Luther en Maria
Op 31 oktober 1517 publiceerde Maarten Luther zijn 95 stellingen. Dit wordt beschouwd als de aanzet tot de Reformatie, die rond 31 oktober jaarlijks in verschillende plaatsen wordt herdacht. De 95 stellingen gaan over de verkoop door de kerk van aflaten tot vergeving van de zonden. Maria komt er één keer in voor en dat nog slechts zijdelings, in stelling 75. Deze luidt: ‘Te veronderstellen dat de aflaat van de paus zo krachtig werkt dat hij een mens zou kunnen vrijspreken van de zonde, zelfs als hij (om iets onmogelijks te noemen) de moeder Gods verkracht had, is krankzinnig.’ Deze stelling laat geen enkele onduidelijkheid be staan over hoe Luther over de aflaat dacht.
Hoe Luther over Maria dacht, blijkt uit zijn uitleg van de Lofzang van Maria, die hij in 1521 publiceerde.
Luther noemt Maria steevast de ‘lieve’ of ‘zalige maagd’ en ‘de moeder van God’. Het is haar eer en zaligheid dat zij in heel het menselijk geslacht een unieke persoon is, verheven boven allen en aan niemand gelijk, en dat zij met de Vader in de hemel een Kind heeft. Maar Luther waarschuwt ervoor dat het om Maria zou gaan. Wie haar echt wil eren, moet niet naar haar alleen kijken, maar moet haar ver onder God stellen, haar van alles ontdoen en op haar nietigheid letten. ‘En vervolgens moet hij zich verwonderen over de overstelpende genade van God, Die zo’n geringe, nietige mens zo rijk en genadig aanziet, in ontferming opneemt en zegent.’ Maria wil niet dat je tot haar komt, maar dat je door haar tot God komt. Dan begrijp je Maria’s Lofzang goed.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 2021
De Wekker | 24 Pagina's