Liefhebben
Lezen: Mattheüs 7:1-12
Er was eens een koning die niet kon slapen. Hij liet zich daarom voorlezen uit de kronieken van het rijk, een saaie opsomming van alles wat er gebeurd is. Op enig moment gaat het over een verijdelde moordaanslag op de koning. De koning kijkt even op en vraagt of degene die dat heeft voorkomen al beloond is. Dat blijkt niet zo te zijn.
Aangezien de koning dankbaar is voor zijn leven, wil hij deze man belonen. Hij laat zijn raadsheer roepen. Dat is een nogal egoïstische man. Hij heeft zichzelf binnen het hof naar boven gewerkt met veel ellebogenwerk. Hij is nu na de koning een van de machtigste mannen in het rijk. Maar hij wil meer eer en roem. En hij denkt dat hij dat gaat krijgen. Want de koning vraagt hem hoe hij iemand zou belonen aan wie de koning veel te danken heeft. ‘Dat gaat natuurlijk over mij,’ denkt hij.
Wat Haman (want over hem gaat het) dan doet is op een bepaalde manier een prachtig voorbeeld van wat Jezus in vers 12 zegt. Hij verzint namelijk een fantastische beloning met enorm veel eer en roem en geld voor zichzelf. Het blijkt echter niet over hem te gaan, maar over zijn vijand, Mordechai. Hij wordt daarna gedwongen zijn naaste lief te hebben als zichzelf. Jezus zegt in dit gedeelte tegen Zijn leerlingen: ‘Ik wil dat jullie vrijwillig zo met anderen omgaan: te bedenken wat je zelf graag wilt en dát uit liefde te doen aan je naaste’. Daarover gaat de gouden regel van de liefde.
Oordelen
In de eerste zes verzen gaat het ook over het liefhebben van je naaste, of het ontbreken ervan. Vers 1 is de meest gebruikte en meest misbruikte Bijbeltekst. De meeste mensen die deze tekst aanhalen, willen daarmee zeggen dat iemand anders niet voor ons mag bepalen of iets goed is of slecht. Diezelfde mensen hebben overigens vaak wel een mening over anderen, we leven immers in Nederland in een afrekencultuur. Maar als het over onszelf gaat, zeggen we: ‘Oordeel niet’. Zo bedoelt Jezus het niet, alsof je niets van een ander mag vinden. In vers 6 geeft Jezus Zelf de opdracht om te oordelen, namelijk of bepaalde mensen zwijnen of wilde honden zijn of niet (zie ook vers 15). Jezus zegt in Johannes 7: 24: ‘Oordeel niet naar wat voor ogen is, maar vel een rechtvaardig oordeel’. Dus oordelen mag.
Oordeel niet
Het oordelen waar het Jezus om gaat is beoordelen zonder liefde. Dat is het hele punt. Dat in het oordeel dat mensen over elkaar vellen de liefde en de genade ontbreken. Daarom wordt dat negatieve beoordelen veroordelen. Het is liefdeloos, niet opbouwend, alleen bedoeld om jezelf te verheffen boven die ander.
Waarom moet je niet zo oordelen? Niet eens zozeer omdat je nooit alle omstandigheden weet en kan overzien. Ook niet omdat je dan vergeet dat je zelf een zondaar bent. Maar het is vooral omdat je met je oordeel op Gods rechterstoel gaat zitten (vers 2). Als je nu op zo’n negatieve, liefdeloze, genadeloze manier over een ander oordeelt, zal God jou op dezelfde manier oordelen. Blijf jij dan overeind?
Splinter
Het punt dat de Heere Jezus maakt is dat Zijn discipelen anders zijn en anders moeten zijn.
Waarom? Omdat zij wéten van genade en liefde. Daar leven ze van. En dus kan het niet bestaan dat ze dan een ander liefdeloos veroordelen. Nee, ze zullen altijd blijven bedenken dat ze medezondaren zijn, die ook in vele struikelen (Jakobus 3:2). Jezus gebruikt om dat duidelijk te maken een voorbeeld waarbij de omstanders hebben gegrinnikt, maar waarbij iedereen gelijk duidelijk had wat de bedoeling was: het tot een spreekwoord geworden beeld van de splinter en de balk. Het is natuurlijk lachwekkend dat die man met de balk in zijn oog de splinter (een stukje zaagsel) wil verwijderen bij zijn broeder. Een oog is teer, daar moet je niet iedereen aan laten zitten, laat staan iemand die door die balk niet eens dichtbij kan komen en geen zuivere blik heeft.
