Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een gezonde gemeente!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een gezonde gemeente!

Titus 1

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De introductie

De verzen 1-4 van de brief aan Titus laten een patroon zien dat je vaker tegenkomt in de brieven van Paulus. Het is het veelgebruikte patroon van schrijver-lezer(s)-groet. Paulus begint met zich te introduceren als een dienstknecht, letterlijk slaaf, van God een apostel van Jezus Christus. Hij is door God geroepen en heeft de opdracht gekregen om mensen tot geloof te brengen en tot de kennis van de waarheid. Dat is niet slechts intellectuele kennis van de waarheid maar ook de godsvrucht of godzaligheid die daarmee gepaard gaat. Het gaat om het hoofd, het hart en de volledige levenswandel van de gelovigen. Paulus noemt hen de uitverkorenen van God. Zij hebben het geloof zich niet zelf eigen gemaakt maar het is hun geschonken door Gods genadige beslissing om het evangelie van Christus door de prediking bekend te maken onder joden en heidenen.

God is volgens Paulus een betrouwbaar God. Een God Die niet liegen kan en het eeuwige leven beloofd heeft. In de hoop op het eeuwige leven verricht de apostel Paulus zijn werk in het koninkrijk van God. Deze hoop is geen twijfelachtige hoop maar in deze hoop ligt een vaste zekerheid. Daarom is de prediking van het evangelie ook niet zinloos.

“Aan Titus, mijn oprechte zoon overeenkomstig het gemeenschappelijk geloof” (vers 3b). Dat is het geloof in de Heere Jezus Christus. Titus is een naaste medewerker van Paulus. Door het geloof in Christus zijn ze aan elkaar verbonden. Paulus is de geestelijk vader van Titus. Wie de biologische ouders van Titus zijn weten we niet. Zeker is dat hij een Griek was, wat betekent dat hij van niet-joodse afkomst is. Paulus en Barnabas hadden hem meegenomen naar Jeruzalem waar hij niet werd gedwongen zich te laten besnijden (Gal 2: 1-3).

Als christen uit de heidenen zet Paulus hem in om onder de heidenen te werken. Hij was bekend in de gemeente van Korinthe. Daar stond hij bekend vanwege zijn toewijding en zodoende was hij vanwege zijn kwaliteiten een gewaardeerd persoon (2 Kor. 7:15; 8: 16-17). Paulus was bekend met de kwaliteiten van Titus en hij heeft hem mogelijk om die reden aangewezen om op Kreta aan het werk te gaan. In vers 4 eindigt Paulus zijn introductie met een apostolische groet.

De opdracht

Titus bevindt zich op het eiland Kreta, een strategisch gelegen eiland, centraal in de Middellandse Zee dat bekend stond als het eiland van honderd steden. In vers 5 zegt Paulus dat hij Titus daar met een bepaalde reden heeft achtergelaten. Dit doet ons vermoeden dat Paulus zelf ook op Kreta is geweest. We hebben echter geen enkele aanwijzing dat Paulus Kreta zelf bezocht heeft, afgezien van de korte stop tijdens Paulus’ reis in gevangenschap in een plaats die Schone Havens werd genoemd bij de stad Lasea (Hand. 27: 6-7). Over Titus wordt daar echter niet gesproken.

Kreta was een eiland met een sterk vertegenwoordigde joodse gemeenschap en zodoende misschien ook al vroeg in aanraking gekomen met het evangelie van de Heere Jezus Christus. Mogelijk door joden die op de Pinksterdag in Jeruzalem tot geloof waren gekomen (Hand. 2: 11). Over het hoe en wanneer Titus op Kreta gekomen is zegt de Bijbel niets. Wel wordt de reden gegeven voor zijn aanwezigheid op het eiland. Titus moet op orde brengen wat er nog ontbrak. Op Kreta is een basis gelegd, er zijn in de verschillende steden gemeenten ontstaan. Nu moet Titus deze steden opnieuw bezoeken en de gemeenteopbouw afronden door er presbyters, oudsten ook wel vertaald als ouderlingen, aanstellen die leiding kunnen gaan geven aan de gemeenten. Dit is een handelswijze die Paulus eerder ook hanteerde (Hand. 14: 21- 23). Paulus keert nadat zij het evangelie hebben verkondigd terug naar Lystre, Ikonium en Antiochië. De gemeenten worden versterkt en aangespoord in het geloof en in elke gemeente werden ouderlingen gekozen. Op Kreta moet Titus nu hetzelfde doen. De leiding van de gemeente moet in vertrouwde handen zijn. Dit zorgt voor continuïteit van onderwijs in de gemeente.

