Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waarom de Franse protestanten numeriek een minderheid vormen (IV en slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waarom de Franse protestanten numeriek een minderheid vormen (IV en slot)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen het bericht van de moord op Hendrik de Guise in Parijs bekend werd, verklaarde de Raad van de Liga Hendrik III vervallen van de troon. Men benoemde een broer van de vermoorde tot regent van het koninkrijk. De meerderheid der Fransen keurde de besluiten goed. Er ontstond zo een ultra-r.k. staat in de staat. Voor de koning bleef er dan ook niets anders over dan zich te verzoenen met zijm zwager.

Aan het hoofd van een leger van 30.000 man marcheren de twee „bondgenoten" op naar Parijs, bolwerk van de Liga, en slaan het beleg voor de stad. Hendrik III neemt zijn intrek in een bisschoppelijk buitenverblijf te Saint-Cloud, dat op een heuvel bij de Seine ligt, zodat men een goed uitzicht heeft op de hoofdstad. In de vroege morgen van 1 augustus 1589 brengt een monnik, Jacques Clément, een brief aan de koning. Terwijl deze hem bij een venster leest, haalt de monnik - een lid van de Liga - uit de wijde mouw van zijn pij een mes, waarmee hij de vorst een dodelijke verwonding toebrengt. Op zijn sterfbed wijst Hendrik III zijn zwager aan als opvolger. De protestantse leider Hendrik van Navarre wordt, als Hendrik IV, koning van Frankrijk en Navarre. Hij moet zijn koninkrijk veroveren op de Liga, wat heel moeilijk is, want de beweging wordt financieel en militair gesteund door Spanje. Als na verloop van tijd Filips II aanspraak gaat maken op de Franse kroon voor zijn dochter Isabella - kleindochter van Hendrik II met wiens dochter Elisabeth Filips gehuwd was geweest - beginnen veel leden van de Liga te aarzelen. Hendrik IV profiteert van de omkeer in de geesten van zijn vijanden en wordt weer r.k., wat hem als koning aanvaardbaar maakt voor de meeste Fransen. Aanzienlijken worden door de koning omgekocht met titels en geld: 20 miljoen francs, wat nu misschien 1 miljard zou zijn. De gouverneur van Parijs opent de poorten en het Spaanse hulpgarnizoen verlaat de hoofdstad (1594).

Nadat Hendrik IV met steun van protestantse troepen de laatste Spanjaarden uit Frankrijk heeft verdreven (1598), verleent hij aan zijn vroegere geloofsgenoten, als tegenprestatie, bij het „eeuwig en onherroepelijk" Edict van Nantes volledige burgerrechten en een tamelijk grote vrijheid van godsdienst. (Ulitbreiding van het aantal protestantse kerkgemeenten en geloofspropaganda waren niet toegestaan.) De ondertekening van het Edict van 1598 is een baanbrekende daad geweest: Frankrijk wordt het eerste land dat, in tegenstelling tot andere staten waar - zoals destijds gebruikelijk - de onderdanen dezelfde godsdienst moeten belijden als hun soeverein, een zekere vrijheid van godsdienst kent. Was dit zo gebleven, dan had Frankrijk een minder bewogen geschiedenis gehad!

Gezegd moet worden dat de protestanten niet tevreden waren met het Edict, dat geen expansiemogelijkheden bood. In bepaalde streken was er zelfs sprake van achteruitgang voor de protestanten. De rooms-katholieken vonden dat de Hugenoten te veel rechten hadden gekregen. Paus Clemens VIII noemde het Edict, dat een vreedzaam samenleven van roomsen en protestanten mogelijk zou kunnen maken „het ergste ding ter wereld". Hendrik IV zag het Edict van Nantes als een blijvende grondwet voor Frankrijk, maar de r.k. geestelijkheid streefde er van het begin af naar om, door geleidelijke uitholling van de bepalingen van het Edict, de uiteindelijke intrekking ervan voor te bereiden.

Nu hadden de Hugenoten in 1598 sterke garanties gekregen voor hun rechten en vrijheden. Zij mochten in een groot aantal vrijsteden garnizoenen leggen, waardoor de protestanten nog altijd een staat in de staat vormden. De belangrijkste pandstad was de zeehaven La Rochelle. In 1610 werd Hendrik IV, tijdens een rit in zijn koets, te Parijs door Ravaillac vermoord. Als motief gaf de koningsmoordenaar op, dat de vorst een Hugenoot was die oorlog wilde voeren tegen de paus.

