De eigen leeftijd
Frank verloor op 4-jarige leeftijd zijn zusje en speelmaatje Jannie. Ze was 5 jaar. Zijn zusje stond thuis opgebaard, elk moment kon hij bij haar kijken, en zijn vader bad elke dag bij het kistje. Zijn broer vertelde hem dat Jannie nu in de hemel met haar blokken speelde. Daarom keek Frank bij het buiten spelen af en toe of er ook blokken lagen die naar beneden waren gevallen.
Je thuis
Een mens gaat naar zijn eeuwig huis, zegt Prediker (12: 5). Hier op aarde wonen we, hebben we ons huis en ons thuis, maar uiteindelijk is dit een wonen dat voorbijgaat. ‘Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen’ (2 Kor. 5: 1). Op die toekomst richten we ons, een toekomst die hoop geeft en ons uittilt boven onze zorgen en verdriet.
Waar is je thuis? Voor een kind en puber is dat doorgaans gemakkelijk: thuis is waar je ouders en broers en zussen wonen. Ben je het huis uit gegaan, dan is in het begin het ouderlijk huis nog een thuis, maar dat verandert langzaamaan. Je thuis wordt de plek waar je zelf woont. En dat blijft heel lang zo. Totdat je een hoge leeftijd bereikt, dan is de vraag waar thuis is niet altijd goed te beantwoorden. Is thuis de plek waar ik nu sinds twee jaar woon? Is mijn ouderlijk huis, waar ik zo vaak aan denk, mijn thuis? Is het eeuwig huis waar ik naartoe beweeg mijn thuis?
Levensfase
Hoe oud was je toen je broer of zus overleed? Wie stelt deze vraag weleens aan je? Het lijkt een logische vraag, toch slaan we deze vraag vaak over en vragen we eerder: ‘Hoe oud was je zus toen zij overleed?’ Op het eerste gezicht lijkt het niet uit te maken, er vraagt tenminste iemand naar het overlijden van je zus. Maar het is een groot verschil of iemand naar jou vraagt, of naar je broer of zus. Misschien was je nog niet geboren toen hij of zij overleed. Misschien zat je op de basisschool of ging je op kamers wonen voor je studie. Misschien was je al getrouwd en had je al kinderen of was je vrijgezel en had je veel steun aan je broer of zus. Hoe oud was je en wat waren je levensomstandigheden?
Jong
Als je jong bent en – wat niet voor elk kind geldt – samen in één huis woont, vraagt het overlijden van een broer of zus veel van alle gezinsleden. Het heeft gevolgen voor elk gezinslid. Lukt het om als gezin het rouwen toe te staan, erover te praten en het verdriet te uiten? Lukt het om te zien dat elk gezinslid anders is, een andere relatie had en heeft met de overledene? Is het mogelijk om te gaan met schuldgevoelens rondom het overlijden? Maar ook met schuldgevoelens nu ineens de verhoudingen binnen het gezin verschuiven? Het overlijden van een broer of zus op jonge leeftijd schudt aan de grondvesten van het bestaan van de achtergebleven kinderen. Het samen in één huis wonen staat voor de meeste gezinnen voor veiligheid, een eigen plek in het gezin. Als je zus of broer overlijdt, confronteert het je vroeg met je eigen sterfelijkheid. Als hij of zij sterft, kan het je zelf ook gebeuren. Hoe veilig ben ik nog?
Middelbare leeftijd
Anders is het wanneer je ouder bent en als broers en zussen niet meer thuis wonen. Dan treedt er een verschuiving op. Je bent dan zelfstandig, los van je gezin van herkomst, je hebt vriendschappen, buren, collega’s en misschien ook wel een andere woonplaats en een andere kerkelijke gemeente. Maar ook al woon je als broers en zussen niet meer in hetzelfde huis, de band van het samen opgegroeid-zijn blijft.
