Een brief van pastor Judas (1)
Pastoraal – zo heet de rubriek waarin dit artikel (het eerste in een serie van drie) verschijnt. Dit woord roept bij mij, en misschien ook wel bij u en jou, vooral warme gevoelens op.
Pastoraal: dat wijst immers op de inspanningen en de gezindheid van de pastor, de herder. De man die zich verantwoordelijk weet voor de schapen. De kudde die aan zijn zorg is toevertrouwd. De gezonde schapen, maar ook de zieke, de zwakke, de hulpbehoevende schapen. En niet te vergeten: de dwalende en afgeweken schapen. De herder moet hen leiden en weiden, hoeden en voeden, op de manier zoals die het beste voor hen is. Hij is gericht op het behoud van hen allemaal. Het grote voorbeeld is natuurlijk de Heere Jezus, de grote Herder van de schapen. Een woord van Hem: ‘Ik ben de goede Herder. De goede Herder stelt Zijn leven voor de schapen. Mijn schapen horen Mijn stem. Ik ken hen, en ze volgen Mij.’
Het is overigens maar de vraag of bij deze herderlijke zorg alleen maar strelende woorden en een zachte benadering horen. In de herderspsalm bij uitstek, Psalm 23, horen we over troost. Maar die troost wordt ontvangen door middel van ‘Uw stok en Uw staf’. Met die herdersattributen zal regelmatig een gevoelige tik zijn uitgedeeld …
Dienstknecht
In deze drie bijdragen wil ik met u luisteren naar de stem van een pastor uit de Bijbel. Judas heette hij. Judas? Nee, niet Judas Iskariot, de discipel van de Heere Jezus, die Hem uiteindelijk verraden heeft. Ja, ook deze Judas heeft in de naam van zijn Meester gepreekt en zelfs wonderlijke tekenen gedaan. Maar hij bleek een valse herder, een huurling, te zijn. Hij dus niet. De man die ik bedoel, kennen we als de schrijver van het kleine briefje dat zijn naam draagt. Bijna aan het eind van de Bijbel treffen we het aan. In de schaduw van het veel imponerender boek, de Openbaring van Johannes.
Deze Judas noemt zichzelf bescheiden ‘een dienstknecht van Jezus Christus’. En dat terwijl hij, evenals Jakobus, een halfbroer van de Heere Jezus was. Alle drie zonen van Maria, de moeder des Heeren. Een dienstknecht van Hem ben ik, schrijft Judas. Het woord dat hij hiervoor gebruikt, betekent eigenlijk slaaf, lijfeigene. Zo’n slaaf was toentertijd het eigendom van een ander. Hij was het onvervreemdbaar bezit van zijn heer. Zoals vee en meubilair en onroerend goed het eigendom van iemand zijn. Als slaaf had je geen enkel recht. Je meester kon naar eigen believen met je doen wat hij wilde. Hij kon je verkopen, of andere dingen met je doen. Welnu, zo beschouwt Judas zich als het bezit, het eigendom van Hem Die naar het vlees zijn broer is, maar Die in de Geest zijn Meester is. En Judas is niet meer dan Zijn slaaf, Zijn lijfeigene. In Zijn dienst is hij.
Judas schrijft zijn brief ‘aan de geroepenen, die door God de Vader zijn geheiligd en die door Jezus Christus worden bewaard’ (Judas 1: 1). Wie deze geroepenen precies geweest zijn, weten we niet. En waar ze woonden evenmin. Er wordt wel gedacht aan een of meerdere gemeenten in Klein-Azië, maar het kan ook in Syrië geweest zijn. We weten dat in die tijd op veel plaatsen jonge christelijke gemeenten te vinden waren. Misschien heeft Judas zijn brief wel geschreven in de tijd dat de gemeenten onder de druk van vervolging en verdrukking verstrooid waren, zoals dat het geval is met de brieven van de apostel Petrus. Maar ook al horen we hier niet hun namen zoals ze onder de mensen bekend waren, hier worden ze genoemd met hun namen die bekend waren bij God: ze zijn geroepen, ze zijn geheiligd, ze zijn bewaard. En dat door de drie-enige God Zelf.
Gemeenschap
Wat wil Judas met zijn brief? De inleiding laat zien dat hij erg gemotiveerd is om deze brief te schrijven. Er spreekt zelfs een bepaalde gedrevenheid uit. Met alle inzet, met veel ijver zette hij zich ertoe ‘u te schrijven …’ Waarover? Over de gemeenschappelijke zaligheid. Judas zoekt door middel van zijn brief de gemeenschap der heiligen. Hij is misschien ver verwijderd van zijn broeders en zusters die een even dierbaar geloof als hem verkregen hebben. Het zijn misschien ook heel andere mensen dan hij. Hij, een Jood. De anderen – onder hen zijn ook Joden, maar evenzeer Grieken en Galaten, Macedoniërs, Syriërs en Romeinen wellicht. Hij, een man.