Onder de nieuwe koning, de fel r.k. Lodewijk XIII, zou de politieke positie van de Hugenoten danig verzwakt worden. In het bijzonder met het optreden, als eerste minister, van kardinaal de Richelieu (1624). Dit was een keiharde realist, die ernaar streefde om van Frankrijk een sterk gecentraliseerde staat te maken. De wil van de koning - of wat daarvoor doorging - moest hoogste wet worden. Lodewijk liet Richelieu begaan. Met harde hand maakte de kardinaal een eind aan de zelfstandige positie van de hoge adel: tal van aanzienlijken kwamen im de gevangenis of op het schavot. Na enkele „godsdienstoorlogen" verloren de protestanten hun staatkundige voorrechten: het Edict van Alais (1629) liet de Hugenoten de (beperkte) vrijheid van godsdienst, maar ontnam hun de pandsteden. De „hoofdstad" van de protestantse „staat in de staat", La Rochelle, viel na een beleg van een jaar, waarbij Lodewijk XIII en Richelieu persoonlijk aanwezig waren.

Zonder staatsrechtelijke garanties en eigen militaire organisatie waren de Franse protestanten weerloos in een overwegend rooms land, waar de clerus niet ophield aan te dringen op afschaffing van de vrijheid van godsdienst. De bisschop van Saint-Brieuc zei in een boodschap aan de koning, dat „ketterijen de verderfelijkste pestziekte" zijn voor een staat. Een halve eeuw later trok Lodewijk XIV - volgens de historicus Viénot: de eerste logische vertegenwoordiger van het absolutistische koningschap - het „eeuwig en onherroepelijk" Edict vani Nantes in. De voorgeschiedenis van deze herroeping is geschetst in het januarinummer van dit blad.

Godsdienstoorlogen, Bartholomeusnacht, executies, vervolgingen, dwangbekeringen, omkoperij, emigratie hebben het eens zo veelbelovende Franse protestantisme tot een kleine minderheid gemaakt. In 1562 was misschien 1/5 van de Fransen hervormd; in 1600: 1/12; in 1670: 1/18; in 1815: 1/36. Tegenwoordig is dit 1/100. Die grote achteruitgang is te wijten aan de secularisatie, het functieverlies vam de kerken, dat zich ook onder de rooms katholieken voordoet. In zijn boek „Les Eglises réformées en France" (1958), dat veel statistisch materiaal bevat, geeft Ds. S. Mours voor 1955 een getal van 460.590 hervormden op. Daarbij komen nog een onbekend aantal protestanten die niet bij de Franse Hervormde Kerk zijn aangesloten. Deze laatste telde in 1955: 661 voorgangers.

De numerieke achteruitgang van het Franse protestantisme zou ons kunnen ontmoedigen. Maar in het geestelijk leven telt nog iets anders dan cijfers. In een lijkrede voor Lodewijk XIV (sept. 1715) zei de kanselredenaar Massillon, dat het de overleden vorst tot „eeuwige roem" zou strekken Frankrijk te hebben gezuiverd van de „ketterij". Maar de gewijde spreker kon niet weten dat, een maand tevoren, 9 onbekende mannen een begin hadden gemaakt met een reorganisatie van het hervormde kerkelijk leven. (Zie: juni-artikel). Deze bescheiden poging heeft geleid tot herstel van het Franse protestantisme. In het slotwoord van zijn boek zegt Ds. Mours dan ook: „Als wij de 4 eeuwen geschiedenis van de Franse hervormde kerken bestuderen is, wat ons verbaast niet zozeer dat zij zo weinig talrijk zijn, maar dat zij nog zo talrijk zijn". Dan gaat Mours verder, en wij zijn het met hem eens: „Daaruit blijkt de werking van de Goddelijke Voorzienigheid".

Cijfers zeggen niet alles! Studie van de geschiedenis leert ons ook, dat het niveau - politiek, sociaal, cultureel, moreel, religieus - in protestantse kringen of landen hoger ligt, dan in de roomse. Men denke maar aan de schrille tegenstelling tussen Noord- en Zuid-Amerika (of -Europa). Zo is het ook met de Franse protestanten, die in hun land een eervolle plaats innemen. Hun invloed is omgekeerd evenredig met hun geringe getalsterkte. Men zou onze Franse geloofsbroeders kunnen vergelijken met het „zuurdeeg", waarvan 1 Cor. 5 : 6 gewaagt. En men zou hun geschiedenis kunnen samenvatten met de 2de regel van Psalm 129: „Zij hebben mij ten zeerste benauwd van mijn jeugd aan, maar zij hebben mij niet overmocht".

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1977

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Waarom de Franse protestanten numeriek een minderheid vormen (IV en slot)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 1977

Protestants Nederland | 8 Pagina's