De band van dat wat je samen meekreeg met de ouders als middelpunt. Als dan een broer of zus overlijdt, kan het een klap zijn die de omgeving niet altijd goed ziet en erkent. Jouw leven gaat voor het oog onveranderd verder. De predikant en de uitvaartverzorger gaan naar een ander adres. Familie verzamelt zich niet bij jou thuis. Als je zus getrouwd was en kinderen had, sta je niet met die kinderen in de rij bij de condoleance. Soms wordt aan jou als broer gevraagd iets te zeggen bij het afscheid, of vraag je er zelf om. Dan krijg je de ruimte om je plek in te nemen en te vertellen over de band met je zus, om je verdriet te verwoorden.
Hanneke was 32 toen haar zus op 27-jarige leeftijd overleed. Ze voelde zich geamputeerd door het overlijden van haar jongere zus. Els was 38 toen haar broer op 42-jarige leeftijd overleed. Ze kwam uit een gezin van 5 kinderen, Els was de middelste. Ze waren als kinderen altijd heel hecht. Ze waren naar elkaar toe getrokken door gebrekkig functionerende ouders. Tijdens zijn ziekte hadden ze hun broer zo veel mogelijk gesteund. Maar op de begrafenis ging de aandacht alleen uit naar zijn weduwe en kinderen. Els voelde zich verschrikkelijk eenzaam.
Senior
Een levensfase verder, van 50 tot 75 jaar, als de eigen ouders overlijden of al overleden zijn en als je kinderen het huis uit zijn, word je zelf samen met je broers en zussen de oudste generatie. Je bent, als het je gegeven wordt, nog geestelijk en lichamelijk gezond genoeg om van alles te doen en op te pakken. Om banden met broers en zussen te versterken en om uitgestelde dromen te verwezenlijken. Er is tijd en rust om als broers en zussen met elkaar te praten, over vroeger, hoe het was. Om dingen van het verleden uit te zoeken. Om diepgaande gesprekken te voeren. Ook dan komt het overlijden van een broer of zus hard aan. Soms indirect verwoord door te zeggen dat je blij bent dat je ouders dit niet mee hoeven te maken.
Frans was 67 toen zijn zus op 63-jarige leeftijd overleed. Hij vond het moeilijk om over het gemis te praten. De woorden die hij eraan kon geven waren ‘ik voel me leeg’.
Het laatste stuk van het leven kenmerkt zich door het wegvallen van generatiegenoten. Waar is je thuis? Blijf je op dezelfde plek wonen of wordt het kleiner en gemakkelijker? Misschien met zorg erbij? Als je broers en zussen nog leven, ga je bij elkaar op bezoek totdat de mobiliteit te zeer achteruitgaat. Om het contact te onderhouden bel je elkaar op. Nog steeds ben je broer en zus, de een is ouder, de ander jonger. Je weet dat je dichter bij je eigen sterven staat. Misschien heb je vaker een gevoel van eenzaamheid, zeker als je alleen over bent en je gezamenlijke belevenissen niet meer met je broers en zussen kunt terughalen. Zo geeft, ook als je ouder bent, het sterven een blijvende wond.
Cora was 85 toen haar jongste zus Marlies overleed op 72-jarige leeftijd. Ze had diep verdriet om het overlijden van haar zusje. Ze was als een tweede moeder voor haar geweest. Cora voelde zich machteloos en schuldig. Zij had eerst moeten overlijden, niet haar zusje.
Uit de genoemde voorbeelden is te zien dat de leeftijd niet uitmaakt voor de impact en het verdriet waarmee je achterblijft als je broer of zus sterft. Welbeschouwd ligt er niets vast. Het is niet te zeggen of het op een bepaalde leeftijd beter te dragen is. De dood verscheurt wat er was. Elkaar nooit meer zien, elkaar niet meer beter leren kennen, niet meer met elkaar over vroeger praten. Het laat zien dat de dood een vijand is, ook voor de broer of zus die achterblijft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 augustus 2022
De Wekker | 24 Pagina's