Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Gebroken hart, toon Hem uw wonden …’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Gebroken hart, toon Hem uw wonden …’

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze God heeft bijzonder oog voor wie zwak is. De christelijke gemeente dient daarom een plek te zijn waar iets van deze herderlijke zorg zichtbaar wordt. Volmaakt zichtbaar is het in het leven van de lijdende Knecht, onze Hogepriester in de hemel.

Laten we eerst nog eens tegen elkaar zeggen dat de grens tussen lichamelijke en psychische zwakte heel dun is en maar heel betrekkelijk. We zijn als mens een twee-eenheid van lichaam en ziel, lichaam en geest. Deze holistische mensvisie is gegeven met de schepping van de mens als ‘het beeld van God’. Wanneer we ons hieronder laten meenemen door wat ons vanuit de Bijbel aangereikt wordt over ‘zwak’ dan geldt dat onze psychische en lichamelijke moeiten in alle variaties die er zijn. Het is maar dat niemand hoeft te denken dat hij of zij net buiten een bepaalde groep valt. Het handboek dat de psychiatrie gebruikt (DSM-5), deelt in. Je krijgt je plek volgens een bepaalde tabel toegewezen. Het woord van de levende God deelt uit. Er wordt een veilige plek aangewezen.

Gebroken harten – verbroken verbinding

In de Bijbel klinkt het loflied op de schepping van de mens. Immers ‘met heerlijkheid en eer hebt u hem gekroond’ (Psalm 8). Deze hoge positie is niet verleend als bezit, maar een geschenk van de Schepper die in afhankelijkheid van Hem ontvangen wordt. Er klinkt echter een tegenstem, een klaagzang. De klacht van God de Vader over de gevallen mens, de aanklacht van God de Rechter van de opstandige mens. Een lied over de misère van de mens die zich verwondt aan ‘doornen en distels’, wiens leven getekend is door ‘bloed, zweet en tranen’. Zeker, van meet af aan is de mens als zodanig gevormd uit ‘het stof van de aardbodem’ en in zichzelf ‘vlees’. Deze typering wijst op de broosheid, kwetsbaarheid en het aangewezen zijn op de adem van de Schepper om tot leven te komen en in leven te blijven. De zondeval luidt het oordeel in van het stervensproces, een vergaan door Gods toorn (Psalm 90). ‘Vlees’ is niet meer slechts broos, maar ook ‘boos’ (slecht) (Gen. 6: 5). In deze ‘boosheid’ en ‘broosheid’ komt de verbroken verbinding tot uitdrukking.

Psychische en lichamelijke moeiten zijn eigen geworden aan ons bestaan vanwege de verbroken sjaloom: de vrede (harmonie) met God, met elkaar en met onszelf is doorbroken. Die verbroken verbinding kan worden samengevat met het woord ‘zwakheden’ dat ons bestaan kenmerkt. Niet als goedkope dooddoener, maar wel als dieptepeiling kan het samengevat worden met: ‘waren er geen zonden, dan waren er geen wonden’. Onze zwakten kunnen zo gemakkelijk leiden tot ontrouw en opstandigheid, moedeloosheid en argwaan tegenover God en medemensen. Dat is eens te hef - tiger zo omdat Gods tegenstander een duivels plezier heeft in onze psychische moei-ten en akelig gemeen onze zwak ke plekken weet te misbruiken als we lijden onder dwangneurosen, angstcomplexen en een persoonlijkheid die – soms zelfs letterlijk – verbrokkeld is of opgesloten is in een gevangenis van een waan. In de Psalmen zijn de woorden gegeven om onze machteloosheid woorden te geven als we ons overgeleverd voelen aan de grillen van ‘de sterke’ (Ps. 18: 18; 35: 10, 142: 7).

