Koninkrijk van God

In het Oude Testament beloofde God aan koning David dat zijn koninkrijk tot in eeuwigheid zou bestaan. Het volk Israël keek verlangend uit naar de koning die hen zou verlossen (van de Romeinen). De Koning Die kwam was echter anders dan ze verwachtten. Hij werd geboren in armoede en leidde een onopvallend bestaan. Op volwassen leeftijd hief Hij niet het zwaard maar ging prekend het land rond dat mensen door bekering het Koninkrijk van God binnen moeten gaan (Matth. 4: 17). Hij bracht – in eerste instantie – geen redding van hun aardse bezetter maar van andere machten. In Mattheüs 11 vers 5 staat: ‘blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd.’ Waar Jezus komt, volgt redding van zonde, genezing en vrede.

De heerschappij van Koning Jezus wordt tegengewerkt door machten van een ander koninkrijk. De duivel gaat rond als een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden (1 Petr. 5: 8). Toch zien we dat het Koninkrijk zich uitbreidt en Koning Jezus door Woord en Geest tegenstribbelende zondaren tot toegewijde onderdanen maakt. Volgelingen van Hem maken Zijn Koninkrijk op aarde zichtbaar in het leven van vergeving, het doen van het goede. Dit gebeurt nu nog in bezet gebied. Daarom leerde Jezus bidden: ‘Uw Koninkrijk kome’. Nu gebeurt dat ten dele, maar als Hij terugkomt volledig. Dan wordt definitief al het kwaad uitgebannen en komt er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waarop gerechtigheid wonen zal. Dan zal het Koninkrijk van God volmaakt zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen