Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Richard Hurrell Froude (1803-1836)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Richard Hurrell Froude (1803-1836)

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadat in de vorige artikelen in deze serie over Engelse theologen aandacht is besteed aan de periode van de Middeleeuwen en de Reformatie, volgen nu enkele artikelen over de negentiende-eeuwse Oxford Movement binnen de Anglicaanse Kerk. Deze beweging probeerde binnen de Church of England de tradtitie van de vroeg-christelijke kerk te versterken, zoals dat bijvoorbeeld ook door William Laud was gedaan.' George Harinck

Abstract
Dit artikel geeft een korte biografie van Richard Hurrell Froude, enfant terrible en initiator van de Oxford Movement binnen de Church of England. Het schetst een beeld van de invloed van de relatief onbekende Froude op de kopstukken van deze 'katholiserende' beweging: John Keble en John Henry Newman.

Vele geestelijke bewegingen worden mede beïnvloed door een jong gestorvene, die na zijn dood geestelijke invloed uitoefent op doel en ontwikkeling van de beweging. Voor de bekende literaire beweging van tachtig in Nederland kan men denken aan de jong gestorven dichter Jacques Perk (1859-1881), wiens door Willem Kloos postuum gepubliceerde nagelaten verzen in feite het startpunt zijn geweest van een ingrijpende literaire vernieuwing, die bijna zestig jaar lang, in feite tot 1940, zijn invloed op de Nederlandse letterkunde diepgaand heeft uitgeoefend. Iets dergelijks heeft zich voorgedaan bij Richard Hurrell Froude ten aanzien van de Oxford Movement. Froude is zowel door Engelse kerkhistoricus J. H. Overton (1835-1903) getypeerd als het enfant terrible van de Oxford Movement als door niemand minder dan door Newman in zijn lezingenserie Difficulties feit by Anglicans uit 1850 als de eigenlijke initiator van deze beweging. Voor beide standpunten zijn argumenten aan te voeren. Want Froude heeft altijd iets uitdagends gehad, maar vrijwel zeker heeft ook niemand in de beginjaren van de Oxford Movement zo nauw contact, en vooral geestelijk contact, met John Keble en Newman gehad als Hurell Froude, die beide kerkelijke leiders tot zijn boezemvrienden mocht rekenen. Froude is niet alleen sterk door Keble en Newman beïnvloed, maar de geniale trekken van Froude en zijn vitale religie hebben via zijn briljante conversaties en openhartige brieven sterke impulsen gegeven aan Keble en Newman, impulsen die na zijn dood hebben nagewerkt. Richard Hurrell Froude werd op 25 maart 1803 als eerste van acht kinderen geboren als zoon van Robert Hurell Froude (1769-1859), de archdeacon van Totnes, in de pastorie van Darlington inDevonshire. Hurrell ging op 13 april 1821 voortheologiestudie naar Oxford, naar het toen reeds vijfhonderd jaar bestaande, beroemde Oriel College, amper twee maanden na de dood van zijn moeder Margret Spedding, op 16 februari 1821. De even begaafde als gevoelige achttienjarige student had het geluk als tutor te krijgen John Keble, door Newman eens genoemd "de eerste man van Oxford", en vanaf het eerste contact klikte het tussen leermeester en pupil volkomen, hoewel zij van karakter sterk verschilden. Keble was verfijnd, Froude daarentegen kon grof zijn en bezat een socratische ironie, waarmee hij de wereld rondom hem tegelijk opbouwde en op een afstand hield — en hij wist dat. Aan Newman schreef hij op 23 november 1834 eens heel openhartig: "Op de een of andere manier word ik steeds harder en lomper dan ik al was." Aan Keble schreef hij reeds op 8 januari 1827: "Ik ben zo onevenwichtig in mijn gevoelens, dat alles mij soms veinzerij lijkt." Keble was pastoraal, evenwichtig en voorzichtig; Froude was openhartig, geestdriftig en had iets van een heroïsche agitator. Keble was doorgaans passief en terughoudend, een man van stille achtergrond; Froude was vóór alles actief, bezig met zichzelf en met anderen, zowel in het heden als in de geschiedenis. Meester en leerling moeten meer en meer geboeid zijn geweest in eikaars geheel verschillende karakteraanleg, en vonden elkaar in beider grote liefde voor de Church of England, en zouden mede daardoor levenslang diep met elkaar verbonden blijven. Wat Froude van zijn elf jaar oudere tutor vóór alles leerde was zijn geweten te volgen, en applaus eerder te vrezen dan ervan te genieten. De band tussen beide wordt wel nergens duidelijker aangegeven, dan toen Froude, na ontvangst van een brief van Keble, hem op 5 november 1826 terugschreef dat die brief hem zo blij had gemaakt, als hij sinds de dood van zijn moeder niet meer geweest was. Later, bij de intense samenwerking in de Oxford Movement zou Froude op 17 november 1833 aan Newman over Keble schrijven: "Hij is mijn vuur, maar ik mag zijn pook zijn." Wat ze ten diepste gemeen hadden was een drang tot heiliging van eigen leven en dat van