Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Amos: alleen een onheilsprofeet?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Amos: alleen een onheilsprofeet?

9 minuten leestijd

Heeft u recent nog een preek gehoord over een tekst uit Amos? Deze ‘kleine’ profeet uit de achtste eeuw voor Christus lijkt op het eerste gezicht misschien ver van ons af te staan. Israëls buren spelen in het Bijbelboek een grote rol: Damascus, Tyrus, Edom, God spreekt ze allemaal aan. En sommige beelden zullen uw oren doen klapperen. De rijke inwoners van Samaria, de hoofdstad van het tienstammenrijk, worden bijvoorbeeld ‘koeien van Basan’ genoemd. Klinkt dat als een benaming die u zou gebruiken? Er zijn genoeg elementen in dit Bijbelboek die ons kunnen bevreemden.

Toch wordt één vers uit Amos tegenwoordig veel geciteerd, bijvoorbeeld door christelijke hulpverleningsorganisaties: ‘Laat het recht stromen als water, de gerechtigheid als een altijd stromende beek’ (5: 24). Het is niet zonder risico om één tekst uit een profetie tot je lijfspreuk te maken, maar hier hebben deze organisaties een van de belangrijkste thema’s uit het boek Amos te pakken: sociale gerechtigheid. Onder andere deze tekst laat zien dat Amos ook ons, lezers in de 21 e eeuw, heel wat te zeggen heeft. Laten we deze profeet daarom eens onder de loep nemen.

Achtergrond Amos

In het eerste vers stelt Amos zich aan ons voor. Hij was afkomstig uit Tekoa, een stadje in het Judese heuvelland. Daar was hij veehouder: wellicht een eenvoudige herder die werd uitgebuit door het rijkere deel van de bevolking, maar misschien ook iemand met een aanzienlijke veestapel die wat meer welvaart genoot. Hierover verschillen de meningen, maar in ieder geval komt Amos’ agrarische achtergrond op verschillende momenten in het boek terug.

Amos was profeet ten tijde van Uzzia, de koning van Juda, en Jerobeam II, de koning van Israël. Dan hebben we het over ongeveer 750 voor Christus. In die tijd profeteerden ook Hosea (evenals Amos vooral gericht op het noordrijk) en Jesaja en Micha (in het zuidelijke tweestammenrijk). Amos’ optreden wordt in verband gebracht met ‘de aardbeving’, een gebeurtenis die dermate schokkend was dat die voor de eerste lezers geen verdere toelichting behoefde. Inderdaad zijn er archeologische vondsten die duiden op een grote verwoesting als gevolg van een aardbeving rond het jaar 750 voor Christus.

Amos leefde in een welvarende tijd. Het was relatief rustig: het grote wereldrijk Assyrië had genoeg aan zichzelf en liet Israël links liggen – al zou dat niet lang meer duren: Samaria, de hoofdstad van het tienstammenrijk, zou ten val komen in 722. Maar in de decennia daarvoor kwam Israël economisch tot bloei. De handel bracht welvaart en de rijkste mensen bezaten zowel een zomer- als een winterverblijf, dat ze ook nog eens rijk versierden met ivoor (zie ook Amos 3: 15). Je zou denken: een betere context om de God van het verbond te dienen is er niet (er is immers tijd en ruimte om de cultus vorm te geven), maar niets is minder waar. De rijken verrijken zich ten koste van de armen en laten de geboden van God links liggen.

Daarom gaat God de inwoners van Israël en ver daarbuiten nógmaals aanspreken. Dit keer mag Amos Zijn mond zijn, maar van meet af aan is duidelijk dat God zelf hier aan het woord is.

Hij brult vanaf de Sion als een leeuw, Hij gromt vanuit Jeruzalem (1: 2). Deze metafoor vol dreiging past wellicht niet zo goed bij ons beeld van God. Ook in Joël 3: 16 (in de manier waarop de twaalf kleine profeten zijn gegroepeerd slechts een paar verzen eerder) wordt God als een brullende leeuw aangeduid. Het beeld laat zien dat met Hem niet te spotten valt. Hij heeft de macht en de controle. Je kunt Zijn woorden maar beter serieus nemen.