Verbroken verbinding – genezende woorden

In deze situatie klinkt het Woord van de levende God. ‘Een stem zegt: Roep! En hij zegt: wat zal ik roepen? Alle vlees is als gras en al zijn goedertierenheid als een bloem op het veld. Het gras verdort, de bloem valt af, als de Geest van de HEERE erover blaast. Voorwaar het volk is gras. Het gras verdort, de bloem valt af, maar het Woord van onze God bestaat voor eeuwig.’ (Jes. 40: 6-8).

Mensen die de verbinding met zichzelf, met anderen en met de Ander zijn kwijtgeraakt worden opgezocht. God zoekt de mens die al bevend voor Hem vlucht. De HEERE wendt Zijn kracht aan om hulpeloze en zwakke zondige mensen te hulp te komen, te bevrijden, draagkracht te geven en hen nabij te zijn in hun diepe nood (Deut. 32: 36, Ps. 28: 7-8; 138: 3, Jes. 40). De wonderlijke toewending van God via de dienst van de verzoening die Hij geeft, is de doorgaande lijn in Oude en Nieuwe Testament. En dan blijkt dat de drie-enige God bijzonder oog heeft voor wat zwak, nietig en onaanzienlijk is (1 Kor. 1: 27-29).

Nu tekent de Bijbel de mens vanuit drie gezichtspunten: als schepsel, als zondaar en als gelovige. De vraag is hoe we onze zwakheden hebben te zien als de verbroken verbinding hersteld is? Het gaat voor de gelovigen om een verzoende schuld en een gedeelde smart.

Jezus heeft deelgenomen aan het menselijk bestaan in zijn zwakheid, broosheid, kwetsbaarheid en vergankelijkheid (Hebr. 2: 14). Deel krijgen aan vlees en bloed betekende voor Hem lijden in ons van God vervreemde bestaan, het aan de dood en de slavernij vervallen leven. De hele lijdensweg van Jezus wordt – niet alleen aan het einde van Zijn leven in Gethsémané en Golgotha - uitgetekend in de woorden tranen, roepen, smeken en bidden (Hebr. 5: 7-8). Zo komt ‘na een korte tijd’ het lied van Psalm 8 weer tot klinken, al is het dat we het nu nog niet aan den lijve kunnen ervaren (Hebr. 2: 9).

Jezus’ deelname aan ons leven als lijden staat echter wel in een heel bijzonder licht. Het gaat immers om het geheel unieke lijden van Hem als de offerdienst die Hij als Hogepriester volbrengt ‘om de zonden van het volk te verzoenen’ (Hebr. 2: 17). In Zijn leven blijkt Hij werkelijk dé medelijdende Hogepriester te zijn (Hebr. 4: 15): ‘Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze is verzocht, maar zonder zonde.’ Ieder Evangelie is op een eigen wijze getuige van de vervulling dat Jezus onze ongerechtigheden en zonde, maar eveneens onze zwakte en gebrokenheid op Zich genomen heeft (Jes. 53).

Jezus’ sympathie (letterlijk: medelijden) komt overeen met de vereisten van iedere hogepriester. In de eerste plaats moet hij een aanstelling hebben ontvangen en niet zichzelf tot hogepriester uitgeroepen hebben. In de tweede plaats – en daar gaat het nu om – moet hij iemand zijn die ‘voluit kan medelijden hebben met de onwetenden en dwalenden’. Hij dan wel méér nog dan welk mens ook: de aardse hogepriester is zelf zondaar en houdt nog bepaalde afstand tot wie tot hem komen. Voor deze hogepriester wordt een ander woord voor ‘medelijden’ gebruikt, een woord dat zoiets betekent als: begrip opbrengen voor of tegemoetkomend (Hebr. 5: 2-3). Onze hemelse Hogepriester is meer nabij dan welk mens ook.

Door Jezus’ delen in onze zwakheden – onze psychische moeiten – is het voor de kinderen van God een gedeelde smart in de diepe zin van het woord. Misschien is het in dit verband nuttig te herinneren aan de woorden uit Johannes 12: 27: ‘Nu is mijn ziel in beroering en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos me uit dit uur’. Hieruit blijkt dat wanneer onze geest lijkt op een puzzel die helemaal door elkaar ligt dat als zodanig geen zonde of gebrek aan geloof is.