Zo gaat het vaak, bedoelt Jezus. Dat je heel kritisch bent op een ander, zonder aan jezelf te denken. Je ziet met verontwaardiging de fouten bij die ander. Hij moet eens meer dit, en zij gaat altijd daarin in de fout. Je wilt dat die ander zich bekeert van zijn zondige weg. Je hebt je oordeel snel klaar. Maar we vergeten onszelf.
Als het gaat om oordelen in liefde zal dat altijd moeten beginnen met onszelf, door eerst zelf in de spiegel te kijken en met onze zonden en zwakheden bij God te komen voor vergeving en vernieuwing. Daarna kunnen én moeten we de splinter bij onze broeder eruit halen. Die mogen we niet laten zitten! Maar als je die er dan uithaalt, doe je dat als medezondaar, als liefhebbende broeder of zuster.
Bidden
Maar hoe kun je dat nu op een goede manier doen? Hoe kun je de naaste blijven liefhebben als jezelf? Daarom gaat Jezus verder met onderwijs over het gebed. Je zou terecht kunnen denken: ‘Dat heeft Hij toch al gegeven in Mattheüs 6:5-15?’ Maar als de discipelen alles wat ze hebben gehoord op zich in laten werken, kunnen ze ontmoedigd worden. ‘Wie is tot deze dingen bekwaam?’ Op dit punt gekomen van de Bergrede maakt de Heere Jezus daarom aan Zijn discipelen duidelijk dat zij alles mogen vragen aan God omdat Hij hun liefhebbende Vader is, in het vaste vertrouwen dat ze zullen krijgen wat ze nodig hebben. Ze moeten onthouden dat hun hemelse Vader goed is en gul en zal geven wat ze nodig hebben.
Vader
Dat is misschien nog wel het meest genadige, dat Jezus opnieuw op God wijst als hun Vader. Dat lijkt voor ons misschien niet zo opzienbarend. Maar een geleerde die alle documenten uit dezelfde tijd heeft onderzocht uit Israël en Juda, vond in geen enkel document dat God ‘Abba’ genoemd werd. Jezus doet het juist voortdurend. Al tien keer in hoofdstuk 6 en in dit gedeelte opnieuw. Dat is genade, dat verdienen Jezus’ discipelen niet. Door de zondeval horen we bij de duivel als onze vader, zegt Jezus Zelf in Johannes 8. Maar het heerlijke is: wie Jezus lief heeft gekregen en Hem door een echt geloof is gaan volgen, heeft God voortaan als Vader.
Jezus zegt dat Zijn Vader te vertrouwen is. Ga maar voortdurend naar Hem toe. Hij zal ‘goede gaven geven’. In de parallelle tekst in Lukas 11 staat: ‘Als u die slecht bent, uw kinderen dus goede gaven weet te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen die tot Hem bidden.’ Op onze gebeden geeft Hij altijd het allerbeste, namelijk Zijn Heilige Geest. Daarmee geeft Hij Zichzelf met de bedoeling dat we geholpen worden in het liefhebben van anderen en in het oordelen over anderen.
Kind
Wie van die Vader uit enkel genade kind is geworden, zal zo op Hem gaan lijken in het liefhebben van anderen (vers 12). Dat zal dan door dezelfde onbegrijpelijke Goddelijke liefde gebeuren. De grammatica van Gods Koninkrijk wordt dan door de Heilige Geest verankerd in het geestelijke DNA van Gods kinderen. Niet meer de volgorde ‘ik/jij/hij’, maar ‘Hij/jij/ik’. Heb daarom je naaste lief (Romeinen 13:8-9), zoals Jezus de liefde van de Vader heeft laten zien. Door de Heilige Geest wil Hij dat ook aan ons geven. Bid er maar om.
Gespreksvragen
Benoem eens vier situaties waarin je iemand op een negatieve manier hebt veroordeeld (in gedachten of woorden). Bedenk nu vanuit vers 3-5 hoe je had moeten reageren.
God verlangt het goede te geven aan hen, die Hem daarom bidden (vers 11). Geloof je dat? Wat doe je ermee?
Waarom is de veelgehoorde zgn. gulden regel, ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’, niet Bijbels? Wat is het verschil met vers 12? Welk van de twee is makkelijker?
Wat leer je van de drie gebruikte woorden ‘bid’, ‘zoek’, ‘klop’ voor je eigen gebedsleven?
Waarom is het zo belangrijk dat Jezus ons God leert kennen als Vader? Wat zegt het beeld van God als Vader jou?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 2022
De Wekker | 24 Pagina's