de kerk, iets waarmee ze ook de Oxford Movement zouden verlichten. Met de studie vlotte het naar wens. Na in 1824 zijn eerste examen (B.A.) te hebben gedaan, werd hij als nauwelijks drieëntwintigjarige reeds met Pasen 1826 gekozen tot fellow van het beroemde Oriel College, waar hij studeerde, en werd in augustus 1827 als tutor van zijn college aangewezen, wat hij tot 1830 zou blijven. In 1829 werd hij door de bisschop van Oxford tot priester gewijd, maar over de voorbereiding tot zijn priesterwijding lag de zware schaduw van de dood van zijn broer Robert, die op 28 april 1828 stierf. Dus reeds heel jong beleefde Hurrell Froude de verantwoordelijkheden en de boeiende dagelijkse omgang van het Oxfordse college life. Maar hierbij vormde de ontmoeting, de omgang, de vriendschap, de samenwerking, ja, we mogen wel zeggen de actie in de Oxford Movement met John Henry Newman een hoogtepunt, dat voor beider leven bepalend en beslissend is geweest. Op 12 april 1822 was Newman tot fellow van Oriel gekozen, en werd in 1826 tutor van het college. Op 19 april 1826 schreef Froude aan zijn vader over hem: "Newman is een zeer aangename fellow, maar wel erg verlegen" Sindsdien groeide hun omgang uit tot een hechte vriendschap, en hadden ze op velerlei gebied gesprek en contact met elkaar, want ook Froude was zeer geboeid door geschiedenis, wiskunde, bouwkunst en astronomie, en niet te vergeten door de muziek, waarbij Beethoven zijn favoriete componist was. Maar wat hen toch vóór alles verbond was het christelijk geloof, en het verleden, het heden en de toekomst van de Engelse Kerk. Newman legde daarbij het accent op de vroege kerk, vooral op die van de vierde eeuw, waarover hij in 1833 zijn boek The Arians of the Fourth Century publiceerde, daarbij sterk gestimuleerd en beinvloed door Froude. Froude daarentegen legde het accent juist op de middeleeuwse kerk, wat bij hem ten gevolge had een grote interesse voor de martelaar Thomas Becket en een warme sympathie voor het streven van aartsbisschop William Laud. Dit had ten gevolge dat Newman en Froude sympathiek stonden jegens Rome, terwijl hun sympathie voor de continentale reformatie, vooral jegens het calvinisme, afnam, zo die sympathie erbij Froude al ooit geweest was. Een groeiende, stimulerende, sterk romaniserende impuls ging hierbij van Froude op Newman uit, ook gedurende de hoogtijdagen van de Oxford Movement. Froude schreef de tractaten 9,59,63 en mogelijk nummer 8, en bepleitte bij Newman zoveel mogelijk aansluiting bij de middeleeuwse kerk, een invloed waarvan Newman verre van afkerig was, al schreef hij op 5 augustus 1833 aan zijn leerling en medefellow Thomas Mozley (1806-1893): "Froude gaat verder dan ik." Inmiddels leed de arme Froude reeds sinds 1828 aan tuberculose, waarvan de verschijnselen in de zomer van 1831 steeds duidelijker werden. Voor zijn gezondheid maakte hij daarom in de winter van 1832-1833 per boot een Middellandse Zeereis, samen met zijn vader en Newman. De reis begon op 5 december 1832, en zij bezochten Gibraltar, Griekenland, Korfoe, Malta, Sicilië en Rome, in welke laatste stad zij vijf weken bleven, daar, zoals overal, het religieuze leven met ijver bestuderend. In juni 1833 keerde Froude in Engeland terug, maar zijn gezondheid vertoonde geen verbetering. Hij besloot daarom als geestelijke werk te zoeken in een beter klimaat, en reisde daartoe reeds in november 1833 naar West-Indië, waar hij tot mei 1835 tijdelijk chaplain werd van de bisschop van Barbados. Zijn studies zette hij daar voort, o.a. over Thomas Becket, en hier schreef hij zijn gedegen wijsgerige studie Essay on Rationalism. Maar vóór alles bleef hij — groot briefschrijver als hij van jongsafaan was — in voortdurende correspondentie met Newman, Keble en andere vrienden, om de Oxford Movement zo krachtig mogelijk te stimuleren. Daarbij dienen wij wel te bedenken dat Froude, mede door zijn voortdurende bestudering van de middeleeuwen, steeds meer in rooms-katholieke richting dreef, ondanks het feit, dat hij Trente, vanwege de daar uitgesproken Anathema's tegen de protestanten haatte en bleef veroordelen. Op 9 januari 1834 schreef hij aan Keble: "Je zult geschokt zijn door mijn bekentenis, dat ik iedere dag een steeds minder loyale zoon van de Reformatie word. Ik heb nu al de Becket-correspondentie vertaald, en zou direct verder gaan met Anselmus, wanneer ik niet op het punt stond met de bisschop op visitatiereis te gaan." En eveneens vanuit Barbados aan Newman: "Werkelijk, ik haat de Reformatie en de reformatoren meer en meer." Newman was voor deze beïnvloeding niet geheel ongevoelig, maar wist zulke stimulansen van Froude toch ook te relativeren, toen hij hem op 18 november 1834 ironisch schreef, dat Froude maar het best anglicaans bisschop in India kon worden, want "daar zou je Katholiek kunnen zijn en niemand zou het verschil weten."