Bij dit alles gaat het gelukkig om meer dan een ons herinneren dat Hij – ooit eens, bijna tweeduizend jaar geleden – net als wij verzocht is geweest. Nee, nadrukkelijk wordt gezegd dat wij een Hogepriester hebben die kan medelijden. Hoe Hij Zich kon en wilde inleven in ons bestaan toonde Hij niet alleen tijdens Zijn aardse leven, maar zo is Hij vandaag nog altijd met Zijn hart bij het verlorene en het zwakke. Als de mede lijdende Hoge priester is Hij vandaag werkelijk aan wezig in al onze dwaaltochten, onze verwarring en verlorenheid, achter onze van buiten vergrendelde gevangenisdeuren, aan onze ziekbedden en bij onze graven.

Gemeente als de belichaming

Wanneer we denken aan de gemeente als lichaam van Christus dan dienen we te rekenen met onze zwakken. Maar dan niet op een betuttelende of zelfs hooghartige manier: ‘Jij bent zwak, maar kijk me eens over jouw ontfermen.’ Juist de ander die zich in zijn of haar zwakheid, psychische nood, tot ons wendt, ontvangen we met respect in het besef dat we veel van hen kunnen leren. ‘Ja meer nog, de leden van het lichaam die de zwakste schijnen te zijn, zijn echter juist noodzakelijk. En aan de leden van het lichaam die wij als minder eervol beschouwen, verlenen wij groter eer en onze oneerbare leden krijgen een grotere eer.’ (1 Kor. 12: 22- 23). Weerloos is heel wat anders dan waardeloos! Alle ‘lichtvoetigen’ hebben dringend de wijsheid nodig van hen die leven ‘met een gewicht’.

Het gaat ook in de omgang met psy chische moeite en zwakheid om het leven in de navolging van Christus. Wanneer we door de Geest leven, laten we ook door de Geest wandelen. Zo kan het lichaam van Christus de ogen van Hem gaan vertonen die met innerlijke ontferming bewogen is over wie niet meer op eigen benen kan gaan en staan. Dan zullen er woorden klinken die genezend zijn, terwijl onze ziel en geest verwond zijn door stekende woorden. We zullen daarbij ook dienen te beseffen dat psychische moeite zich niet altijd als ‘zwak’ toont. Hoeveel ongenaakbaarheid is er niet vanwege het onverbonden zijn. Hoeveel cynisme vanwege de broosheid en kwetsbaarheid van ons bestaan. Psychische pijn heeft zo vaak een masker op. Ontmaskeren is een heilzaam onderdeel van het Evangelie.

De gemeente mag getuige en de belichaming zijn van die genade dat slappe handen weer sterk worden en wankele knieën weer stevig zullen zijn. Dat is allereerst gave (Jes. 35: 3-4), maar ook een opgave (Hebr. 12: 12). Met het oog hierop gaat het om een met volharding lopen van de wedloop die voor ons ligt. Wat is daarvan de Krachtbron? Het oog gericht op Jezus, de Leidsman en Voleinder, de grote Voorganger. In Zijn voetspoor – al zien we geen hand voor ogen soms – ontvangen moedelozen weer moed en ontvangen we kracht om het kruis te dragen en te verdragen.

Waarom mag iemand juist zoveel veiligheid en begrip verwachten binnen de christelijke gemeente? Omdat binnen die gemeente de wet van het Koninkrijk van God geldt: ‘Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’ en ‘Als ik zwak ben, dan ben ik machtig’ (2 Kor. 12: 9-10). Hoe deze paradox echt waar is? Alleen in en door de kracht van Christus! ‘Gebroken hart, toon Hem uw wonde; het is de sterke God, Die redt.’

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 2020

De Wekker | 24 Pagina's

‘Gebroken hart, toon Hem uw wonden …’

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 2020

De Wekker | 24 Pagina's