Eeuwig oordeel
Hardop klinkt het in vele kerken op zondag: de gekruisigde en opgestane Jezus Christus ‘zal komen om te oordelen de levenden en de doden.’ Deze zin verwoordt een ingrijpende belijdenis waar wij vaak niet bij stilstaan. Wat is het eeuwig oordeel en hoe raakt deze belijdenis de kerk en de wereld eromheen? Dit artikel wil een korte uiteenzetting bieden over het eeuwig oordeel.
Om na te gaan hoe de Bijbel spreekt over het eeuwig oordeel moeten we bij het begin beginnen: het Oude Testament. Een kanttekening moet ik op voorhand wel maken. De toekomstverwachting in het Oude Testament is grotendeels anders getoonzet dan die van het Nieuwe Testament. Er is namelijk niet één toekomstverwachting te vinden, maar om met professor Peels te spreken ‘veeleer een in de loop van de geschiedenis groeiende hoeveel heid verwachtingspatronen en toekomstschilderingen.’ 1 Het begrip ‘eindtijd’ is ook geheel anders: de toekomst als een tijd aan het eind van de geschiedenis komt pas in de latere boeken van het Oude Testament voor. De toekomst is voor veel oudtestamentische boeken eerder heel dichtbij.
Het eeuwig oordeel in het Oude Testament
Deze vooropmerking doet niet af aan het feit dat het eeuwig oordeel in beginsel in het Oude Testament te vinden is. Het toekomstig gericht is veelvuldig bij de profeten te vinden en handelt met name over het volk Israël. Zo spreekt Jesaja over de vestiging van Gods Koninkrijk in Israël waarbij zuivering van goddeloosheid een grote rol speelt (Jes. 66: 1-4). Maleachi spreekt over een tweedeling in de toekomst tussen Godvrezenden die gered worden en goddelozen die zullen vergaan (Mal. 3: 13 - 4: 3).
Twee motieven zijn belangrijk in het oudtestamentisch spreken over het toekomstig gericht. Allereerst het motief van ‘de Dag van de Heere’. Deze Dag zal volgens zowel Amos als Zefanja donker en duister zijn vanwege het grote gericht van de Heere (Am. 5: 18-20; Zef. 1: 14-18). Het tweede motief moet daar wel bij gedacht worden: ‘de rest’. De naam van de zoon van Jesaja spreekt boekdelen over de prediking van het toekomstig gericht: Sjear-Jasjub, ‘een rest keert terug’ (Jes. 7: 3). Het gelovige deel van Israël zal ontkomen en bij God schuilen (Am. 3: 12; Zef. 3: 12).
Het toekomstig gericht in het Oude Testament draait echter niet alleen om Israël. Het toekomstig gericht heeft ook universele karaktertrekken. De volkeren profetieën in de profetische geschriften getuigen van het universele gericht van God in de toekomst (bij voorbeeld Jer. 46-51; Ez. 25-32). Het eindgericht krijgt dan een apoca lyptische invulling: aardbevingen en zons- en maansverduisteringen (Joël 3: 15; Jes. 24: 18-20).
Het Oude Testament besteedt dus in de latere boeken aandacht aan het toekomstig oordeel. Die toekomst laat niet lang op zich wachten. Het gericht gaat meestal over Israël, maar het oordeel kan ook over de omliggende landen en de wereld gaan. Hoe dat oordeel concreet vorm krijgt, is niet altijd even duidelijk. De belijdenis van het eeuwig oordeel is in beginsel dus in het Oude Testament te vinden.
Het eeuwig oordeel in de tijd tussen Oude en Nieuwe Testament
De aanzetten van het Oude Testament worden doorgetrokken in verschillende werken uit de tijd tussen het Oude en Nieuwe Testament. Het verlies van het beloofde land tijdens de ballingschap zorgde voor bezinning op de toekomst in het Oude Testament. Het verlies van het beloofde land aan heidenen en gebeurtenissen als de ontheiliging en vernietiging van de tempel leidden tot de uitwerking van toekomstverwachtingen in de intertestamentaire tijd. Een aantal herkenbare zaken komt terug, maar er is veel ruimte voor speculatieve en spectaculaire beelden en gedachten.
Twee voorbeelden volstaan om een beeld te geven van de toekomstverwachting in deze tijd. De auteur(s) van 1 Henoch (eerste eeuw v. Chr. - eerste eeuw n. Chr.) zien bijvoorbeeld een hoge berg met vier hoeken waar de mensheid wordt samengebracht om geoordeeld te worden (1 Hen. 22: 1-4). Er zal een scheiding zijn tussen rechtvaardigen en zondaren. Zondaren zullen niet gedood worden, maar ook niet opstaan (1 Hen. 22: 13). De rechtvaardigen zullen op aarde in volmaaktheid leven, terwijl de zondaren verdreven zullen worden (1 Hen. 38: 1-6). De kwade machten en Satan zullen ook geoordeeld worden (1 Hen. 67-69).