De volken

Allereerst richt God zich tot zes buitenlandse volken: de inwoners van Damascus, Gaza, Tyrus, Edom, Ammon en Moab. Al deze profetieën hebben dezelfde structuur. Allereerst maakt Amos duidelijk dat het oordeel niet van hem komt, maar van God: ‘Zo zegt de Heere.’ Daarna volgt een getalspreuk: ‘Vanwege drie overtredingen van Damascus, ja vanwege vier, zal Ik er niet op terugkomen.’ Oftewel, zoals de NBV21 het laatste zinsdeel terecht vertaalt: ‘Daarom zal Ik mijn vonnis niet herroepen.’ De maat is vol, de overtredingen hebben een climax bereikt en het oordeel zal daadwerkelijk komen. De overtredingen verschillen van volk tot volk: van ‘dorsen met ijzeren dorssleden’ (gewelddadig militair optreden, in het geval van Damascus) tot het opensnijden van zwangere vrouwen ten tijde van oorlog (in het geval van Ammon). Opvallend is dat niet het dienen van andere goden dan de God van Israël reden is voor de straf. Het betreft hier misstanden van maatschappelijke en sociale aard. Na de uitleg van de overtreding volgt de straf: vuur van God dat verwoesting veroorzaakt, in elke profetie anders ingevuld. Deze profetieën maken duidelijk dat de God van Israël koning is van de hele wereld. Hij zal alle volken oordelen.

Wellicht denken Amos’ luisteraars na deze profetieën, eindigend bij Moab, dat zij er goed van afkomen. Bijna halen ze opgelucht adem. Tot het wel heel dichtbij komt: broedervolk Juda wordt op precies dezelfde manier aangesproken als de heidenen. En dit blijkt de opmaat te zijn voor nóg zo’n profetie, maar dan over Israël, waar het tienstammenrijk mee bedoeld wordt. Dat moet schokkend zijn geweest voor de Israëliërs. Zij vormen toch Gods uitverkoren volk?

Maar nee, zegt God, ze komen niet met hun zonden weg. Ze worden heel concreet benoemd: de inwoners van Israël verkopen rechtvaardige en arme mensen voor zilver of zelfs voor een paar sandalen, ze laten de zwakken door het stof kruipen en een vader en zoon hebben seks met hetzelfde meisje. Bovendien ontheiligen ze bij dit alles Gods naam. Dit staat in tegenstelling tot wat God aan Zijn volk heeft laten zien: Hij leidde hen uit Egypte en heeft de andere volken voor hen uitgeroeid. De straf zal dan ook niet mals zijn: ‘Zie, Ik ga het onder u laten kraken, zoals een wagen kraakt, vol graanschoven’ (2: 13). Aan dit oordeel zullen zelfs de snelsten en de sterksten niet kunnen ontkomen.

Recht en gerechtigheid

Na dit eerste deel van profetieën over de volken, Israël en Juda, volgen in hoofdstuk 3 tot en met 6 nog meer profetieën en visioenen over Israël. Juist de unieke positie van het volk, het door God gekend zijn, zorgt voor een hoge morele standaard. Uitverkoren zijn brengt verantwoordelijkheden met zich mee (3: 2). Maar uit alles in Amos blijkt dat inwoners van Israël aan die hoge standaard bij lange na niet voldoen. Ze doen wel alsof en hebben hun mond vol van religie. Ze vieren hun feesten, brengen hun offers en zingen hun liederen.