Froude's gezondheid verbeterde in West-Indië niet; hij werd er kortademig en zijn hoest bleef. Maar Froude zag zijn ziekte als een beschikking van Boven, geheel conform zijn overtuiging, die Froude's biograaf Piers Brandon als volgt formuleerde: "Froude geloofde dat hoe moeilijker het leven is, des te meer bevredigend het is, zowel jegens onszelf als jegens God." In zijn nagelaten papieren treffen we een gebed aan van Froude op 4 maart 1827: "O God, houd nu hoog in mij, terwijl ik in de zonneschijn ben, het bewustzijn van armzaligheid waartoe de dag van donkerheid mij dwingt. Of wanneer ik op geen andere wijze kan worden weerhouden van hoogmoed, buig mij dan opnieuw terneer, o God, en laat Uw storm over mij heengaan." Op dinsdag 19 mei 1835 arriveerde Froude voor het laatst in Oxford, in zijn geliefde Oriel College, naar Newman's zwager Thomas Mozley in zijn Reminiscenses van 1882 zou schrijven, "vol energie, verbrand door de zon, maar een schaduw." Na twee weken, op 4 juni, verliet Hurrell Oxford voorgoed, om nog negen maanden te leven in de pastorie van zijn vader te Darlington. De laatste maanden van zijn leven bleef hij door lezen en schrijven in contact met al wat er rondom hem gebeurde, vooral ook in Oxford, waarheen zijn gedachten dagelijks uitgingen. Van 14 september tot 11 oktober 1835 logeerde Newman nog een maand in de pastorie van Darlington, maar op 10 oktober, de avond voor zijn vertrek, schreef Newman vanuit huize Froude aan J.W. Bowden (1798-1844), één van de schrijvers van de Tracts: "Hij is vol gedachten en plannen — en aangezien het hem nu is toegestaan te lezen en te schrijven heb ik hem aan het werk gezet. [...] Werkelijk, ik denk soms dat hij enkel in leven wordt gehouden door de gebeden van zijn vrienden, zoals de Israëlieten door de opgeheven handen van Mozes." Over het afscheid schreef Newman later: "Froude's gezicht lichtte op en scheen bijna in de duisternis, als om te zeggen dat wij in deze wereld voor goed afscheid namen." Newman schreef hem nadien nog een stroom van stimulerende brieven, om hem te bemoedigen en aan het werk te houden. De vader van Froude schreef echter op 18 februari 1836 aan Newman: "Iedere hoop op zijn herstel is voorbij; — Zijn gedachten gaan voortdurend naar Oxford uit, naar jou en mr. Keble." Op 20 februari schreef Newman aan de stervende Hurrell Froude: "My dear Hurrell, Ik wil slechts zeggen datje steeds in mijn gedachten en gebeden bent, en (onder Gods zegen) steeds zult blijven — moge ik zo steeds zijn in de jouwe. Hoewel je op een afstand bent, voel ik je nu bij mij in Oxford." Op 2.8 februari 1836, 's middags om 2 uur, stierf Hurrell Froude rustig en kalm in de armen van zijn vader. Op 3 maart werd hij naast zijn moeder, zijn broer en zijn zuster begraven, dicht bij de ingang van de