Hebben we psalmen te braaf gemaakt?
Ik zat in de Nieuwe Kerk van Den Haag. Het was een zondagmiddag in november en er werden psalmen gezongen, maar het was geen kerkdienst. Ik zat bij Psalm 151. De naam zegt het al: een toevoeging aan de bekende 150. Gedurfd. De durfal in kwestie was componist Boudewijn Tarenskeen, samen met dichters die hij had gevraagd om nieuwe psalmen te schrijven. Het melkwitte najaarslicht viel door de ramen. Ik keek schuin omhoog naar het oude orgel. Op een gegeven moment kwamen de koorzangers op, maar heel terloops en ontspannen, zodanig dat het publiek vergat te applaudisseren.
En toen begon Tarenskeens muziek: keelklanken, onverstaanbaar. Vervolgens teksten van Freek de Jonge, Willem Jan Otten, Lucas Rijneveld, Ramsey Nasr en anderen. Was dit een psalm? De gezongen teksten waren soms brutaal, soms grappig, dan sceptisch of zelfs depressief. En waar was God in het geheel? Ja, er werd gezocht: ‘god van mijn afkomst’, ‘heer drogbeeld’, ‘heer macho’, ‘heer schuilplaats’. Telkens nieuwe pogingen. Bevreemdend.
Als jongetje leerde ik op de basisschool wekelijks een psalmversje. In de kerk zongen we ze: vooral lofliederen, overgave, hoop op redding. Troost na angst. Liever geen wraak. We loofden God luidkeels. En ik bewaar er warme herinneringen aan.
Maar toch: Psalm 151 opende me de ogen. Want waren deze nieuwe teksten niet méér ‘psalm’ dan ik eerst dacht? Was het worstelende zoeken, het aantrekken en afstoten tussen mens en God, niet heel realistisch weergegeven? Waren al die verschillende godsbeelden niet heel ‘psalmisch’? Dat je God niet kunt vangen met één beeld, dat je je eigen beelden soms moet afbreken of herzien? Dat het ook heel heilzaam en nodig is om behalve voor hoop ook genoeg ruimte te maken voor wanhoop, angsten en verlangens?
Ik vroeg me af: hebben we de psalmen, áls we ze in de kerk nog zingen (in welke stijl dan ook), niet veel te braaf gemaakt? De scherpe hoekjes eraf geschaafd en er zachte rubberen tegels onder gelegd? Natuurlijk, psalmen bezingen het goede nieuws van bevrijding en redding. Toch zijn er ook psalmen die aan het slot opeens weer terugkeren naar het ellendige begin. Je beseft dat het ‘nog niet’ is. Dat die droom van bevrijding, inderdaad, een droom was. Bam, terug in de realiteit, waarin ook God soms niet meer dan een droom lijkt.
Psalm 151 deed me beseffen wat een ruimte het geeft als psalmzingen kan gaan over al die verschillende levenservaringen, zonder al te gauw door te spoelen naar het goede nieuws van Gods redding. Niet om die redding te verzwijgen, maar omdat heling pas ontstaat als de pijn ook echt erkend is. In psalmen zingen ze elkaars lied: wie zich thuis voelt en de balling, de stabiele gelovige en de worstelaar. Ze delen elkaars levenservaringen, die ze niet altijd begrijpen. Ze luisteren ernaar, en ze zingen. En ze delen een droom: dat recht wordt gedaan aan weduwe, wees en ontheemde, dat ieder mens wordt gezien en opgetild. Het najaarslicht viel door de ramen. En de droom was levensecht, heel even.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 2025
De Wekker | 36 Pagina's