Tot zover niks aan de hand, zou je zeggen. Maar God is woedend: ‘Ik haat, Ik versmaad uw feesten. Uw bijzondere samenkomsten kan ik niet luchten (…), Ik kan het niet aanzien. Doe het lawaai van uw liederen van Mij weg.’ Wat maakt dat God zo’n afkeer heeft van de (op zichzelf geboden) religieuze uitingen? Hij heeft liever gehoorzaamheid dan offer. Of iemand écht rechtvaardig is blijkt uit zijn of haar daden. En daar schort het volgens Amos aan: de rijken vertrappen de armen en verdraaien het recht in de poort. Zolang dat het geval is, zijn de offers voor God niks waard.

Dat is een scherpe boodschap voor Israël, maar zeker ook voor ons. Op wereldschaal (en wellicht in Nederland ook) zijn wij de rijken. Daarmee zijn wij helaas ook maar al te vaak degenen die de armen vertrappen. Laten we dat teveel gebeuren, terwijl we druk zijn met onze discussies over Bijbelvertalingen, liturgie en kerk-zijn? Zijn we vooral bezig met religie, in de hoop daarmee God te behagen? Zegt God het ook tegen ons: ‘Ik haat, Ik versmaad uw feesten, het getokkel van uw lui­ten kan Ik niet aanhoren’? Misschien zouden we oudtestamentische profetieën wat vaker tegen onszelf moeten inlezen.

Hoop op herstel

Voor Israël is Gods oordeel in elk geval onontkoombaar. Daar is Amos glashelder over, bijvoorbeeld in sommige van de visioenen in hoofdstuk 7-9. De ‘dag van de Heere’, bij profeten een aanduiding voor het moment waarop Gods oordeel én Gods verlossing zichtbaar worden, is bij Amos een dag van ‘duisternis, geen licht, donkerte – zonder lichtglans erover’. Is Amos dan alleen maar een onheilsprofeet?

Uiteindelijk laat God Israël niet los. Dat blijkt in het geheel van de gang die God met Zijn volk gaat, en komt ook tot uiting in Amos, hoewel het verlossende woord zeker niet de boventoon voert in het boek. Er zal een grote schoonmaak plaatsvinden (9: 9-10). Het volk zal gezift worden, de zondaars zullen sterven. Daarna en op die manier gaat God verder met ‘de vervallen hut van David’. Een restje zal terugkeren uit de ballingschap en het land zal opnieuw tot bloei komen. Gods oordeel zal zeker komen, maar heeft niet het laatste woord.

Een van de vragen die door het boek Amos heenloopt is wie de échte rechtvaardige is. Dat is degene die het recht laat stromen als water (5: 24). Deel uitmaken van het verbond van God komt volgens Amos niet alleen tot uiting in de relatie tot Hem, maar ook in de relaties met elkaar. Deze lijn wordt in het Nieuwe Testament voortgezet door Jezus, volgens Mattheüs het levende bewijs dat God ‘de vervallen hut van David’ niet los heeft gelaten. Bovendien voedt Hij de armen, richt Hij degenen die gebogen gaan onder de last van het leven op en eet Hij met zondaars. Waar het leven van de inwoners van Israël onvolkomen was, en er ook bij ons van alles aan schort, is Hij de échte rechtvaardige. Hij is niet alleen de Zoon van David, maar ook de Zoon van God, die Gods wet werkelijk volbracht heeft. Daarmee loopt ook het oordeel van God over óns leven altijd via het kruis. In Amos is dat nog toekomstmuziek, maar ook in dit boek klinkt tegen de achtergrond van het komende oordeel het rijke evangelie: ‘Ik zal een omkeer brengen in de gevangenschap van Mijn volk Israël.’


De ‘kleine profeten’ hebben grote zeggingskracht. Toen en nu. Maar wat zeggen ze precies? En hoe horen we dat in onze tijd? Om dat op het spoor te komen, belichten we de komende weken vier van deze korte boekjes uit het Oude Testament. Vandaag deel 1: Amos.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 2024

De Wekker | 20 Pagina's

Amos: alleen een onheilsprofeet?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 2024

De Wekker | 20 Pagina's