Het boek 4 Ezra (eerste eeuw n. Chr.) vertoont sterke gelijkenissen met het nieuwtestamentisch spreken over het eeuwig oordeel. Het eeuwig oordeel is nodig vanwege de menselijke val in Adam (4 Ezr. 6: 48). De toekomst is zeer nabij en de goddelozen moeten daarbij vrezen (4 Ezr. 4: 26-32). Het eeuwig oordeel wordt aangekondigd met tekenen van de eindtijd (4 Ezr. 5: 1-13; 6: 11-28). In het eeuwig oordeel zal de waarheid getoetst worden en de getrouwen blijven staande (4 Ezr. 6: 34). Er zullen weinigen gered worden en velen zullen geoordeeld worden (4 Ezr. 6: 51). De enige manier om gered te worden is de wetten van Mozes te houden (4 Ezr. 14: 27-36).
Dit inkijkje in een aantal geschriften geeft een beeld van hoe de Joodse gemeenschap oudtestamentische teksten over toekomst en gericht ontving en uitwerkte in haar eigen situatie. In deze teksten herkennen we een aantal zaken uit het Oude en ook al het Nieuwe Testament. Toch is de kern geheel anders. Redding of veroordeling hangt af van het doen van de wet van Mozes. Verschillende beelden over de toekomst roepen ook vervreemding op, bijvoorbeeld de grote rol van engelen in het oordeel. Het is echter goed om te zien dat het spreken van het Nieuwe Testament over het oordeel enerzijds niet uit de lucht komt vallen en dat anderzijds eigen accenten oplichten.
Jezus Christus en het eeuwig oordeel
In het Nieuwe Testament is een duidelijke accentverschuiving merkbaar. De wereld komt onder de spanning van de toekomst te staan. Het eeuwige, toekomstige Koninkrijk van God is namelijk in Christus in deze wereld gekomen (Mark. 1: 15). Christus is gezonden in de wereld om de woorden van Gods genade te verkondigen (Luk. 4: 22). Rond de Persoon en prediking van de Heere Jezus voltrekt zich al het toekomstig oordeel (Luk. 2: 34). Wie in Christus gelooft, heeft reeds het tijdelijke met het eeuwige verwisseld (Joh. 5: 24). Wie niet in Hem gelooft, heeft nog steeds de tijd om in Hem te geloven: God heeft nog geduld (2 Petr. 3: 9). Het eeuwig oordeel is dus niet alleen een gegeven aan het eind van de tijden, maar voltrekt zich al in het heden (Joh. 12: 31). Het gericht krijgt daarbij een christologische concentratie: het eeuwig oordeel draait om de erkenning of afwijzing van de Zoon van God.
De tijd van Gods geduld heeft echter ook een einde. De wereld en de mensheid zijn onderweg naar de voleinding van de tijd. De mens leeft toekomstgericht.
Op die weg voltrekt zich het eeuwig oordeel al, maar het definitieve oordeel vindt in het eind der tijden plaats. God zal dan eenieder vergelden naar zijn geloofswerken (Rom. 2: 6). De Heere zal tijdens dat oordeel zoeken naar geloof op de wereld (Luk. 18: 8). Het geloof in de reddende Jezus Christus behoudt van de toekomstige toorn (Rom. 5: 10; 8: 1), terwijl zij die de waarheid niet hebben liefgehad veroordeeld worden (2 Thess. 2: 12). Het oordeel draait echter niet alleen om het geloof. Het Nieuwe Testament benadrukt name lijk op verschillende plaatsen dat de werken van het geloof ook een rol spelen in het eeuwig oordeel (Matth. 25: 14-30; 25: 31- 46; 2 Kor. 5: 10). De apostel Paulus spoort zijn gemeenten aan een geheiligd leven te leiden en refereert daarbij ook aan het eeuwig oordeel van Jezus Christus (1 Kor. 3: 13-23; 1 Thess. 4: 6). De schrijver van de Hebreeënbrief herinnert zijn lezers aan het schrikwekkende oordeel van de levende God wanneer zij Christus afwijzen (Hebr. 10: 26- 31). In het Lukas evangelie wordt op verschillende plaatsen gewaarschuwd voor de eeuwige bestemming van rijken (Luk. 12: 13-21; 16: 19-31; cf. Jak. 1: 11; 5: 1-6).
Het eeuwig oordeel gaat dus over zowel de rechtvaardiging als de heiliging van de mens. Degene die oordeelt is niet de Vader, maar de Rechter is Christus (Joh. 5: 22). Het eeuwig oordeel is ook breder dan de mens. Het eeuwig gericht omvat ook een oordeel over de wereld in zijn geheel. Het is de oude wereld die zal vergaan met de elementen (2 Petr. 3: 12-13). Satan en de kwade machten hebben sinds kruis en opstanding van Christus geen zeggenschap meer en zij zullen op de jongste dag volkomen overwonnen worden.
