Ontmoeting in Gods huis
Er gebéúrt wat in de eredienst: God en mens ontmoeten elkaar. Dat mag op deze wereld al een wonder heten. Niet eens zozeer omdat je je af kunt vragen wie er nog om God verlegen zit, maar eerder andersom: hoe bestaat het dat God mensen wil ontmoeten? Dat wonder zet de toon in de liturgie van de erediensten.
Ontmoeting
Wanneer je naar de kerk gaat, kom je daar persoonlijk en als gemeente voor Gods aangezicht. De diepe oorzaak van die samenkomst is dat God Zijn gemeente roept. Hij roept haar bijeen omdat Hij zondaren uit de duisternis roept tot het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde (Kolossenzen 1: 13, Zondag 21). Daarom is nooit de vraag hoe mensen de liturgie aantrekkelijk zullen vinden maar hoe de liturgie beantwoordt aan God Zelf. Daarmee zijn al twee trekken gegeven die kenmerkend zijn voor een gereformeerde liturgie: het gaat om de omgang met de Drieenige God waarbij het Woord van God de toon zet voor het antwoord van de gemeente. In de liturgie kun je persoonlijk je hart kwijt om het te laten vormen en vernieuwen door het Woord in handen van de Geest. Dat kun je al goed merken bij het begin van de dienst, dat op liturgiebriefjes meestal als ‘votum en (zegen)groet’ wordt aangeduid. Dat is wat de gemeente antwoordt op het samenroepen door God en hoe God Zijn gemeente begroet. Wat betekenen deze Bijbelwoorden in onze liturgie?
Het votum: omzien en opzien
De dienst begint met de woorden uit Psalm 124 vers 8: ‘Onze hulp is in de naam van de HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft’, vaak aangevuld met woorden uit Psalm 146 vers 6: ‘die trouw houdt in der eeuwigheid’ en Psalm 138 vers 8: ‘en nooit laat varen de werken van Zijn handen’. We noemen dit met een Latijns woord het votum, dat ‘(toe)wijding’, ‘gelofte’ betekent. Zo breed is de bedoeling ook: het is een gebed, een belijdenis, een proclamatie en een bemoediging ineen. Daarom is het in veel kerken gebruikelijk om de woorden als gebed in het hart mee te zeggen met gesloten ogen. Het uitspreken van het votum is al een oud gebruik dat in ieder geval teruggaat tot de Middeleeuwen. Voor de Gereformeerde Kerk is het gebruik vastgesteld in 1574 op de synode van Dordrecht. Je staat met die woorden iedere zondag met twee benen in de levende traditie van de kerk der eeuwen.
Dat is ook wat de inhoud van het votum aanwijst. De woorden van het ‘Onze hulp’ zijn namelijk genomen uit Psalm 124 die helemaal doortrokken is van het ‘ons’ en ‘wij’ van Gods volk dat leeft van Gods grote verlossingwerk. Je kunt voor je gevoel misschien als enkeling de kerk binnenkomen, maar met het ‘Onze hulp’ mag je als enkeling, gast of belangstellende mee in de vergadering van Gods gemeente. De eredienst is het moment om je in te laten voegen in de stroom van degenen die het van God moeten hebben en van God komen verwachten.
Psalm 124 geeft een belangrijke reden om die verwachting te leren: als de HEERE niet bij ons was geweest, waren wij vergaan. De beelden van vijanden die je levend willen verslinden en wateren die je als een woeste stroom overspoelen zetten het op scherp: met of zonder de HEERE, dat is een zaak van leven of dood. Het gaat maar niet over de vraag of er een God is, maar of die God ook met ons is. Het votum wil ons met deze woorden uit de psalm dus ook laten omzien. Terugzien over de grenzen van je eigen leven naar de hele geschiedenis van Gods heil. Is er ooit een tijd geweest dat Israël geen vijanden had? Telkens is het volk letterlijk en geestelijk in doodsnood. Zo gaat ook de geschiedenis van Gods kerk door in het Nieuwe Testament. Nu eens gaat de duivel rond als een briesende leeuw met geweld, dan weer door listige dwalingen. En wat zul jij alleen of als gemeente voor elkaar krijgen? Het votum zet ons als mensen op onze plaats.
