Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Calvijns breuk met Rome

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Calvijns breuk met Rome

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De dag van Allerheiligen (1 nov.) heeft een rol gespeeld in de geschiedenis der Kerkhervorming. Aan de vooravond van Allerheiligen 1517 maakte Luther zijn 95 stelhngen tegen de aflaatverkoop openbaar. Zijn volstrekte afwijzing van deze praktijk spreekt o.a. uit deze stellingen: 21) Die aflaatpredikers dwalen, die zeggen, dat een mens door de pauselijke aflaten van alle straf en schuld gevrijwaard wordt. 36) Iedere willekeurige christen, die waarlijk berouw toont, heeft volledige kwijtschelding van straf en schuld; die komt hem toe zonder aflaatbrieven. Zoals men weet, is een aflaat een kwijtschelding van tijdelijke straffen.

Op AllerheiHgen 1533 trad Johannes Calvijn in de openbaarheid, met een door hem opgestelde redevoering, die vervolgens in de universiteitskerk werd uitgesproken door zijn vriend professor Cop (Kopp). Na eerst rechten te hebben gestudeerd in Orleans en Bourges, ging de 22-jarige Calvijn, in 1531, naar Parijs om aan het juist opgerichte 'Collége Royal' oude talen te gaan studeren. Het 'C.R.' - tegenwoordig het 'Collége de France' - was een hogere school. Daar deze los stond van de Parijse universiteit, viel zij niet rechtstreeks onder het gezag van de kerk. Calvijns leermeesters waren: voor Grieks de hervormingsgezinde Danès, en voor Hebreeuws Vatable.

Vierhonderdvijftig jaar geleden (1532) publiceerde Calvijn zijn eerste werk: een commentaar over Seneca's pleidooi voor vorstelijke clementie: 'De dementia'. Seneca schreef deze aansporing tot goedertierenheid toen Nero, wiens opvoeder hij was geweest, keizer was geworden van het Romeinse rijk. Er is wel beweerd, dat Calvijns commentaar bij 'De dementia' bedoeld was als een aansporing tot verdraagzaamheid voor de franse koning Frans 1. De jonge taalgeleerde was toen nog niet 'bekeerd'. Zijn overgang tot het protestantisme ging geleidelijk, maar na de door Calvijn opgestelde rede was een breuk met Rome onvermijdelijk.

Johannes Calvijn was goed bevriend met het gezin van de uit Bazel afkomstige hofarts Cop (Kopp). Men was er hervormingsgezind en sympathiseerde met figuren als Erasmus, Danès, koningin Margaretha van Navarra (zuster van Frans I) en haar hofprediker Roussel. Bijzonder bevriend was Calvijn met de derde zoon Nicolas, medicus en docent in de filosofie aan het Barbaracollege. (Dit bestaat nog als particuliere middelbare school.) Op 10 oktober 1533 werd Nicolas Cop gekozen tot rector van de Parijse universiteit. Een zijner eerste ambtsdaden was het laten desavoueren van de Sorbonne -theologische faculteit- die eigenmachtig een stichtelijk dichtwerk van koningin Margaretha van Navarra op de lijst van verboden boeken had geplaatst.

Nicolas Cop zou echter, indirect, nog meer doen voor de vernieuwingsbeweging in de kerk. Ter gelegenheid van Allerheiligen (1 nov. 1533) moest de rector, in de universiteitskerk, de traditionele toespraak houden voor professoren en studenten. Op Cops verzoek redigeerde Calvijn, die door studie van het Grieks, goed vertrouwd was met het Nieuwe Testament, de tekst van de rectorale rede.

Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen (Mtth. 5 : 3), dat was Cops, of liever Calvijns uitgangspunt. De rector begon met de Wet (O.T.) en het Evangelie tegenover elkaar te stellen. De Wet met haar voorschriften en bedreigingen; het Evangelie van Jezus Christus dat ons de onmetelijke liefde Gods verkondigt. Fel valt de spreker de spitsvondigen aan, die steeds met elkaar redetwisten, maar die nooit spreken over het geloof en over de liefde Gods voor alle mensen. Er zullen er misschien zijn, die tegenwerpingen maken tegen de leer van de zaligheid uit genade, en zich daarbij beroepen op de tekst uit Mtth. 5 : 3 . Maar, vervolgt de spreker, men make onderscheid tussen 'loon' en 'beloning'. En dan geeft hij dit voorbeeld: wanneer een zoon alles doet om te voldoen aan zijn plichten t.o.v. zijn vader, dan heeft hij daarmede niet, als loon voor zijn werken, de erfenis verdiend! De erfenis die hij zal krijgen, is eenvoudig een beloning. Zo is het ook, aldus Cop of hever Calvijn, met het eeuwige leven... Denkend aan de vele bij belgetrouwen die reeds door toedoen van de Inquisitie ter dood zijn gebracht, zegt de rector dan, dat de wereld en de bozen gewoon zijn om hen, die zich beijveren om de kennis van het ware Evangelie te verbreiden, ketters en verdoemden te noemen. Maar de slachtoffers van de vervolgingen zijn benijdenswaardig, omdat zij hun beproevingen lijdzaam verdragen. Tenslotte spreekt Cop de vurige wens uit, dat de vrede in de kerk gebouwd moge worden door de kracht van het Woord, liever dan door het geweld van het zwaard.

Al had Cop gesproken, Calvijn had geschreven. Zijn bronnen waren Luther en Erasmus geweest. In het eerste deel van zijn Calvijnbiografie (7 dln. in kwarto, 1899-1927), noemt E. Doumergue de toespraak van 1 nov. 1533 het 'eerste manifest van de protestantse partij'. In 1903 vertaalde W. F. A. Winckel deel I van Doumergues standaardwerk in het Nederlands.

Twee franciscanermonniken dienden een aanklacht tegen Cop in bij het parlement (toen: rechtbank). Maar, daar de universiteiten rechtsgezag hadden over hun professoren en studenten, weigerde Cop om voor het parlement te verschijnen. Hij riep een algemene vergadering bijeen van de vier faculteiten: Kunsten (letteren enz.). Medicijnen (die van Cop), Rechten en Theologie. Na een stormachtige discussie viel de uitspraak: de twee eerste faculteiten waren vóór de rector, de beide andere veroordeelden hem.

Reeds maakten gerechtsdienaren zich op om Cop te arresteren, maar deze kon bijtijds vluchten. Zo snel, dat hij het zegel van de universiteit meenam! Het is nooit teruggekomen. In januari 1534 was Cop in veiligheid in Bazel, de stad waar zijn familie vandaan kwam. Calvijn, die in het Fortetcollege woonde, zou ook gearresteerd worden. Doch, toen de baljuw en zijn mannen kwamen, bleek Calvijn al gevlucht te zijn. Naar men heeft gezegd, langs een touw dat uit een raam hing aan de achterzijde van het gebouw. Toen deze kant bij een afbraak, in de vorige eeuw, zichtbaar geworden was, heeft men een foto van het bewuste raam gemaakt. Deze is te vinden, onder nummer 12, in J. Viénot: Histoire de la réforme française, deel 1.

Na zijn vertrek uit het Fortetcollege reisde Calvijn veel. Hij vertoefde o.a. aan het hof van Margaretha van Navarra, te Nérac. In 1534 deed hij in zijn geboortestad Noyon afstand van de beneficiën, inkomsten die hem destijds ter beschikking waren gesteld als a.s. priester. Met deze afstand was de breuk van Calvijn met Rome definitief geworden! Tegen het eind van 1534 is hij bij Cop in Bazel, waar hij zijn 'Institutio christianae religionis', een uiteenzetting van het christelijk geloof, voltooide. Het werk werd in 1536 anoniem gedrukt, de eerste Franse uitgave is van 1541.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1982

Protestants Nederland | 8 Pagina's

Calvijns breuk met Rome

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1982

Protestants Nederland | 8 Pagina's