Het valt op dat hier, maar ook in Hand. 14, alleen wordt gesproken over het aanstellen van ouderlingen. Dit, terwijl op andere plaatsen zoals in 1 Tim. 3 er ook sprake is van het aanstellen van diakenen. Dit is minder vreemd dan het op het eerste gezicht lijkt. Dat Titus geen diakenen aan hoeft te stellen doet niets af van het feit dat met het aanstellen van ouderlingen organisatorisch de gemeenten op Kreta op orde werden gebracht. We moeten ons voorstellen dat de gemeenten in eerste instantie door oudsten werd geleid. Op die plaat sen waar het ambtelijke werk voor hen te zwaar werd en ze het niet meer aankonden werden er diakenen aan gesteld die verschillende taken overnamen. Dit zien we ook terug in de gemeente van Jeruzalem (Hand. 6: 1-7). Om deze reden komen we in tegenstelling tot de taakomschrijving van de ouderlingen een veel minder strakke taakomschrijving van diake nen tegen in de Bijbel. Zij namen immers een deel van de taken van de ouderlingen over. Dit kon per gemeente verschillen. De strakke begrenzing van taken die we vandaag de dag tegenkomen en waarmee de ambten soms worden dichtgetimmerd komen we in de nieuwtestamentische gemeente niet tegen. Daar zien we een bepaalde soepelheid waarmee werd gekeken hoe de gemeente het best gediend kon worden tot verheerlijking van God door de verkondiging van het evangelie van Christus en tot opbouw van de gemeente.

Niet iedereen kwam zomaar in aanmerking voor het ambt van ouder ling. In vers 6 worden kenmerken weergegeven waaraan een ouderling moet voldoen. Hij moet onberispelijk zijn, man van één vrouw, gelovige kinderen hebben en niet te beschuldigen zijn van losbandigheid of opstandigheid. Hij moet een goed voorbeeld zijn en goed leidinggeven in zijn eigen huis. Paulus trekt het in vers 7 vervolgens breder en gebruikt daarvoor het woord ‘opziener’. De ouderling is een opziener van de gemeente en op die wijze geeft hij leiding aan het huisgezin van God. Dat moet hij doen door niet eigenzinnig of opvliegend te zijn, niet verslaafd aan wijn, niet vechtlustig, of op oneerlijke winst uit te zijn. Hij moet zich houden aan het betrouwbare woord dat overeenkomstig de leer is. Zo moet hij anderen bemoedigen door het gezonde onderwijs van het evangelie en zo moet hij ook tegensprekers weerleggen. Al deze kwaliteiten, zegt Paulus, moeten vooraf aanwezig zijn voordat iemand als ouderling wordt aangesteld. Een ouderling gaat zich niet pas zo gedragen nadat hij is aangesteld. Wie deze lijst aan kwaliteiten leest moet denken aan de woorden van Paulus “Maar wie is tot deze dingen bekwaam?” (2 Kor. 2: 16b). En toch zijn ze er en worden ze aangesteld. Paulus schrijft over hen: “Laat ouderlingen die goed leidinggeven, dubbele eer waard geacht worden, vooral aan hen die arbeiden in het woord en in de leer” (1 Tim. 5:17).

Het gevaar

Paulus eindigt met aan te geven waarom de ouderlingen zich moeten houden aan het gezonde onderwijs van het evangelie en waarom ze bij de leer moeten blijven. Er zijn namelijk veel opstandigen, mensen die zinloos praten en de mensen misleiden. Dit zijn de eerdergenoemde tegensprekers en daarmee ook tegenstanders van het evangelie en de gezonde leer. Aan de ene kant wordt er gewezen naar “die van de besnijdenis zijn”. Daarmee wordt de joodse gemeenschap bedoeld op Kreta. Het gevaar dat zij vormde was een terugkeer naar het jodendom met al zijn wetten en voorschriften waardoor men dacht zalig te worden. Maar het gevaar komt niet alleen van joodse zijde. Er wordt ook gewezen naar de inwoners van Kreta zelf. Paulus haalt over hen een uitspraak aan van een van hun eigen profeten, Epimenides van Knossos. Hij zegt dat de Kretenzen altijd leugenaars zijn, kwade beesten en luie buiken. Hiermee wordt iets duidelijk van de volksaard van de Kretenzen. Titus moet hen terechtwijzen zodat ze gezond worden in het geloof. Ze moeten zich niet bezighouden met joodse verzinsels en geboden die van de waarheid afwijken. De situatie op Kreta was dusdanig dat Titus moest ingrijpen. De dwalingen dreigen het geloof en de gemeente aan te tasten. Er moet gestreefd worden naar een gezond geloof.

Gespreksvragen

1. Welke verwachtingen had Paulus van Titus als je kijkt naar hoofdstuk 1?

2. Hoe zou je de woorden uit 2 Kor. 2: 16b vandaag de dag toepassen als het gaat om het aanstellen van ambtsdragers in de gemeente?

3. Titus moet anderen bemoedigen met gezond onderwijs. Waaruit bestaat dat onderwijs?

4. Paulus maakt aan Titus duidelijk wie zijn tegenstanders zijn. Kennen wij onze tegenstanders vandaag de dag nog? Kun je er enkele noemen?

5. Op welke wijze zou je de tegensprekers van vandaag weerleggen? Welke woorden zou je gebruiken?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 2020

De Wekker | 24 Pagina's

Een gezonde gemeente!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 mei 2020

De Wekker | 24 Pagina's