Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

THEMA Hard werken – zalig luieren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

THEMA Hard werken – zalig luieren

9 minuten leestijd

Bij ontmoetingen vindt vaak eerst een voorstelrondje plaats. Niet zelden beginnen de deelnemers als antwoord op de vraag ‘Wie ben je?’ met ‘Mijn naam is … en ik werk als …’. Blijkbaar valt voor onze beleving wie we zijn voor een groot deel samen met wat we doen. En iemand die geen betaalde baan heeft, voelt zich soms tweederangs. B

Is werken een noodzakelijk kwaad of gegeven goed? Dat is het eerste dat we onder ogen zien. Lijden we niet aan blikvernauwing rond het begrip ‘arbeid’ in kerk en maatschappij? Daarom is er in dit artikel ook aandacht voor wat we dan noemen ‘onbetaald werk’, vrijwilligerswerk en ambtelijk werk. Ten slotte gaat het over het perspectief waarin we ons werk mogen verrichten, omdat christenen het voorrecht ontvangen om bevrijd te worden van het zelfmiddelpuntige zwoegen en slaven.

Gods arbeider in Gods gezin

Het paradijs wordt ons niet getoond als Luilekkerland, maar de tuin waarin de mens, man en vrouw, met vreugde mochten werken. Vanuit dit geschonken thuis moest invulling gegeven worden aan de opdracht om de hof van Eden te bewerken en te onderhouden (Gen. 2: 15). Dit facet van het beeld van God zijn geldt in gelijke mate voor man en vrouw. Beiden zijn arbeider, echter niet als werknemer op een loonlijst of als zelfstandig ondernemer, maar als kind van de Vader, als kind in huis. Ook al gaat het beeld van God zijn niet op in de gaven die God de mens gaf, het staat er zeker niet los van. Om het toch even met het klassieke drietal vanuit de herschepping te zeggen, de mens was toegerust vanuit de liefdesrelatie met God met kennis, gerechtigheid en heiligheid. Bij deze kennis gaat het niet alleen om het kennen van God, maar ook om het kennen van het wezen van de dingen, diepgaande kennis van het geschapene. Adam gaf de dieren een treffende naam. Het werk kon gedaan worden in overeenstemming met de door onze Schepper gegeven orde en in volkomen toewijding aan God, de medemens en de schepping als geheel. Daarbij is de vrouw geen kopie van de man, maar in haar eigenheid vervult ze op gelijkwaardige wijze haar taak in het gezin van God. Haar ereplaats als het ‘zwakkere vat’ dient in het kader van arbeid en gezin tot Zijn recht te komen en zo zij tot haar recht. Hard werken dus als geschenk voor man en vrouw in hun eigenheid en als eenheid.

Vruchteloos zwoegen en slaven

Het paradijs is niet meer. De twee-eenheid van man en vrouw is ruw verstoord en dat blijkt ook in de arbeidsverdeling, in huis en buitenshuis, in het gezin en op het werk en in de kerk. Zeker wat de dienende gezindheid betreft van de een naar de ander worden voortdurend de breuklijnen zichtbaar en lopen (arbeids)verhoudingen stuk.

Zo zijn er de mannen die vermoeid thuiskomen en geen energie meer over hebben om er echt te zijn voor hun gezin. Vrouwen die zo moe zijn van het dagelijks en onafgebroken zorgen in het gezin, zonder dat ze het als zinvolle arbeid ervaren. Uiteraard zijn dit twee stereotyperingen en zijn er allerlei mengvormen in de praktijk van onze samenleving. Het gaat me alleen om het duiden van de werkelijkheid van het oordeel dat we niet ontlopen in ons werken, hoezeer God ons in dat oordeel genade schenkt: de aardbodem vervloekt, met zwoegen ervan eten, dorens en distels, in het zweet van uw gezicht (Gen. 3: 17-19). Dat oordeel voltrekt zich in en door het handelen van de mensen onderling, die nu niet langer meer God en hun naaste dienen in hun ‘goddelijk beroep’, maar zichzelf: werken aan ‘project ik’, de zelfverwerkelijking en zelfverrijking, de ambitie ten koste van anderen, de jaloezie en oneerlijkheid, het gebrek aan loyaliteit, de uitbuiting en discriminatie.

We hebben ‘Arbowetten’ nodig om het leefbaar te houden op het werk. Het zijn ook de wetten die de God van het verbond gegeven heeft in de arbeidswetgeving voor Zijn volk. Ze willen voor het volk Israël juist een begaanbare weg banen in een veld vol ‘dorens en distels’. Ze zijn gegeven ter bescherming van heren en dienaren, van werkgevers en werknemers en in het bijzonder van wie helemaal afhankelijk is van de gunst van anderen. Hard werken buiten het paradijs, is dat genade? In het licht van het boek Prediker maakt werken een mens bepaald niet vrolijk, namelijk als je ook niks meer hebt ‘onder de zon’ dan je werk (Pred. 2: 18-23, 5: 16-17, 6: 7). Dat is een tevergeefs leven: ‘zijn leven was werken’. Geen tijd om te leven. Het is nog altijd de realiteit van het hedendaagse slavenbestaan. We maken voortdurend excuses voor vroegere slavernij – wij zouden natuurlijk nooit zoiets gedaan hebben, zo wordt de indruk gewekt – en ondertussen is de slavernij ook onder ons volop werkelijkheid in het heden. Erbarmelijke arbeidsomstandigheden. De vele kindslaven die voor ons in het Westen het vuile werk doen. Dat is ten hemel schreiend onrecht. Maar onder een ‘vrome schijn’ van veroordelingen van slavernij, geldt het – als geaccepteerde vorm van slavernij – ook op de Zuidas in Amsterdam. Nog triester: op de Biblebelt waar werknemers gedwongen worden door hun baas om lange dagen te maken ten koste van hun gezin en hun (geestelijk) welzijn. We zingen Psalm 127, we horen de gelijkenis van de rijke dwaas en we gaan ons weegs? Prediker schreeuwt om recht, om een leven in de vreze des HEEREN. ‘Is het dan niet goed voor de mens dat hij eet en drinkt en zichzelf in zijn zwoegen het goede laat genieten? Ook dit heb ik gezien: het komt uit de hand van God (Pred. 2: 24; ook 5: 17-18, 8: 15). Het zinloze bestaan van werken wordt alleen doorbroken door Gods ingrijpen. Bekering van zonde op het gebied van werken wordt concreet in werkgeverschap en onder werknemers. Arbeid zien als slechts productiefactor vloekt met de Bijbelse gedachte van je werk verrichten als dienst in een ‘goddelijk beroep’.

In het perspectief van het Koninkrijk

Ons werken brengt geen paradijs tot stand. Dit is in Christus wel geopend en zo mag er gewerkt worden in een heel ander perspectief en met een nieuw arbeidsethos. Ons werken komt dan te staan in het kader van het Koninkrijk van God. Dat krijgen zowel ‘heren’ als ‘dienstknechten’ mee in de vele aansporingen die Paulus de gemeenten geeft.

‘Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid’ (Matth. 6: 33) dient als uitgangspunt voor de taakverdeling van man en vrouw, voor de verhouding arbeid en gezin. Dit uitgangspunt werpt ook licht op verschillende facetten van de mogelijke spanning tussen verdeling van tijd voor arbeid en gezin, tussen arbeid en zin. In ieder geval kan in dit perspectief het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde arbeid niet als een wezenlijk onderscheid volgehouden worden. Praktisch gezien natuurlijk wel, maar principieel niet. Evenmin dat er een hogere plaats is voor denkwerk dan werken met de handen. Paulus’ eigen leven is een illustratie daarvan als hij zich als tentenmaker van brood op de plank voorziet, terwijl hij zijn geestelijk werk als apostel ten uitvoer brengt.

