Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gered

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gered

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

John Harper is samen met Nina en Jessie met de trein onderweg naar Southampton. Ondertussen zijn Henry en Tom aan boord van de Titanic en varen van Belfast eveneens naar Southampton.

Southampton, april 1912

Er klinkt een fluitend geluid. Wielen knarsen en wolken stoom belemmeren het uitzicht. John Harper kijkt Nina en Jessie aan. “Geachte dames, we zijn er bijna. De volgende halte is Southampton”, zegt hij met een deftige stem. Nina giechelt en kijkt Jessie aan. Ze zit op haar knietjes voor het raam en zwaait naar alles en iedereen wat voorbijkomt. Als een andere trein hen passeert, schiet ze met een gilletje naar achteren op de bank.

“Wat zal ik blij zijn als ik weer vaste grond onder mijn voeten heb”, verzucht Jessie.

Met veel lawaai komt de trein tot stilstand. “Blijf nog maar even zitten”, zegt John, terwijl hij wegloopt. Even later komt hij terug met een kruier, een man die bagage draagt. Hij wijst de spullen aan en samen stappen ze de trein uit. Jessie en Nina kijken hun ogen uit. Wat is het hier druk! Sommige treinen staan stil, mensen lopen heen en weer en buiten het station zien ze verschillende automobielen rijden. John wijst hen de weg. Even later zijn ze bij de herberg waar ze zullen slapen. Hun bagage wordt naar de haven gebracht. Morgen, morgen gaan ze aan boord van de Titanic!

Die avond zit John naast het bed van zijn kleine meisje. “Nina, kom eens even bij papa zitten.” Ze klimt op zijn knie. John ruikt aan haar frisse haren. Hij opent de Bijbel en leest haar een gedeelte voor. “Hoor je dat Nina? De discipelen wilden de kinderen tegenhouden. Ze dachten misschien dat de kinderen te klein waren om bij Jezus te komen. Of dat de Heere Jezus te belangrijk was om zich met kinderen bezig te houden. Maar dan bestraft Jezus Zijn discipelen. Hij zegt: ‘Laat de kinderen tot Mij komen.’ Hou ze niet tegen. Het Koninkrijk van God is er ook voor kinderen. Nina, jij bent ook een kind. Jij hebt de Heere Jezus nodig. Geloof in Hem meisje, dan mag je ook bij het Koninkrijk van God horen. Dan is de Heere bij je en ben je nooit alleen.”

Aandachtig kijkt Nina haar vader aan. “Gaat u weg, papa?”

“Ik ga straks naar mijn eigen kamer, lekker slapen. En Jessie slaapt hier bij jou.”

“Maar als u weggaat, ben ik dan niet alleen?”

John glimlacht. “Nee Nina, als papa weggaat blijft de Heere bij jou.” Samen knielen ze neer. John bidt voor zijn kleine meisje, voor Jessie, voor zichzelf en voor alle andere mensen die net als zij de grote reis gaan maken.

“We zijn allemaal op reis. Op reis naar de eeuwigheid. Heere wilt U ons geloof geven, wilt U met ons mee gaan en bij ons blijven?”

Even later stopt hij Nina onder en aait over haar hoofd. “Welterusten lief meisje.”

“Welterusten papa.” Ze klemt haar pop in haar armen en kijkt haar vader aan. “Gaat u maar naar uw kamer hoor. Ik ben toch niet alleen.” Met een glimlach op zijn gezicht trekt John de kamerdeur zacht achter zich dicht.

Aan boord van de Titanic, onderweg naar Southampton

Met een schok schrikt Henry wakker. Waar is hij? Wat voelt alles raar! Hij kijkt om zich heen. O ja, hij is onderweg naar Amerika! Het varen voelt vreemd en tegelijk vertrouwd. Alsof hij altijd geweten heeft dat hij op een dag een zeereis zou maken.

Hij kijkt in het bed onder zich. Daar ligt Tom met open mond te slapen. Wacht, hij zal hem eens laten schrikken. Met een sprong belandt hij naast het stapelbed terwijl hij “Alle hens aan dek!” brult. Tom schiet overeind en stoot zijn hoofd tegen de bodem van het bed boven hem.

“Wat, wat is er aan de hand?” stamelt hij. Dan kijkt hij in het lachende gezicht van Henry. “Man, ik schrik me wild! Ik krijg jou nog wel…”

Na het ontbijt dwalen ze over het schip. Het ene dek na het andere, van onder tot boven. Als morgen de andere passagiers aan boord komen, zullen ze op het dek van de derde klas moeten blijven. Daar is ook een zit- en rookkamer en een open ruimte in de boeg. Hun eetkamer is een etage lager.

Ze gaan de trap op naar boven. Aan boord van het schip zijn drie liften zodat mensen die geen trap kunnen of willen lopen toch naar boven of beneden kunnen. Er is een zwembad aan boord, een sportruimte, een bibliotheek, een restaurant waar je kunt bestellen wat je wilt. Het duizelt de jongens van alles was er mogelijk is.

Het achtergedeelte van het sloependek is de buitenruimte voor de tweedeklaspassagiers. Henry haalt diep adem. Ah… heerlijk, die frisse zeelucht! Boven hun hoofd wiegen de reddingssloepen zacht heen en weer. “Kleine bootjes maar”, merkt Tom op.

“Ja, eerst hadde ze er nog veel meer op willen hange maar Ismay wil niet dat de mensen bang worre. Wat mot je tenslotte met een reddingssloeppie op een onsinkbaar schip?” zegt Henry terwijl hij onverschillig zijn schouders ophaalt. Hij wijst. “Late we die gave trap nemen naar bove naar de eerste klas.”

Met zijn hand glijdt hij over het prachtige houtsnijwerk. Dat hebben die Hollanders toch maar mooi gefikst. Hij heeft ze weken aan het werk gezien. Ja, die gasten kunnen er wat van! Het hout voelt glad aan.

Ineens denkt Henry terug aan de man die een splinter in zijn been kreeg bij de tewaterlating. “Hé Tom,” zegt hij, “ik ben helemaal vergete te frage hoe het met die kerel is afgelope.”

“Welke kerel?” Tom kijkt hem verbaasd aan.

“Nou, die kerel met die splinter die we nog geholpe hadde.”

Toms gezicht betrekt. “Joh, heb je dat niet gehoord? Hij is een week na het ongeluk gestorven. Hij kreeg koorts en een infectie.”

Henry schrikt. “Das erg! Ik had helemaal nie meer aan hem gedach. Perrie vroeg of ik iets wis en ik hep gesegd dattie koorts had. Hij sou iemand naar hem toe sture…”

Tom knikt. “Ik heb gehoord dat Perrie nog een dokter heeft gestuurd, maar het was al te laat.” Nadenkend kijkt hij over het water. “We hebben drie jaar aan de Titanic gewerkt met duizenden mensen, maar er zijn ook best wat ongelukken gebeurd.”

Al pratend komen ze bij het deftige deel van het schip. Tom wenkt Henry en loopt naar een open deur. “Hier is zo’n suite. Laten we stiekem even kijken hoe dit is geworden.” Henry kijkt om zich heen, niemand te zien. Snel loopt hij achter Tom aan, die de suite binnenloopt alsof hij er hoort. Hij hoort Tom zachtjes fluiten. “Nou, nou, kijk hier eens joh!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

Daniel | 40 Pagina's

Gered

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

Daniel | 40 Pagina's