Psalm 124 zegt met beelden dat wij weerloos zijn als tegenover roofdieren, krachteloos als tegenover een waterstroom en argeloos als een vogel die zo in een klapnet vliegt. Zo komt de gemeente voor Gods aangezicht om af te zien van eigen of andermans hulp en het bij de HEERE te zoeken die de eeuwen door Zijn volk heeft bewaard. Want er is geen tijd geweest, zelfs geen tel, dat God Zijn kerk heeft laten vallen. Al kon Elia wel een keer denken dat hij de laatste was, ook toen waren er nog zevenduizend die de knie voor Baäl niet bogen. De levende leden van de kerk komen met de levende God nooit beschaamd uit. Het votum is een stille herinnering en opwekking om oog te houden op Hem die de Eerste en de Laatste is, die niet zal laten varen wat Zijn hand begon.
Zo kom je ook bij het hart van het votum: de naam van de HEERE. Het votum doet een beroep op de God die Zich laat kennen. Die gekend kan worden door Zijn scheppingswerken (‘… die hemel en aarde gemaakt heeft’), maar Zichzelf en Zijn heil laat kennen door Zijn Woord. Daarin legt Hij Zijn naam open en legt Hij de naam van Zijn Zoon open. Daarom is er voor een mens geen betere plaats om te komen dan in de gemeente van God. Want God en mens kunnen niet meer samen vanwege de diepe breuk van de zonde. Want wie onder ons kan verblijven bij een verterend vuur? (Jes. 33: 14) Maar precies daarom mogen mensen de naam van de HEERE aanroepen, omdat Hij de naam Immanuël (God met ons) in Zijn Woord openlegt (vgl. Hebr. 1: 1). Ongelukkige, rampzalige mensen zijn bij Hem aan het juiste adres. Onbetrouwbare mensen hebben die getrouwe Zaligmaker dringend nodig. Wat een zegen als de gemeente aan het begin van de dienst al zo eerlijk voor God verschijnt om de naam van de HEERE aan te roepen als enige hulp en verwachting.
De groet: veelbelovende genade
Nadat de gemeente de roep van de HEERE heeft beantwoord in het votum, spreekt de HEERE. Vaak markeert de predikant deze overgang met de aanspraak ‘geliefde gemeente’ of ‘namens de HEERE zeg ik u’. En dan volgen de Schriftwoorden uit 1 Korinthe 1 vers 3: ‘Genade zij u, en vrede van God onze Vader, en de Heere Jezus Christus’ of uit 2 Timotheüs 1 vers 2: ‘Genade, barmhartigheid en vrede zij u van God de Vader, en Christus Jezus, onze Heere’ of uit Openbaring 1 vers 4 en 5: ‘Genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komen zal; en van de zeven Geesten die voor Zijn troon zijn; en van Jezus Christus, die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Overste van de koningen der aarde’. Bij deze woorden worden de handen of één hand opgeheven als teken van zegen en groet. De opgestoken hand kennen we natuurlijk in het dagelijks leven als begroeting, maar het opheffen van de beide handen is uit de Vroege Kerk bekend en onderstreept het bijzonder zegenrijke van deze groet.
De inhoud is niet alleen bijzonder, maar ook verrassend. De eredienst als ontmoeting tussen God en mens is werkelijk een wonder. Want zelfs de allerheiligsten kunnen voor God niet bestaan en toch kan de grootste van alle zondaren in Gods huis komen. Wat je als mens verdient en zou moeten verwachten, is dat God zou zeggen: ‘ga weg van Mij’ (Matth. 7: 23). Maar het tegendeel is hoorbaar: genade zij u en vrede! Evangeliewoorden die elke dienst weer nieuw mogen klinken aan allen die het horen. Dan kun je aan de eerste minuut van de dienst al genoeg hebben, zonder dat je er genoeg van krijgt. Daar zet God de toon van de eredienst door meteen open te leggen dat er bij Hem genade en vrede te verkrijgen is. Genade, dat is de onverdiende kwijtschelding van de schuld en de gunst van God die gegrond is op het offer van Christus en daarin schittert. Vrede, dat is de sjaloom, de harmonie tussen God en mens die er alleen door het bloed van het kruis kan zijn. Met eerbied mag je zeggen: hier kunnen God en mens elkaar in de ogen zien.