kerk. Froude's biograaf Piers Brandon schreef: "Op de zondag, nadat hij het bericht vernomen had, overmande Keble de emotie, terwijl hij de eucharistie bediende. Newman was, bij de ontvangst van de fatale brief, in tranen -een zeldzaam iets voor hem." Op Froude's begrafenisdag schreef Keble aan de vader: ' ik gevoel dat ik in hem een vriend heb verloren die nooit kan worden vervangen. [...] Maar als ik hem al zo mis, wat moet uw beproeving dan zijn." Na de dood van Hurrell Froude was zijn rol in de kerk echter nog niet uitgespeeld. Zijn vader zond Hurrells nagelaten papieren aan Newman, en deze was daarvan zo onder de indruk, dat hij, in overleg met Keble, besloot ze te publiceren, wat in 1838 en 1839 in vier flinke boekwerken gebeurde, onder de titel Remains. Met name het eerste deel, waarin dagboeken en brieven van Froude werden bekend gemaakt, veroorzaakte opzien en zelfs verontwaardiging, vanwege de openhartigheid en de sterk romaniserende inslag van de auteur, die op deze wijze nog eens openbaar werd. Velen hebben deze uitgave aan Newman kwalijk genomen, maar anderen zagen deze publicatie eerder als een noodzakelijkheid om het karakter van de Oxford Movement nader in het licht te stellen. Zij bevat veel wat geen historicus zou willen missen. Het eerste deel toont ons Froude typisch als "kerkelijk agitator" wat hij immers wilde zijn. Het vierde deel is geheel aan Thomas Becket gewijd. Hurrell Froude is voor de Engelse kerkgeschiedenis van de negentiende eeuw van ongemeen belang geweest als voornaamste adviseur van Newman in de dagen van de Oxford Movement. Hoewel Dean Church in zijn boek over de Oxford Movement treffend opmerkt dat Froude "was gemaakt voor conflict, en niet voor het winnen van discipelen", merkte Church daarnaast terecht op: "Hij was misschien de eerste Engelsman die beproefde recht te doen aan Rome, en die vriendelijke taal over haar bezigde, zonder de intentie rooms-katholiek te worden." Dit kon Church gronden op een uitspraak van Froude zelf, in een van zijn conversaties, opgenomen in de Remains: "Natuurlijk, niemand kan rooms-katholiek worden, zolang deze kerk zijn anathema's handhaaft. [...] Ik zou nooit rooms-katholiek worden. Ik zou nooit al die dingen kunnen denken, die in Pius' Credo noodzakelijk zijn voor zaligheid", — al liet hij daar even onverwacht als relativerend op volgen: "Maar ik zie niet in welk nadeel een gewone rooms-katholiek ervan ondervindt om zo te denken." En wat de betekenis van Hurrell Froude betreft, zij voorts herinnerd aan wat hij op zijn sterfbed heeft gezegd: "Kent ge het verhaal van de moordenaar die één goed ding in zijn leven had gedaan? Nu, wanneer ze mij vroegen welke goede daad ik ooit heb gedaan, dan zou ik antwoorden: Ik heb Keble en Newman er toe gebracht elkaar te begrijpen."