In dit kader krijgen ook zelfverloochening en zelfontplooiing ieder hun plaats gewezen en wel zo dat alleen in de weg van de zelfverloochening werkelijk sprake kan zijn van zelfontplooiing. Dat geldt zowel mannen als vrouwen. Bij zelfverloochening is een precieze afbakening van de taken van man en vrouw niet nodig wat betreft de combinatie arbeid en gezin. Het gaat om de motivering die we hebben om te kiezen voor een bepaalde taakverdeling. In het kader van een Bijbelse zelfontplooiing leert de man nee zeggen wanneer bepaalde aspecten van zijn werk hem in de weg staan ten aanzien van de vervulling van zijn taak in het perspectief van het Koninkrijk van God. Zeker, het dagelijks werk is net zo goed werken in het Koninkrijk als het werken ten dienste van de kerk. We dienen wel de vraag eerlijk onder ogen te zien waarom we geen andere verdeling willen tussen ons dagelijks beroep en het dienen in de kerk. Een vrouw leert eveneens nee zeggen tegen wat haar belemmert om in het kader van Gods Koninkrijk haar taak te vervullen in haar moederschap en haar vrouw-zijn, in haar taak om het moederlijke in de kerk gestalte te geven.

Met een variant op wat Paulus schreef over eten en drinken: ‘Hetzij dat we hoofdzakelijk ons werk doen buitenshuis of binnen ons gezin, betaalde arbeid of vrijwilligerswerk, beroepshalve of als geroepen ambtsdrager, doe het alles tot eer van God. Immers, wanneer ons werk niet in het perspectief staat van het in Christus aangebroken rijk van God, is al ons werken tevergeefs, hetzij binnen ons gezin of daarbuiten, hetzij in de kerk of daarbuiten.’

De liturgie van de werkdag

Volgens Psalm 104 is de gang naar het werk zoiets als de zonsopgang en -ondergang (Ps. 104: 22-23: ‘Wanneer de zon opgaat … de mens gaat op weg naar zijn werk, naar zijn dienstwerk, tot de avond toe’). Maar dreigt daarmee niet een dodelijke dagelijkse sleur? Het is maar hoe je naar de zonsopgang kijkt. In het licht van de dag ‘toen de zon opging’ (Mark. 16: 2) valt er een heel ander perspectief op onze arbeid. De opstanding van Jezus Christus uit de doden is het doorbreken van het nihilisme – het lege zinloze dat dodelijk vermoeit – dat uit het boek Prediker spreekt. Daar geeft Paulus woorden aan in het bekende ‘opstandingshoofdstuk’: ‘altijd overvloedig in het werk van de Heere, in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Heere’ (1 Kor. 15: 58). De nacht van de arbeid met het ‘tevergeefs’ van het zwoegen zoals getekend door de Prediker wordt doorbroken op de dag van de opstandingsmorgen: ‘Nu vangt het nieuwe arbeidsleven aan’.

Toch zullen we vanwege de blijvende weerbarstigheid, onze onregelmatigheid en overmatigheid, het gegeven moeten beseffen dat dorens en distels nog altijd de lofzang willen ontnemen. Daarom is er afstemming nodig op de werkweek en daarom gaf God de rustdag: ‘De zondag is ons ook gegeven voor de kerkdienst, de openbare Godsverering. Daar komen we als schepselen, als mensen samen om de zin van ons bestaan gestaltelijk te vervullen. De zin ligt in de lofprijzing van de Schepper. Als het goed is, doen we dat dagelijks. Ons hele handelende en lijdende bestaan in natuur en cultuur is lofzeggende dienst van God. Maar het zingende koor moet precies op toonhoogte zijn. Daar is een stemvork voor nodig. Dat is de kerkdienst op zondag. Daar wordt de stemvork aangeslagen. Die brengt ons weer op de zuivere toon. Wij kunnen dan weer het hele leven doorleven als datgene wat het is.

Ook daarom hebben wij de zondag als een geheel eigen dag zo bitter nodig. Want wie houdt het vol, dag in dag uit in de heilige arbeid van de lofzegging te leven?’ (Van Ruler).

Hard werken? Ga uw gang, maar niet zonder zalig luieren: ‘Trouw naar Gods gemeente komen … alle dagen van mijn leven rusten van mijn boze werken … de Heere door Zijn Geest in ons laten werken’ (HC, zondag 38).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 2022

De Wekker | 24 Pagina's

THEMA Hard werken – zalig luieren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 2022

De Wekker | 24 Pagina's