Vanuit Openbaring 1 gaat de naam van de Drie-enige God open. Daar noemt de Vader Zich Degene die is en die was en die komt. Hij is Zijn kerk al een eeuwigheid voor; is eeuwig Dezelfde en is ‘de komende’ die Zijn werk doorzet en vol-voert. De Heilige Geest laat Zich in Zijn zevenvoudige volheid aanwijzen als de ‘zeven Geesten die voor Zijn troon zijn’. Bij Hem is de volheid van kennis, zodat Hij weet wat er in je hart leeft. Hij is ook de Geest der uitbranding voor alles wat er in je hart aan onreinheid is, omdat Hij de Geest der genade en der gebeden is. Hij doet doden de stem van de Zoon van God horen en wekt het geestelijke leven. Hij leidt verder in de kennis en genade van Jezus Christus. Hij doorwaait de gemeente als hof, opdat er groei en bloei komt voor de Koning der kerk. Daarom ontmoet ook de Zoon Zijn gemeente door Zich te presenteren en Zijn hele heilswerk in het kort open te leggen: als de getrouwe Getuige, die de weg van de vernedering ging in trouwe gehoorzaamheid aan de Vader; als de Eerstgeborene uit de doden, die de zonde, dood en duivel heeft overwonnen; als de Overste van de koningen der aarde, die naam boven alle naam heeft ontvangen. Werkelijk alles om zalig te worden ligt in de Drie-enige God gereed en weerklinkt in je oren als Hij Zijn gemeente groet met genade en vrede!
Deze woorden zijn gericht aan de gemeenten als geheel en gaan zelfs nog vooraf aan de waarschuwingen en bedreigingen die ook klinken. Hoe de gemeente er ook geestelijk aan toe is, de bedoeling van de HEERE verandert niet. In Openbaring klinken de woorden al aan de zeven gemeenten, waarvan de een geprezen wordt en de ander op het punt staat om kerk-af te worden. Deze zegengroet klinkt daarom ook binnen de gemeente van het verbond (en voor gasten) waarin ‘tweeërlei kinderen des verbonds’ zijn: wedergeborenen en onwedergeborenen. Wie van genade leerde leven, mag hier opleven om de eerste druppels uit de fontein van de genade te drinken. Wie nog buiten staat, wordt hier genodigd en aangespoord. Wie koud tegenover God en Zijn dienst staat, wordt toch gelokt om door genade vrede met God te krijgen. Wie zichzelf als zondaar leerde kennen en eigenlijk niet voor God durft te verschijnen, hoort de naam van de HEERE opengaan: genade en vrede is bij Mij te vinden. Hij laat Zijn welwillendheid jegens zondaren uitroepen over de gemeente juist omdat Hij de zonde hoog opneemt tot op het kruis. Hierom kunnen zondaren gerechtvaardigd naar huis gaan, ‘zo dikwijls zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen’, maar blijft de toorn van God op ons zolang wij ons niet van harte bekeren (Zondag 31).
De zegengroet stelt dus scherp, tot op leven en dood. Het is geen constatering van wat je hebt, ongeacht geloof en bekering. Het is ook geen vage wens in het luchtledige. Nee, het is een belofte, een aanbod van genade. En het enige wat past op de beloften van God is ‘geloof’. Dat is een lege hand, opziende ogen en een hart dat ‘amen’ zegt: onze hulp is alleen in de naam van de HEERE, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. In zo’n ontmoeting gebeuren wonderen.
In deze serie artikelen bekijken we de verschillende onderdelen van de liturgie. Wat betekenen ze? Waarom zijn ze een onderdeel van onze liturgie? Wat hebben ze ons in de eredienst en in ons leven te zeggen? Vandaag deel 2: votum en groet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 2024
De Wekker | 20 Pagina's