heel vaak de scheidslijn niet trekken; volkomen eens.

Maar, de praktijk bepaalt niet, wat het princiep zal zijn. En niet de praktijk maakt uit, wat Evangelisatie is, maar het princiep. Het princiep heeft onder ons volkomen zekerheid; d.w.z. de vraag, wat Evangelisatie is; zie boven. De praktijk wijst aan, dat behalve dien specialen arbeid der Evangelisatie er ook nog evangeliseerend wordt gewerkt op allerlei andere manier, doordat practisch niet steeds de scheidslijnen te trekken zijn; wie deelt nu als Christen zijn leven in hokjes in; wie waakt nu angstvallig, om alleen, wanneer hij het bepaalde gebied der Evangelisatie betreedt, te laten zien en hooren aan anderen, aan verlorenen, wat het Evangelie der genade is?

Maar wanneer iemand dan iets doet, waarbij hij óók evangeliseert, dan doet hij daarom nog niet 't werk der Evangelisatie, die van de Kerk uit moet gaan!

Of anders zou men de stelling moeten aandurven, dat de Kerk al dien arbeid op zich moet nemen, krachtens het princiep. Dan zou, ik wil één voorbeeld noemen, de Kerk aan zich moeten trekken de Christelijke krankzinnigen-verzorging, omdat daar óók wordt geëvangeliseerd; en de Gereformeerde Ziekenhuizen, omdat daar eveneens wordt geëvangeliseerd; de Christelijke pers; de Christelijke school, enzoovoort.

De fout, die de heer Bruins maakt^ is deze, dat hij niet voldoende heeft onderscheiden tusschen de Evangelisatie, die niets anders doet, dan op^ zettelijk evangeliseeren (dat is arbeid van de Kerk; ik geloof niet, dal permanente samenwerking daarin mogelijk is, zelfs niet tusschen Christenen van precies dezelfde belijdenis) — en allerlei Christelijken arbeid, die dat engere doel niet heeft: -maar die door haar praktijk onophoudelijk óók evangeliseert Dat is arbeid, die de Kerk als instituut onmogelijk kan doen, wil ze niet Roomsch worden en heel het Christelijke leven trekken in haar invloedssfeer en onder haar directe leiding.

Voor wat dezen arbeid betreft, moet ik echter nog éen tweede opmerking maken.

De heer Bruins neme me niet kwalijk, wanneer ik zeg, daf hij ook op een tweede manier het geheel bizondere van den arbeid onder de werkloozen niet in het oog gehouden heeft.

Er zijn een groot aantal werkloozen, in de Rijkswerkverschaffing te werk gesteld. Vogels van diverse pluimage. Gereformeerden, orthodoxe Hervormden, Chr. Gereformeerden, enz. En verder een zeer groot getal ongeloovigen en verdoolden.

Daaronder zal nu worden gearbeid. Door wie? Zouden dus, wanneer Gereformeerden als ik de lijnen precies hadden willen trekken, de Gereformeerde Kerken in de buurt, dus b.v. in Steenwijk, Almelo, Geesteren-Gelselaar, enz. eens hebben moeten besluiten, den arbeid ter hand te nemen, en er iemand op uil moeten zenden, om onder die menschen te brengen het Evangelie?

Zou b.v. de Kerk van Deventer een dienaar des Woords hebben moeien aanwijzen voor dien arbeid?

Maar misschien is het bekend, dat een dergelijke wijze van doen op een volkomen mislukking zou zijn uitgeloopen.

Want, niet te vergeten: in de kampen der te werk gestelden staan we op Regeeringsterrein. Niemand, die zonder verlof van de Overheid zelfs het terrein betreden mag.

En de Regeering zou aan de Gereformeerde Kerk van Deventer geen verlof hebben gegeven voor het werk. Want de Regeering zelf heeft, toen deze arbeid in het zicht kwam, iets gedaan. Ze heeft bevorderd, dat de geestelijke verzorging van de Prolestantsche arbeiders werd ter hand genomen, en de twee daarvoor benoemde werkers werden gesalarieerd. Dat werk moest door één Protestantsch-Christelijk Comité worden ter hand genomen.

Hier bleef er dus geen keuze overig. De vraag, óf de Kerken het zouden doen alleen, of dat ze met anderen zouden samenwerken, gelijk het nu is, kwam niet ter sprake.

Die kunnen we wel bespreken, als we staan op terrein, waar ieder vrij is en dat dus in zekeren zin aan ieder toebehoort, althans voor ieder toegankelijk is; maar waar we op regeeringsterrein staan, is de zaak geheel anders. Daar heeft de Regeering hel recht, en niet de Kerk.

Zoowel formeel, wal de organisatie en haar totstandkoming, als wat hel karakter van den arbeid zelf betreft, heeft de heer Bruins de dingen niet goed gezien in zijn brochure, die van groote liefde voor hel samengaan van Christenen getuigenis aflegt.

Maar — men kan ook warm voor iets gevoelen, en toch de plank misslaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Incidenteele samenwerking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's