Maar onder die anderen waren ook vrouwen. Vrije mensen, maar ook slaven. Allerlei soorten mensen. Maar ze hadden iets gemeen: de zaligheid. Die zaligheid is de band die trekt. Er is een gemeenschappelijkheid die hen bindt. En Judas voelt de sterke drang, hij heeft de grote behoefte om die gemeenschap ook te beoefenen. ‘Ik doe naarstigheid ...’, zo schrijft hij, ‘ik beijver me, ik wil niet anders dan dat ...’ Hij zegt: dat wil ik met u delen. Want dat heb niet alleen ik, dat hebt u ook ... Aldus Judas, de pastor.
Het is niet voor niets dat hij zijn brief begint met ‘Geliefden’. Er is een liefdesband die trekt. Die wijst allereerst op de liefde die van Boven komt. Judas weet: degenen aan wie ik schrijf, die zijn door God geliefd. Voorwerp van eenzijdige, eeuwige liefde. God, de drie-enige God, heeft in liefde op hen neergezien. Wel, als ze door God geliefd zijn, dan heb ik ze ook lief. Want hijzelf mag door genade ook in die liefde delen. Hij kent er ook wat van, wat Paulus aan de gemeente van Rome schreef: ‘... de liefde Gods is in onze harten uitgestort, door de Heilige Geest Die ons is gegeven.’ Die liefde die voortkomt uit het hart van de Heere, die doet ook menselijke harten ineen smelten. Beiden zijn voorwerp van genade en van goddelijke liefde. Wel, dan hoeft Judas er geen moeite voor te doen om te schrijven: ‘Geliefden ...’
Vermaning
Maar – en dat is de grote verrassing aan het begin van deze brief – het komt er niet van. Van het schrijven van zo’n brief. Over de gemeenschappelijke zaligheid. Misschien heeft Judas de eerste letters al op papier gezet. Om breed en diep te gaan schrijven over de inhoud van die zaligheid, over de weg der zaligheid, over de Bron van de zaligheid en over de heerlijkheid der zaligheid. Maar het komt er niet van.
Er is iets anders, waarmee hij zijn brief vullen moet. En wij weten: het is de Heilige Geest Die hem daarin leidt. O jawel, het kan goed en vertroostend zijn ... En het kan bij tijden ook nodig te zijn ... Om elkaar te wijzen op de gemeenschappelijke zaligheid. Op dat, wat ware christenen aan elkaar bindt. De gemeenschap der heiligen – ze moet zeker beoefend worden. Dat kan niet anders. Want het is een en dezelfde Geest Die de lidmaten van Christus niet alleen aan het Hoofd verbindt, maar ze ook aan elkaar verbindt. Het hoort bij het Bijbelse pastoraat dat je de ander, die een even dierbaar geloof ontvangen heeft, opzoekt, en hem of haar bemoedigt: ‘Komt, maakt God met mij groot. Verbreidt, verhoogt met hart en stem, de nooit volprezen Naam van Hem, Die ons behoedt in nood.’ Lezen we het ook niet van de apostel Paulus, dat hij moed schiep, toen hij de broeders zag!
Zo wil ook Judas het. Door middel van zijn brief. Maar het wordt hem verhinderd. Het is alsof de Heilige Geest er een sluier overheen trekt. ‘Nee Judas, hoe goed het ook zou zijn, dat zal dit keer de inhoud van je brief niet zijn. Er is iets anders waartoe Ik je aanzet om je brief mee te vullen.’ En trouw aan zijn pastorale roeping schrijft Judas het: ‘Ik word genoodzaakt u te schrijven met de aansporing om te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is.’ Geen lofzang zal er dus klinken in Judas’ brief, maar een aanzet tot strijd. Geen vertroosting, maar vermaning. Geen met elkaar delen in de dingen van de zaligheid dit keer, maar elkaar aanzetten tot waakzaamheid. De inhoud van het geloof dat ons is overgeleverd, het pand dat ons in handen gegeven is, dat moet worden bewaard! Daar moeten we voor waken. Het is al te kostbaar om het te laten aantasten door onzuiverheid. Judas is hierin een voorbeeld. Hij gehoorzaamt aan zijn roeping. Liever had hij bemoedigende en vertroostende woorden laten horen. Maar de nood van de kudde, belaagd door binnensluipende wolven, dringt hem om op te roepen tot waakzaamheid en strijd. In het spoor van de grote Herder der schapen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 2020
De Wekker | 24 Pagina's