Personalia
G. Puchinger (1921-1999) was historicus en hoofd van het Historisch Archief- en Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme 1800-heden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Correspondentie richten aan: Redactie Radix, p.a. Peter Mulder, Okeghemstraat 11 hs, 1075 PJ Amsterdam.



Noten 
Noot van de redactie: zie G. Puchinger, "William Laud (1573-1644)," Radix 25 (1999): 157-162.

1. Zie John Henry Overton, The Anglican Revival (London: Blackie, 1897), 83 en vooral Piers Brendon, "Newman, Keble and Froude's Remains," The English Historical Review 145 (1972): 697-716.

2. Newman duidde Froude in een in 1850 gegeven lezingenserie voorzichtig maar beslist aan als: "who, if any, is the author of the movement altogether." Zie John Henry Newman, Certain Difficulties Feit by Anglicans in Catholic Teaching Considered (Londen: Longmans & Green, new ed., 1897), vol. 1, 36.

3. Louise Imogen Guiney, Hurrell Froude: Memoranda and Comments (Londen: Methuen, 1904), 22.

4. Guiney, Hurrell Froude, 208: "Hurrell liked ironical situations." Zie ook Piers Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement (Londen: Elek, 1974) die spreekt over "Hurrell's gift of ironic humour [...] The tone of nearly every letter he wrote to the Archdeacon [his father] was ironical and lighthearted [...}". (22) Hurrell betitelde zijn vader in brieven altijd met "My dear Archdeacon". (23) "Froude's irony too frequently deteriorated into cruel sarcasm." (35) "Characteristically, Froude recorded almost all his impressions of Keble in the high-flown language of irony." (48)

5. Guiney, Hurrell Froude, 160.

6. Ibid., 47.

7. Ibid., 22.

8. "It may seem an odd sort of thing to say, but I got from your letter something more like happiness than I have known since my mother died." Ibid., 44.

9. Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 68.

10. Zie Guiney, Hurrel Froude, 130. Zie Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 16 en 26. Ook ascetisme, celibaat en mariologie speelden een rol in Froude's religieuze ontwikkeling.

11. Brendon., Hurrell Froude and the Oxford Movement, 59. Froude aan Keble op 25 mei 1826: "Newman is, to my mind, by far the greatest genius of the party, and I cannot help thinking that, sometime or other, I may get to be well acquainted with him: but he is very shy, and dining with a person now and then does not break the ice so quickly as might be wished." Guiney, Hurell Froude, 40.

12. Froude aan Keble op 31 maart 1825: "I adore King Charles and Bishop Laud!" Zie Guiney, Hurrell Froude, 24.

13. Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 127.

14. Brendon noemt aan het slot van zijn biografie Froude "a Catholic who reverenced Rome, but hated Trent." Ibid., 196.

15. Zie Guiney, Hurrel Froude, 132.

16. Ibid., 162.

17. The Letters and Diaries of John Henry Newman (Oxford: Clarendon Press, 1980), vol. 4, 362.

18. Zie Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 70.

19. John Keble and John Henry Newman, eds., Remains of the Late Reverend Richard Hurrell Froude, M.A., Fellow of Oriel College, Oxford (Londen & Derby: Rivington, 1838), vol. 1, 65.

20. Thomas Mozley, Reminiscenses: Chiefly of Oriel College and the Oxford Movement (London: Longmans, 1882), vol. 1,347.

21. The Letters and Diaries of John Henry Newman (Oxford: Clarendon Press, 1981),vol.5, 151.

22. Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 175.

23. Guiney, Hurrell Froude, 196.

24. The Letters and Diaries of John Henry Newman, vol. 5, 240.

25. Guiney, Hurrell Froude, 197.

26. Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 178.

27. De theoloog Edward Churton (1800-1875) zei op 21 September 1838 aan Pusey dat "there are sentences and even pages of that book which I could wish almost to have lost my right hand sooner than seen published." Brendon, "Newman, Keble and Froude's Remains," 697. Zie ook Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 180.

28. "Though many contemporaries, among them Newman's sister Harriett, comdemned the publication as a shocking example of ' bad taste' and a flagrant 'breach of confidence', the student of the period can only be thankful that this unique record of religious development and Tractarian history has been preserved." Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 184.

29. "The book, especially the first volume which consisted largely of Froude's letters to friends and extracts from his private journal (the other three volumes contained more othodox and less outspoken sermons en essays), was abundant posthumous fulfilment of his wish to be an ecclesiastical agitator. It polarised opinion. It was an anti-eirenicon par excellence." Brendon, Hurrell Froude and the Oxford Movement, 180.

30. John Henry Newman, ed. Remains of the L:ate Reverend Richard Hurrell Froude, M.A., Fellow of Oriel College, Oxford, vol. 4: History of the Contest Between Thomas a Becket, Archbishop of Canterbury, and Henry II, King of England (London: Rivington, 1838). Het boekdeel beslaat 633 pagina's.

31. Richard William Church, The Oxford Movement: Twelve Years, 1833-1845 (London: MacMillan & Co., 1897), 46; vergelijk de tweede editie, ingeleid door John Clive en Geoffrey Best (London: Archon Books, 1966), 38.

32. Zie Church, The Oxford Movement, 50-51 (rev. ed., 41).

33. Zie Newman, Remains, 434.

34. Ibid., 438.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Radix | 60 Pagina's

Richard Hurrell Froude (1803-1836)

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Radix | 60 Pagina's