Pastoraal bewogen spreken
Het Nieuwe Testament spreekt dus in lijn met het Oude Testament en enkele intertestamentaire gedeelten over het eeuwig oordeel. De nieuwtestamentische auteurs tonen aan dat je niet met droge ogen over het oordeel kunt spreken. Het gaat namelijk om concrete mensen die óf gered worden en bij de Heere mogen zijn óf die veroordeeld worden en op een plaats komen waar straf en Godsgemis hand in hand gaan (Matth. 25: 29-30). Deze wetenschap stempelt de prediking van het Evangelie. Predikanten horen bewogen te zijn met hun gemeenteleden onder de kansel, omdat allen op weg zijn naar het eind der tijden. Het besef van de eindigheid van de mens en het komende oordeel maakt dat de prediking de belangrijke vragen van rechtvaardiging en heiliging als inhoud heeft.
Het feit dat het eeuwig oordeel eraan komt, stimuleert de missionaire verkondiging van het Evangelie in het Nieuwe Testament. Eens komt ieder mens voor Jezus Christus te staan en als zij het Evangelie niet kennen zullen zij verloren gaan. Dit besef stimuleert in het Nieuwe Testament een beweging die het Evangelie in heel de wereld bekend wil maken. Iedereen mag de bevrijdende boodschap van Gods genade in Christus horen. Dat gaat niet gepaard met krampachtigheid of het opdringen van de boodschap, maar met een mate van urgentie. De hele mensheid moet het Evangelie horen en daarop kunnen antwoorden in positieve of negatieve zin.
Paulus legt het accent soms ook anders. Het eeuwig oordeel is ook troost voor de lijdende kerk. Het lijden heeft niet het laatste woord, de opgestane Jezus Christus regeert. Zo beschrijft Paulus in 2 Thessalonicenzen 1 de komst van Christus in heerlijkheid en macht. De vijanden van de gemeente zullen dan vergaan, terwijl de volhardende gelovigen gered zullen worden (2 Thess. 1: 4-10). Alhoewel gemeenten en gelovigen nu op aarde lijden en moeite kunnen ervaren, zullen zij ineens in volmaaktheid bij de Heere zijn en Hem dienen. De vijanden van de kerk zullen het tegenovergestelde meemaken: tegenover hun voorspoed en macht nu staan verlorenheid en straf in de toekomst.
Dit accent van Paulus is in een bepaald opzicht een correctie op onze westerse moeite met het eeuwig oordeel. Veel westerse gelovigen hebben moeite met het feit dat er een moment komt waarin er een tweedeling ontstaat in de mensheid tussen gelovigen (die gered worden) en ongelovigen (die verloren gaan en gestraft worden). Ik denk dan altijd aan een gedeelte uit een boek van de Kroatische theoloog Miroslav Volf. Hij benoemt in zijn boek Exclusion & Embrace de moeite van westerse christenen met het eeuwig oordeel, maar wijst ook op die andere zijde. Vanuit zijn eigen ervaringen in de Balkanoorlog wil hij westerse christenen de verbrande huizen tonen, de bezittingen die verloren gingen, de lijken die op straat lagen. Hij wil die christenen de ijzingwekkende angstkreten laten horen, het geschreeuw en gehuil van kinderen in doodsnood. Vanuit die situatie, zegt Volf, is hij blij met het eeuwig oordeel: God zal eenmaal recht doen. Het kwaad zal niet eeuwig zijn gang kunnen gaan.
Beeldend spreken
De Bijbel biedt geen concrete uitwerking van het eeuwig oordeel en de eindbestemming van de mens.
Er worden allerlei beelden voor het oordeel, de hemel en de hel gebruikt, omdat de mens de volle werkelijkheid niet kan bevatten. Dat de Bijbel beeldend spreekt over deze eeuwige dingen doet niets af aan de realiteit van deze zaken. God komt de wraak toe (Rom. 12: 19) en Hij zal vergelding doen voor het kwaad dat Zijn kinderen is overkomen (Openb. 6: 10). En wij? De Heidelbergse Catechismus geeft onderwijs over onze geloofs belijdenis en onze toekomstverwachting: ‘Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordelen de levenden en de doden?’ Het antwoord luidt: ‘Dat ik in elk verdriet en alle vervolgingen met opgericht hoofd Dezelfde, die zich eerder om mijnentwil voor Gods gericht gesteld en heel de vloek van mij weggenomen heeft, tot een Rechter uit den hemel verwacht, die al zijn en mijn vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot zich in de hemelse blijdschap en heerlijkheid nemen zal’ (Zondag 19, vr. en antw. 52). Het eeuwig oordeel roept op tot geloof en verwachting. Hij komt, Hij komt om de aarde te richten.
Noot
1 H.G.L. Peels, ‘Eschatologie in het Oude Testament’, in: W. van ’t Spijker e.a. (red.), Eschatologie (Kampen: De Groot Goudriaan, 1999), 9. Ik baseer deze paragraaf grotendeels op zijn artikel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 2021
De Wekker | 24 Pagina's